Nederlandse Volksbeweging (NVB)
De Nederlandse Volksbeweging (NVB) was een politieke vernieuwingsbeweging die, na een eerste aanzet tijdens de Bezetting, in mei 1945 werd opgericht. De beweging streefde naar de vorming van een progressieve partij en naar doorbreking van de vooroorlogse scheidslijn tussen confessionele en niet-confessionele partijen. De NVB wilde zelf geen politieke partij worden, maar alleen een voortrekkersrol vervullen.
Inhoudsopgave
Het ontstaan van de NVB was terug te voeren op besprekingen die gegijzelde politici in de jaren 1942/1943 met elkaar voerden in gijzelaarskamp 'Beekvliet' in Sint-Michielsgestel. Deels waren zij eerder betrokken geweest bij de Nederlandse Unie1.
Voormannen van de beweging waren Willem Banning2 en Willem Schermerhorn3. Schermerhorn werd in 1945 formateur en minister-president. In zijn kabinet zaten enkele NVB'ers (Lieftinck, Van der Leeuw4, Logemann5, Van Roijen6).
Een studiecommissie politieke partijen uit de NVB onderhandelde in november en december 1945 onder leiding van Banning met vertegenwoordigers van SDAP7, VDB8, CDU9, CHU10 en RKSP11 over vorming van een brede progressieve partij. CHU en RKSP kozen echter voor een eigen koers.
Na de terugkeer van een katholieke partij (december 1945 oprichting KVP12) en de vorming van de Partij van de Arbeid (februari 1946), waarvan sociaaldemocraten, vrijzinnig-democraten, progressieve christenen en politieke 'daklozen' deel uitmaakten, was de rol van de NVB uitgespeeld. De organisatie bleef nog wel enkele jaren bestaan. De oprichting van de KVP en de terugkeer van vooroorlogse partijen (ARP, CHU) betekenden feitelijk dat de NVB haar doelstellingen niet had bereikt en dat de doorbraak13 was mislukt.
In een oproep in de dagbladen in mei 1945 werd gevraagd aan te sturen op een nieuwe gemeenschap, voortkomend uit christendom en humanisme. Er diende een personalistisch socialisme te komen, waarbij ieder zich medeverantwoordelijk voelde voor een rechtvaardige en bezielde gemeenschap.
-
-ontplooiing van de menselijke persoonlijkheid
-
-vernieuwing en beveiliging van het gezinsleven
-
-verheffing van de arbeid in een geordend bestel
-
-versterking van de nationale gemeenschap
-
-staatkundige vernieuwing en hervorming van de democratie in personalistische geest
-
-politiek partijleven langs andere scheidslijnen dan voor 1940; het verlaten van antithese en klassenstrijd
-
-medezeggenschap in organisaties van bedrijf en cultuur
-
-opbouw van een nieuwe gemeenschap met de overzeese gebiedsdelen
-
-actieve buitenlandse politiek, mede als bijdrage tot de internationale rechtsorde
-
-trouw aan Oranje
Tot leidende figuren van de NVB behoorden, naast Schermerhorn en Banning:
-
-mr. L. Einthoven (voormalige voorman van de Nederlandse Unie)
De Nederlandse Volksblad had een eigen weekblad ('Je Maintiendrai').
Meer over
- 1.De Nederlandse Unie was een organisatie tijdens de Duitse bezetting, die werd geleid door prof.dr. J.E. de Quay, mr. L. Einthoven en dr. J. Linthorst Homan. De organisatie streefde naar nationale saamhorigheid, onder erkenning van de gewijzigde verhoudingen (namelijk de Duitse bezetting). De Nederlandse Unie ging op 24 juli 1940 van start na een oproep in de Nederlandse dagbladen om zich bij de beweging aan te sluiten. De organisatie wist binnen een week na de oproep meer dan honderdduizend leden te werven en dat aantal steeg daarna tot ruim negenhonderdduizend.
- 2.Gezaghebbend religieus-socialist, partijbestuurder en medeoprichter van de PvdA. Was aanvankelijk onderwijzer, maar kreeg later gelegenheid om theologie te gaan studeren. Kwam toen in aanraking met het marxisme. Na zijn studie vrijzinnig-hervormd predikant en vanaf eind jaren'20 voorman van de religieus-socialistische beweging in Nederland. Tevens hoogleraar in Leiden. Partijbestuurder van de SDAP en vooraanstaand pacifist. Na de bevrijding actief in de Nederlandse Volksbeweging en voorzitter van het oprichtingscongres van de PvdA.
