Oud en Nieuw - Hoofdinhoud
De nieuwjaarsnacht moet bol staan van tradities en gezelligheid. Ieder jaar vinden er echter weer incidenten plaats. Naar aanleiding van ongeregeldheden tijdens afgelopen Oud en Nieuw stelden collega Van der Steur en ik vragen aan de minister van V&J. Hierbij de antwoorden. Streng optreden blijft noodzakelijk.
Antwoorden kamervragen van de leden Dijkhoff en Van der Steur (beiden VVD) aan de minister van Veiligheid en Justitie over de berichten ‘Lagere straffen snelrecht Den Haag’ en ‘Lage straffen voor incidenten tijdens Oud en Nieuw’ (ingezonden 4 januari 2014, nr. 2013Z00090)
Vraag 1:
Bent u bekend met de berichten ‘Lagere straffen snelrecht Den Haag’ 1) en ‘Lage straffen voor incidenten tijdens Oud en Nieuw’? 2)
Antwoord 1:
Ja.
Vraag 2:
Hoeveel incidenten betreffende geweld tegen hulpverleners hebben zich voorgedaan tijdens de laatste jaarwisseling en van welke ernst waren deze incidenten?
Antwoord 2:
Op 14 januari 2013 zond ik uw Kamer het “Landelijk beeld jaarwisseling 2012-2013”, met daarin gedetailleerde gegevens over het aantal gevallen van geweld tegen hulpverleners, uitgesplitst naar belediging, bedreiging, openlijke geweldpleging, mishandeling en (poging tot) zware mishandeling of dood door schuld. Kortheidshalve verwijs ik u naar de tabellen 4a en 4b in deze rapportage.[1] Gelijktijdig met de antwoorden op de onderhavige vragen stuur ik uw Kamer een actualisatie van de in mij eerdere brief verstrekte cijfers.
Vraag 3:
Hoeveel incidenten zijn door middel van een Openbaar Ministerie-afdoening (OM-afdoening) en/of transactie afgedaan? Is in die gevallen ook een sanctie van 200% opgelegd dan wel geaccepteerd?
Antwoord 3:
Gedurende de afgelopen jaarwisseling zijn in totaal 732 personen aangehouden voor een misdrijf dat verband hield met de jaarwisseling. Van de 732 zaken zijn inmiddels 485 zaken beoordeeld door de officier van justitie. In 174 van die reeds beoordeelde zaken is besloten tot een OM-strafbeschikking, een transactie of een voorwaardelijk sepot. Bij de beoordeling van deze zaken is consequent rekening gehouden met de BOS/Polaris-richtlijnen en de daarin vastgelegde verhoging met 200% indien sprake is van geweld tegen een hulpverlener. Of alle betrokkenen de verhoogde boete hebben geaccepteerd kan gelet op de betalingstermijnen nog niet worden vastgesteld.
Vraag 4:
Zijn de incidenten die aan de rechter zijn, dan wel worden, voorgelegd zoveel mogelijk afgehandeld door middel van toepassing van supersnelrecht dan wel snelrecht?
Antwoord 4:
Ja. Zaken die zich daarvoor lenen zijn zo veel mogelijk via supersnelrecht of snelrecht afgedaan. In 215 van de reeds door de officier van justitie beoordeelde zaken heeft deze besloten om de verdachte te dagvaarden. 16 zaken zijn inmiddels afgedaan in het kader van supersnelrecht; 16 andere zaken zullen worden behandeld op ‘gewone‘ snelrechtzittingen. Daarnaast zullen 48 zaken worden behandeld op een zogenaamde themazitting. De overige 132 zaken zullen op reguliere zittingen worden behandeld, omdat deze zich niet leenden voor (super)snelrecht.
Vraag 5:
Is het waar dat het OM een strafeis van 200% heeft ingesteld in de zaken waarin verdachten zich moesten verantwoorden voor gevallen van geweld tegen hulpverleners? Is het waar dat de rechter die verhoogde strafeis niet altijd volgt? Wat zijn daarvan de redenen?
Antwoord 5:
Ja. Een rechter kan een lagere straf opleggen als de omstandigheden van het geval of de persoon van de dader daartoe aanleiding geven.
