Oprichting Europees Openbaar Ministerie (EOM)

Met dank overgenomen van Europa Nu.
EU-vlag en Vrouwe Justitia (Europees Openbaar Ministerie)
Bron: © European Union

In 2017 besloten 22 EU-lidstaten i nauwer te gaan samenwerken in een Europees Openbaar Ministerie (EOM) i. Het Europees Openbaar Ministerie is in de deelnemende lidstaten verantwoordelijk voor de bestrijding van fraude en corruptie met EU-gelden. Nederland koos er aanvankelijk voor om niet aan het EOM deel te nemen, maar besloot uiteindelijk toch aan te sluiten.

Het plan voor een Europees Openbaar Ministerie leidde in eerste instantie tot veel weerstand binnen de nationale parlementen. Het zou immers de soevereiniteit van lidstaten aan kunnen tasten en wellicht strijdig zijn met het subsidiariteitsbeginsel i. Daarnaast waren lidstaten bang dat deelname ten koste zou gaan van de nationale opsporingscapaciteit. Veel nationale parlementen verwierpen het eerste voorstel met een gele kaart i, waardoor de Commissie i het voorstel moest heroverwegen.

In 2018 stemden de Eerste en Tweede Kamer in met Nederlandse deelname aan het EOM. In september 2018 kwam de Commissie met een nieuw (niet-wetgevend) voorstel over uitbreiding van de bevoegdheden van het Europees OM naar grensoverschrijdende terroristische misdrijven. De Tweede Kamer startte een politieke dialoog i met de Commissie over dit voorstel. Het EOM is in juni 2021 van start gegaan.

1.

Oprichting Europees Openbaar Ministerie

De Europese Commissie kwam in juli 2013 met het voorstel een Europees Openbaar Ministerie op te richten om fraude met Europees geld te voorkomen. Het doel van het initiatief is het verbeteren van de huidige inefficiënte aanpak van fraude met EU-gelden zou ervoor zorgen dat EU-gelden beter geïnvesteerd kunnen worden. De EU heeft geen bevoegdheid om nationale openbare ministeries onderzoeken in te laten stellen. De situatie is nu nog zo dat de inspanningen van aanklagers voor zaken betreffende EU-gelden in de verschillende lidstaten wijd uiteenlopen.

Jaarlijks spelen circa 2.500 zaken rond het EU-budget. Minder dan de helft daarvan kan worden opgevolgd met concrete juridische stappen. In de zaken waarin wél juridische stappen worden gezet, leiden deze stappen in maar 42,3 procent van de gevallen tot een veroordeling. Dit terwijl naar schatting jaarlijks voor 500 miljoen euro wordt gefraudeerd met EU-gelden. Een Europees Openbaar Ministerie moet dit probleem verhelpen.

In maart 2014 keurde het Europees Parlement i een eerste voorstel voor een Europees Openbaar Ministerie goed, maar 19 nationale parlementen hadden twijfels en spraken zich uit tegen de komst van een Europees Openbaar Ministerie. Omdat genoeg parlementen tegen het voorstel waren - een kwart van de nationale parlementen volstond in dit geval - werd er een gele kaart i getrokken. Veel parlementen waren tegen het voorstel, omdat zij vonden dat de instelling van een Europees Openbaar Ministerie de soevereiniteit van de lidstaten aan zou tasten en strijdig zou zijn met het subsidiariteitsbeginsel i.

Het gevolg hiervan was dat de Europese Commissie het voorstel opnieuw in overweging moest nemen.

In het nieuwe voorstel spelen lidstaten een grotere rol bij de organisatie van het Europees Openbaar Ministerie. Een meerderheid van de lidstaten ging in juni 2015 akkoord over de opzet van de organisatie van het Europees Openbaar Ministerie.

Het Nederlandse EU-voorzitterschap i deed in de eerste helft van 2016 een voorstel voor een aantal aanpassingen voor het rechterlijk toezicht op het Europees Openbaar Ministerie:

  • het EOM wordt gecontroleerd door nationale rechtbanken op basis van nationaal recht
  • nationale rechters kunnen het Europees Hof van Justitie i vragen te oordelen of het handelen van het EOM rechtmatig is op basis van het EU-recht
  • nationale rechters kunnen het Hof ook vragen uitleg te geven in geschillen tussen het EOM en nationale autoriteiten over de bevoegdheid van de rechter
  • in een beperkt aantal gevallen (onder andere als het gaat om bescherming van gegevens en toegang tot documenten) hebben individuele betrokkenen een direct beroepsrecht tegen het EOM bij het Hof

Dit voorstel is in het najaar van 2016 door de Raad i besproken. Tijdens een vergadering van de Raad Algemene Zaken i in februari 2017 bleek dat er geen unanimiteit was onder de EU-lidstaten voor de oprichting van een Europees OM. Zweden blokkeerde het voorstel.