- 3.Medeinitiatiefnemer van de Nederlandse Volksbeweging en medeoprichter van de PvdA, die in opdracht van Wilhelmina in 1945 met Drees een kabinet formeerde waarvan hij minister-president werd. Na de verkiezingen van 1946 benoemd tot voorzitter van de Commissie-Generaal voor Nederlands-Indië om met de Indonesiërs te onderhandelen; een functie die hem veel smaad opleverde. Enige jaren Tweede Kamerlid en daarna teruggekeerd in de wetenschap. Als Eerste Kamerlid een gezaghebbend woordvoerder onderwijs en ontwikkelingssamenwerking. Nuchtere Noord-Hollandse boerenzoon die als Delfts geodetisch ingenieur een wereldvermaard geleerde werd door de introductie van fotogrammetrie in de luchtkartering. Was in de jaren dertig actief als voorzitter van 'Eenheid door Democratie'. In de bezettingstijd betrokken bij het hooglerarenverzet en gijzelaar in Sint-Michielsgestel. Pas tegen het eind van zijn leven kreeg hij de waardering die hij verdiende.
- 4.Eerste naoorlogse minister van Onderwijs. Was in 's-Heerenberg hervormd predikant en werd in 1918 in Groningen hoogleraar geschiedenis van de godsdiensten. Publiceerde veel en was een vooraanstaand theoloog. Grote kenner van kerkmuziek. Schoonzoon van een CHU-Tweede Kamerlid, maar werd als aanhanger van de doorbraakgedachte zelf in 1946 lid van de PvdA. Stelde als minister in het kabinet-Schermerhorn/Drees diverse partijgenoten aan in de top van zijn departement. Streefde een actieve cultuurpolitiek en vorming van een nationale omroep na. Kon echter niet veel van zijn vernieuwingsideeën tot stand brengen.
- 5.Minister van Overzeese Gebiedsdelen in het kabinet-Schermerhorn/Drees die te maken kreeg met het uitroepen van de Republiek Indonesia en de daarop volgende vrijheidsstrijd van de Indonesiërs. Wilde niet met Soekarno onderhandelen vanwege diens banden met de Japanners tijdens de oorlog. Voerde op landgoed 'De Hoge Veluwe' wel besprekingen met andere Indonesiërs over de toekomst van Nederlands-Indië. Was voor de oorlog hoogleraar staatsrecht in Batavia (het latere Djakarta) en behoorde in Nederlands-Indië tot 'de Stuw'-groep van progressieve bestuurders en hoogleraren. Werd daarom in rechtse kringen gewantrouwd. Na zijn ministerschap korte tijd Tweede Kamerlid en daarna wederom hoogleraar, ditmaal in Leiden.
- 6.Diplomaat met grote staat van dienst, die in het kabinet-Schermerhorn/Drees minister van Buitenlandse Zaken was. Speelde een belangrijke rol in het (politieke) verzet. Trad als diplomaat in de voetsporen van zijn vader en werd later topambtenaar op Buitenlandse Zaken. Was als minister aanvankelijk plaatsvervanger van Van Kleffens en later (vier maanden) diens opvolger. Na zijn ministerschap ambassadeur in Canada, de Verenigde Staten en Groot-Brittannië. In 1949 leidde door hem gevoerde onderhandelingen tot de Van Roijen-Roem-verklaring die uitzicht bood op beëindiging van het Nederlands-Indonesische conflict. In 1962 was hij als diplomaat nauw betrokken bij het oplossen van de Nieuw-Guineakwestie. Hoffelijke en voorkomende man, die diverse hoge onderscheidingen verwierf.
- 7.De Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) was een sociaaldemocratische partij, die lange tijd tevens republikeins en antimilitaristisch was. De SDAP werd in 1894 opgericht en kan als opvolger van de revolutionair-socialistische SDB (Socialistenbond) worden beschouwd. De partij was onderdeel van de socialistische zuil en nauw verbonden met organisaties als het NVV, dagblad Het Volk, de Arbeiderspers en de VARA. In 1946 ging de SDAP met VDB en CDU op in de PvdA.
