Landroof moet worden aangepakt - Hoofdinhoud
Foto Flickr / CIFOR
Op initiatief van SP-collega Jasper van Dijk en van mij heeft in de Tweede Kamer een hoorzitting over landroof plaatsgevonden. Drie hoofdpunten zijn nodig om de negatieve effecten van Nederlandse investeringen in landbouw- en bosbouwgronden in ontwikkelingslanden te beteugelen en uit te bannen en de positieve effecten van deze grootschalige investeringen te stimuleren: transparantie, transparantie en transparantie.
De kernvragen van de zitting waren: gebruiken grote investeerders landbouwgrond dat eigenlijk door kleine lokale boeren gebruikt zou moeten worden? Houden westerse en Nederlandse investeerders zich aan de lokale regelgeving voor opkopen van land? Doen zij dat op een transparante, ontwikkelingsrelevante en milieuvriendelijke wijze?
Een voorlopige, wat onbevredigende, conclusie is wat mij betreft dat er onvoldoende informatie voorhanden is en niet genoeg transparantie in deze sector, om bovenstaande vragen überhaupt te kunnen beantwoorden.
Aanleiding voor de hoorzitting waren rapporten van Niet-Gouvernementele Organisaties. In ontwikkelingslanden worden grote investeringen in landbouw en bosbouw gedaan met geld van westerse en Nederlandse investeerders. Daarbij wordt onvoldoende rekening gehouden met de rechten en behoeften van de lokale bevolking.
Vooral als het gaat om Nederlandse investeerders en bedrijven heeft de Nederlandse overheid ook een taak om zeker te stellen dat deze bedrijven en financiële instellingen verantwoord in het buitenland aan de slag gaan.
Deze openbare hoorzitting werd in vier blokken verdeeld. Ieder blok had twee tot vier sprekers, die vanuit hun eigen perspectief de problematiek belichtten. Het eerste blok was een blok met NGO’s, die de kwalijke kanten en negatieve effecten van grootschalige investeringen in landbouw en bosbouw benadrukten. In het tweede blok kwamen twee investeerders aan bod, APG en Rabobank, die de risico’s en ook de kansen benadrukten en aangaven dat er veel aandacht aan het voorkomen van risico’s wordt besteed. Het derde blok bestond uit academici, die onderzoek hadden gedaan naar de effecten van deze investeringen. Tot slot spraken we met vertegenwoordigers van de VN en de Wereldbank.
Hoewel het dus voor mij onvoldoende mogelijk was om de hoofdvragen van de hoorzitting te beantwoorden heb ik wel een aantal punten meegenomen, die behulpzaam zijn in de zoektocht naar het beantwoorden van deze vragen. Ten eerste de uitgangspunten waar alle sprekers het over eens waren. Er is nu voldoende voedsel in de wereld om iedereen goed te voeden, schattingen zijn dat er anderhalf keer zo veel voedsel beschikbaar is om alle monden goed te voeden. De productie en distributie van voedsel verloopt echter niet goed. Ten tweede is de algemene consensus dat met de groei van de wereldbevolking en de veranderende voedselvraag in 2050 wel tot 70% meer voedsel nodig zal zijn dan nu. Ten derde konden, grove uitwassen, waarbij daadwerkelijk landroof werd gepleegd, moeilijk benoemd worden. Maar tegelijkertijd konden er ook geen goede voorbeelden worden aangedragen van investeringen die als “best practice” te boek zouden kunnen gaan.
Ook als er aan International Finance Corporation (IFC) performance standaards wordt voldaan en er vrijwillige richtlijnen zijn, zal er discussie blijven over het gebruik en rechten op een land. Het allereerste waar deze sector bij gebaat is, is meer transparantie. Meer openheid over investeringen, afspraken met lokale en nationale overheden, regelingen met de bevolking die op het land woonde of werkte en doelstellingen van de investeerder.
'Meer voedsel produceren, wil niet zeggen dat er geen honger meer is', stelde Jun Borras van het ISS. Kortom, landroof en voedselproductie zijn geen geïsoleerde thema’s. Zij moeten aangepakt worden in het bredere verband van mondiale voedselzekerheid: aanwending van schaarse landbouwgronden, productieprocessen, distributie en voedselprijzen. Maar eerst moeten alle feiten helder op tafel, vandaar: transparantie, transparantie, transparantie.