2.

Kopgroep

In maart 2017 behandelde de Europese Raad i het voorstel. Ditmaal was de conclusie van de vergadering dat het pad geëffend was voor nauwere samenwerking tussen de 17 lidstaten die het voorstel steunden.

In de Raad Justitie i van juni 2017 waren er twintig lidstaten die aangaven interesse te hebben in de instelling van een Europees Openbaar Ministerie. Het Europees Parlement stemde op 5 oktober 2017 in met de oprichting van een Europees OM, en de Raad ging op 12 oktober 2017 met de instelling akkoord. Op 20 november 2017 was de oprichting van het Europees OM een feit.

Nederland sloot zich op 1 augustus 2018 bij het EOM aan. Malta was op 7 augustus 2018 de 22e lidstaat die zich aansloot.

In september 2018 maakte de Europese Commissie bekend dat het de bedoeling is dat het mandaat van het EOM uitgebreid wordt naar terrorismezaken. Hierover is echter nog geen beslissing genomen door het Parlement en de lidstaten.

Naar verwachting zal het EOM begin 2021 operationeel worden voor de deelnemende lidstaten. Overige lidstaten kunnen beslissen later aan te sluiten.

3.

Nederland en het EOM

Binnen de Nederlandse politiek bestond aanvankelijk weerstand tegen het voorstel van de Europese Commissie. Verschillende partijen vonden dat een Europees Openbaar Ministerie in strijd was met het subsidiariteitsbeginsel i. Zowel de Tweede als de Eerste Kamer stuurden een subsidiariteitsbezwaar naar de Commissie om hun bezwaar kenbaar te maken. In november 2016 kondigde het kabinet-Rutte II aan akkoord te gaan met het aangepaste voorstel. De Tweede Kamer stemde echter tegen het voorstel waardoor Nederland niet mee zou doen aan het Europees Openbaar Ministerie.

Na de Tweede Kamerverkiezingen in 2017 werd daarentegen tijdens de formatieonderhandelingen voor het kabinet-Rutte III besloten dat het nieuwe kabinet toch inzet op Nederlandse deelname. De nieuwe coalitie van VVD, CDA, D66 en ChristenUnie sprak in het regeerakkoord haar steun uit voor het EOM. Op 26 januari 2018 kondigde Nederland dat nieuwe voornemen aan op een informele top. Inmiddels hebben zowel de Tweede Kamer als de Eerste Kamer aangegeven geen bezwaar te hebben tegen Nederlandse deelname aan het EOM, waarna de regering in mei 2018 een verzoek tot deelname deed. De Europese Commissie keurde het verzoek van Nederland goed, en op 1 augustus 2018 sloot Nederland zich bij het EOM aan.

De Commissie heeft in september 2018 bekendgemaakt dat zij de bevoegdheid van het EOM wil uitbreiden naar grensoverschrijdend terrorisme. Het kabinet heeft aangegeven dat zij geen meerwaarde ziet in de uitbreiding van het mandaat. Dit omdat terrorismebestrijding overal al erg hoog op de prioriteitenlijst staat en vaak verweven is met andere criminele activiteiten op lokaal niveau. Nederland ziet samenwerking op dit gebied vooral in de vorm van informatie-uitwisseling en vindt dat het EOM eerst een tijd in functie moet zijn om te kunnen beoordelen of het zijn taken op het gebied van fraude überhaupt kan uitvoeren. Er is vanuit Nederland daarom geen politieke steun voor dit voorstel.

Ook de Tweede Kamer zette vraagtekens bij dit nieuwe voorstel. In november 2018 besloot de Kamer een politieke dialoog i met de Commissie te starten. Van een gele kaart-procedure i is in dit geval geen sprake, omdat het voorstel van de Commissie niet-wetgevend is.

4.

Meer informatie