- 8.De Vrijzinnig-Democratische Bond VDB was een links-liberale partij, die in 1901 werd opgericht. In zekere zin is zij als voorloper van D66 te beschouwen. De partij werd gevormd door van de Liberale Unie afgescheiden leden en door voormalige Radicale Bonders. Richtte zich onder meer op internationale ontwapening, emancipatie van de vrouw en invoering van een staatspensioen.
- 9.De CDU was een protestants-christelijke, antimilitaristische partij. De partij ontstond in 1926 uit drie kleine christen-socialistische partijen. Na de Tweede Wereldoorlog ging de CDU op in de Partij van de Arbeid.
- 10.De CHU was een christendemocratische politieke partij, die vooral aanhang had onder Nederlands-Hervormden. De CHU kende een los partijverband en daarom was er sprake van een unie. De CHU ontstond in 1908 door samengaan van de Christelijk-Historische Partij en de Friese Bond van christelijk-historischen. In 1980 fuseerde de CHU met ARP en KVP tot het CDA.
- 11.De RKSP werd formeel op 3 juni 1926 opgericht als katholieke partij en was de voorloper van de KVP. Daarvoor waren de katholieken georganiseerd in de Algemeene Bond van RK-kiesverenigingen, die informeel ook al RKSP werd genoemd. Deze bond was in mei 1904 ontstaan. In de Tweede Kamer was in 1893 voor het eerst sprake van een RK-Kamerclub. Vanaf 1918 was er een RKSP-fractie. In Eerste Kamer kwamer er omstreeks 1922 een fractie.
- 12.De KVP was een christendemocratische partij, die, hoewel zij voor iedereen openstond, vrijwel uitsluitend aanhang had onder de katholieken. De partij was in 1945 de opvolger van de vooroorlogse RKSP. In 1980 fuseerde zij met ARP en CHU tot het CDA. De KVP had met name in sommige streken (Limburg, Noord-Brabant, delen van Gelderland, Twente) een sterke machtspositie.
- 13.Na de Tweede Wereldoorlog streefden progressieven naar een zogenaamde 'doorbraak': niet langer moest het 'geloof' bepalend zijn voor de politieke keuze. Progressieve katholieken en protestanten dienden zich aan te sluiten bij sociaaldemocraten en vrijzinnig-democraten in één progressieve partij.
- 14.Katholieke hoogleraar psychologie, die tussen 1959 en 1963 het eerste naoorlogse kabinet zonder socialisten leidde. Kreeg in 1940 landelijke bekendheid als leider van de (omstreden) Nederlandse Unie. Werd aan het einde van de oorlog minister van Oorlog en daarna Commissaris van de Koningin in Noord-Brabant. Bevorderde in laatstgenoemde functie de industrialisatie van die provincie. Na een moeizame formatie in 1959 leider van een confessioneel-liberaal kabinet. Verklaarde nadien bij meerdere gelegenheden premier 'tegen wil en dank' te zijn. Was wel een goed teamleider en werd tamelijk populair. Keerde in 1963 desondanks niet terug als premier. Wilde slechts vicepremier onder Zijlstra worden, maar de KVP gaf de voorkeur aan een katholieke premier. Werd in 1963 wel Eerste Kamerlid, maar zag daar af van het fractievoorzitterschap. Vicepremier en minister van Verkeer in het interimkabinet-Zijlstra. Regent met oog voor persoonlijke verhoudingen.
- 15.Bestuurder van christelijk-historischen huize, die na de bevrijding 'doorbrak' naar de PvdA. Voor de oorlog secretaris van de Rotterdamse Kamer van Koophandel en lid van de hoofdredactie van het CH-dagblad De Nederlander. In 1946 wethouder van Rotterdam. Werd na een korte periode Tweede Kamerlid te zijn geweest in 1948 burgemeester; eerst van Delft en daarna van Rotterdam. Combineerde dat met het Eerste Kamerlidmaatschap. Stond bekend als een regent met gevoel voor decorum. Door zijn integriteit, toewijding en bestuurskracht was hij echter zeer gezien bij de Rotterdamse bevolking.
- 16.Limburgse politicus uit een Zeeuws-Vlaamse familie, die in het laatste oorlogskabinet (kabinet-Gerbrandy III) minister van Sociale Zaken was. Had in die functie ook bemoeienis met het mijnwezen, een sector waarin hij werkzaam was geweest. Was zowel actief in de Nederlandse Unie als de Nederlandse Volksbeweging. Na de oorlog voorzitter van de Mijnindustrieraad en Tweede en Eerste Kamerlid voor de KVP. Ook in de beide Kamers hadden vooral mijnbouwaangelegenheden zijn belangstelling.