Vraag 6:
Vormen de in de aangehaalde berichten genoemde uitspraken van de rechtbank ’s-Gravenhage een afspiegeling van een landelijk beeld of beperkt het niet volgen van de 200%-eis zich tot de Haagse rechtbank?
Antwoord 6:
In de eerste week van januari 2013 hebben in totaal 16 verdachten zich voor de supersnelrechter moeten verantwoorden. Van deze 16 zaken resulteerden 12 in een veroordeling en zijn 3 door de rechter aangehouden omdat er nog getuigen moesten worden gehoord. In één zaak werd de verdachte vrijgesproken. In 8 van de 12 zaken waarin de rechter tot een veroordeling kwam, betrof die veroordeling een (voorwaardelijke) gevangenisstraf, variërend van enkele dagen tot 10 weken. In vijf zaken was het vonnis van de rechter conform eis van het OM. Het OM is in beroep gegaan tegen de beslissing van de Haagse Rechtbank in de overige drie zaken. In twee daarvan legde het Hof net als de politierechter werkstraffen op. In één zaak heeft het Hof hoger gevonnist, en vrijwel conform de oorspronkelijke eis vier weken gevangenisstraf opgelegd, waarvan twee weken voorwaardelijk. Niet kan worden gesteld dat de uitspraken van de Haagse rechtbank significant afweken van andere rechtbanken, nu de meeste (te weten 10) zaken voor de rechtbank in Den Haag hebben gediend, 4 zaken voor de rechtbank te Utrecht en 2 zaken voor de rechtbank te Rotterdam.
Vraag 7:
Betekenen de aangehaalde uitspraken dat bestraffing via de rechter voor verdachten van geweldpleging tegen hulpverleners gunstiger uitpakt dan bestraffing via een OM-afdoening en/of een transactie?
Vraag 8:
Komt de lagere bestraffing voort uit de keuze voor de toepassing van (super)snelrecht? Zo ja, welke aanpassing acht u dan wenselijk om ervoor te zorgen dat geweld tegen hulpverleners toch snel wordt bestraft, terwijl tevens een hogere strafoplegging kan worden verzekerd?
Antwoord 7 en 8:
Nee. Zowel het OM als de rechter houden bij hun beslissing rekening met de persoon van de dader en omstandigheden waaronder het feit is gepleegd.
Vraag 9:
Deelt u de mening dat een pleger van fysiek geweld tegen een hulpverlener, die zich naar de aard van zijn functie niet kan onttrekken aan de geweldpleging, streng dient te worden bestraft, omdat hiermee een afschrikwekkende functie uitgaat van de bestraffing en dat daarmee dus het voor de hulpverlenende instanties noodzakelijke gezag ontstaat?
Vraag 10:
Wat bent u van plan om te doen om ervoor te zorgen dat geweld tegen hulpverleners toch op passende wijze kan worden bestraft? Kunt u toezeggen dat geweld tegen een hulpverlener voortaan conform de 200%-lijn zal worden bestraft?
Antwoord 9 en 10:
Er is helaas nog steeds sprake van geweld tegen werknemers met een publieke taak. Dat is onacceptabel. Pas als alle agenten, brandweerpersoneel, ambulancemedewerkers en andere medewerkers met een publieke taak hun werk onbelemmerd kunnen doen, is er reden tot tevredenheid. Hiertoe dient het programma Veilige Publieke Taak, dat een dadergericht karakter kent met elkaar versterkende kernelementen, het stellen van grenzen, het vergroten van de pakkans en het geven van een verzekerde (lik-op-stuk) reactie door werknemers, werkgevers, politie en openbaar ministerie. Het (super)snelrecht is een van de instrumenten die hierbij worden toegepast. Voor geweld tegen medewerkers met een publieke taak is naar mijn mening een verhoogde strafmaat op zijn plaats. Daarom zal het OM in dit soort zaken de strafeisen blijven verhogen met 200%.
[1] Kamerstukken II, vergaderjaar 2012-2013, 33400-VI nr. 86
Foto: bayasaa