Twee bedenkingen bij de bankenunie - Hoofdinhoud
De eerste stap naar een Europese Bankenunie wordt waarschijnlijk eind dit jaar genomen, met de Europese Centrale Bank (ECB) in de hoofdrol als nieuwe Europese toezichthouder op de banken. Deze week stemmen we in het Europees Parlement over de eisen die er aan zo'n Europese toezichthouder gesteld moeten worden. Daarover wordt dus flink gedebatteerd - maar dat blijft vreemdgenoeg binnenshuis. Het brede publieke debat over deze ingrijpende stap - die de bankenunie inhoudt - laat vreemd genoeg op zich wachten.
Dat de Europese bankenunie er moet komen, daarover is weinig verschil van mening, want er zijn veel goede argumenten voor deze unie te vinden. Binnen Europa is de financiële sector sterk onderling verweven, terwijl het toezicht nog grotendeels nationaal geregeld is. Als er banken omvallen, in meerdere landen, is er ook geen Europees instrument om de schade te beperken. Een betere Europese integratie van de financiële sector vraagt dus om meer centraal toezicht en om een Europees afhandelingsmechanisme.
Ik heb twee bedenkingen bij de Bankenunie.
Ten eerste krijgt de ECB-afdeling die straks zal zorgen voor het toezicht erg veel macht. Het toezicht kan er zelfs toe leiden dat banken worden gesloten. Dat zijn verregaande - en in essentie politieke! - beslissingen met duizenden arbeidsplaatsen in het geding. Dat wordt in de meeste lidstaten nog onvoldoende beseft.
De top van de nieuwe toezichthouder wordt benoemd door Raad en Europees Parlement. Dat zorgt voor enige invloed. De ECB-ambtenaren kunnen daarnaast over hun besluiten gehoord worden, door het Europees Parlement en door de betrokken nationale parlementen. Maar wegsturen is vrijwel onmogelijk. De democratische controle is dus beperkt.
Als het de Europese Commissie zou zijn die met deze toezichtstaak belast werd, dan kreeg het Europees parlement er meer invloed op: het kan de Commissie namelijk naar huis sturen.
Als er een Europese regering zou zijn, dan zou die verantwoordelijk worden voor dit soort besluiten, zoals onze minister van Financiën besluit over het al dan niet redden van banken. Maar zo'n regering is er niet, bij gebrek aan politieke wil van nationale regeringen. Het is ondertussen de ECB die deze overduidelijk politieke rol krijgt toebedeeld.
Ondanks de urgentie van betere controle op de financiële wereld blijft het toch vreemd en onwenselijk dat er nauwelijks discussie is over het optuigen van de ECB als machtige toezichthouder. Er wordt te weinig nagedacht over de noodzaak om de nieuwe Europese instelling te voorzien van de nodige controle.
Ten tweede komt de bankenunie er zonder dat de lidstaten eerst schoon schip maken met hun eigen zwakke banken. De EU wordt dus straks gezamenlijk verantwoordelijk voor banken waarvan de nationale regeringen het niet hebben aangedurfd om de zwakke onderdelen aan te pakken. Het is een begrijpelijke angst van met name Duitsland dat het Europese noodfonds ESM zal worden aangesproken voor problemen die voor lidstaten zelf te pijnlijk waren. De sociaaldemocratische fractie in het Europees Parlement stelt nu voor om de lidstaten nationale fondsen te laten opzetten voor de afhandeling van hun zwakke banken.
Dit debat, over zowel de democratische legitimiteit als de gezondheid van de komende bankenunie, is nog verre van uitgekristalliseerd. Het zou goed zijn om het in Nederland en in de andere lidstaten aan de orde te stellen. Zeker is in elk geval dat een Europese bankenunie geen wondermiddel is.
Het is een vreemde keuze, de stap naar een Europese Bankenunie met de ECB aan het roer, en met een afhandelingsmechanisme zonder helderheid over de gezondheid van de nationale bankensectoren. Het is een keuze die staat op het drijfzand van een Europese Unie die maar half durft te kiezen: wel voor een Europees afhandelingsmachanisme voor de banken, maar niet voor de zware nationale verantwoordelijkheid om eerst schoon schip te maken. Wel voor een Bankenunie, maar niet voor de politieke eenheid waarmee de verantwoordelijkheid daar komt te liggen waar die hoort: bij de politiek.