- 17.Bijna vijfentwintig jaar buitenland-woordvoerder van de PvdA-Tweede Kamerfractie. Katholieke leraar en journalist bij het corporatische en 'groot-Nederlands'-gezinde blad Brabantia Nostra. Werd in het begin van de bezetting actief bij de Nederlandse Unie als exponent van de vleugel die weinig op had met de parlementaire democratie. Schoof door de Nazi-terreur echter op in democratische richting, werd journalist bij illegale bladen en brak in 1945 via de Nederlandse Volksbeweging door naar de PvdA. Was in die partij één van de leidende figuren van de Katholieke Werkgemeenschap. In de Kamer een belangrijk woordvoerder over Europese eenwording, vrede en veilgheid en vooral ontwikkelingssamenwerking, waarvoor hij zich als één van de eersten sterk maakte.
- 18.Vooraanstaande Brabantse 'doorbraak'-socialist en voorman van de Katholieke Werkgemeenschap in de PvdA. Vicevoorzitter van de PvdA-Tweede Kamerfractie en in 1959 en 1963 PvdA-lijsttrekker in de zuidelijke provincies. Was in 1954 de voornaamste woordvoerder van de katholieken in de PvdA die zich keerden tegen het 'Mandement'. Hield zich als Kamerlid vooral bezig met culturele zaken en Koninkrijksaangelegenheden. Had grote belangstelling voor monumentenzorg. Verliet in 1970 de Kamer, omdat hij lid van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant was geworden.
- 19.Vooraanstaande sociaaldemocratisch politicus en vakbondbestuurder. Vertegenwoordiger van de (socialistische) vakbond in de PvdA-Tweede Kamerfractie. Typische selfmade man, die het in 1952 tot minister van Sociale Zaken bracht. Werd vooral bekend doordat hij de AOW tot stand bracht, maar tot zijn wetgevende prestaties behoren ook de Gezondheidswet en de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening. Ontwierp de Algemene Weduwen- en Wezenwet. Keerde in 1959 terug in het parlement en werd in 1960 partijvoorzitter. In 1965 minister van Verkeer en Waterstaat in het kabinet-Cals. Werd reeds toen tussentijds uitgeschakeld door ziekte, en overleed enkele maanden na de val van het kabinet. Uitstekend spreker, die helder ingewikkelde onderwerpen kon uitleggen, en gewaardeerd minister, die het debat niet uit de weg ging.
- 20.Linkse journalist, die voorman in het verzet was en na de oorlog buitenland-woordvoerder van de PvdA-Tweede Kamerfractie. Schreef tijdens de Bezetting onder het pseudoniem 'Pieter 't Hoen' in verzetskranten (met name Het Parool). Was als PvdA-Kamerlid tegenstander van de Indië-politiek van de kabinetten-Drees, maar werd na een bezoek aan Indonesië in 1952 een even felle opponent van het Soekarno-regime. Met De Kadt in de jaren vijftig de meest uitgesproken anticommunist in de PvdA-Tweede Kamerfractie. Keerde zich eind jaren zestig tegen de in zijn ogen te anti-Amerikaanse koers van de PvdA en verliet in 1970 zijn partij. Eén van de grondleggers van DS'70.
- 21.Een politieke partij is een groep van politieke geestverwanten. Politieke partijen streven vaak meer dan één doel na, zoals bevordering van werkgelegenheid, een eerlijke inkomensverdeling, een schoon milieu of het bestrijden van criminaliteit. Omdat niet iedereen deze doelen op dezelfde wijze nastreeft, zijn er meer partijen ontstaan.
- 22.Deze periode wordt geheel beheerst door de internationale toestand. De herbewapening en annexatiedrift van Nazi-Duitsland mondden in 1939 uit in de Tweede Wereldoorlog. Na de val van het vijfde kabinet-Colijn was dat jaar een kabinet-De Geer aangetreden waarin voor het eerst sociaaldemocraten waren opgenomen. Kort na het aantreden van het kabinet werd het Nederlandse leger gemobiliseerd. Een paar dagen later brak, met de inval van Duitsland in Polen, de oorlog uit.