Dublin: 's ochtends op het land, 's middags op het bord

Met dank overgenomen van M. (Marije) Cornelissen i, gepubliceerd op dinsdag 15 januari 2013, 19:01.

Europarlementariërs gaan regelmatig op werkbezoek en komen dan op plaatsen in heel Europa. Marije Cornelissen probeert tijdens elke reis ook steeds een lokale voedselbank te bezoeken. We publiceren haar ervaringen in de serie Voedselbanken in Europa.

Bij de voedselbank van Dublin kun je wel heel vers voedsel halen. Met het project From Farm to Fork halen ze verse groenten en fruit direct bij de boer op, om het dezelfde dag nog door te geven aan allerlei hulporganisaties en gaarkeukens. De ochtend voor mijn bezoek hebben ze net weer honderdtachtig zakken aardappelen gehaald bij een grote aardappelteler.

Vergeten crisis

Als ik aankom bij de Dublin Foodbank zitten bezoekers net aan een middagmaal van lasagne, aardappelen en salade. De aardappelen zijn die ochtend van het land gekomen. Ik krijg na mijn rondleiding spontaan ook een bord aangeboden door manager Valerie Cummins, en ik neem het graag aan. Ik mis de officiële lunch in het Ierse parlement met de delegatie waarmee ik naar Dublin gekomen ben, omdat ik niet alleen met ministers en parlementariërs wil praten, maar ook wil kijken hoe de crisis heeft toegeslagen in Ierland. In het rijtje landen die het ergst in crisis verkeren, zoals Griekenland, Spanje en Portugal wordt Ierland vaak vergeten. Toch heeft ook Ierland bij de EU moeten aankloppen voor een noodlening en wordt er flink bezuinigd om de staatsschuld en het begrotingstekort naar beneden te brengen. De situatie is minder nijpend dan in Griekenland, maar als je er een beetje op let zijn er allerlei tekenen. Dichtgespijkerde winkelramen, veel te koop-borden, weinig mensen in pubs en restaurants. Op de radio in de taxi hoor ik een beller die vertelt dat hij in zijn winterjas aan de keukentafel zit. Hij doet de verwarming pas aan als de kinderen thuiskomen vaan school.

Vijftig cent per kilo

De Dublin Foodbank is opgericht door de liefdadigheidsinstelling Cross Care in 1989, vertelt Valerie. De aanleiding was dat winkel Marks & Spencer rond de kerst in dat jaar een hoeveelheid voedsel aanbood dat ze anders weg zouden gooien. Cross Care begon een proefproject van zes maanden, met de voedselbanken in de Verenigde Staten als voorbeeld. Na die zes maanden bleek het in een behoefte te voorzien en werd de voedselbank voortgezet. Marks & Spencer doneert inmiddels allang niet meer, maar er zijn voldoende andere donoren voor in de plaats gekomen.

De voedselbank werkt een beetje anders dan het reguliere Frans/Belgische model. Van fabrikanten, supermarkten en boeren krijgen ze voedsel, dat in een soort klein winkeltje wordt uitgestald. Hulporganisaties komen vervolgens winkelen en kiezen de goederen uit die zij nodig hebben. Ze betalen daar vijftig cent per kilo voor. Van het geld dat dit opbrengt wordt de organisatie gerund. De Dublin Foodbank is dus zelf geen liefdadigheidsinstelling met eigen donoren die geld geven, maar ontvangt op deze manier een deel van de financiële donaties die aan de hulporganisaties gegeven worden. Cross Care betaalt vier medewerkers, de rest van de organisatie bestaat uit vrijwilligers. “Vrijwilliger Victoria is al bijna 20 jaar bij ons”, zegt Valerie. “Ze is inmiddels 86 jaar oud en komt nog iedere dag werken”. Helaas is Victoria er niet als ik langskom, ik had haar graag ontmoet.

Tien stukjes vlees

Naast het voedsel dat rechtstreeks van de boer komt, zijn er een aantal fabrikanten waarmee een nauwe relatie onderhouden wordt. Kellogg's zorgt er bijvoorbeeld niet alleen voor dat er altijd cornflakes zijn, maar doneerde ook één van de busjes waarmee het voedsel opgehaald wordt. Daarnaast krijgen ze incidenteel partijen aangeleverd, zoals recent een grote stapel diepvriespizza’s. Valerie legt uit dat er op deze pizza’s niet de voorgeschreven twaalf maar slechts tien stukjes vlees zaten, en ze daarom de markt niet op mochten. De pizzafabrikant stelde wel als voorwaarde dat de pizza’s uit de verpakking gehaald moeten worden voordat ze uitgedeeld worden. Van het EU-programma voor de minst bedeelden krijgen ze een klein deel van hun voorraad, met name boter en kaas. “Het zou jammer zijn als dat ophield, maar niet onoverkomelijk”, vertelt Valerie. “Een veel groter probleem is dat er te weinig opslagruimte is, en dat we een nieuwe koelwagen nodig hebben. Voor zulke grote uitgaven schiet het budget tekort”.

Werkende armen

Op de vraag wat ze merken van de crisis antwoordt Valerie dat er niet alleen meer cliënten komen, maar dat er ook nieuwe groepen mensen aankloppen voor hulp. Een groeiende groep is de werkende armen. Mensen die wel een baan hebben, maar daarvan niet meer rond kunnen komen nu de lonen zijn gezakt terwijl de prijzen even hoog zijn gebleven.

“Deze mensen weten vaak hun weg naar hulp en bijstand niet te vinden. Mensen met een uitkering worden door de uitkeringsinstanties geholpen bij het vinden van schuldhulpverlening, sociale hulp, belastingtoeslagen voor mensen met een laag inkomen en bijzondere bijstand. Mensen die een baan hebben zitten niet in dat circuit en maken daardoor te weinig gebruik van de hulp die er is”, legt Valerie uit.

Een andere nieuwe groep zijn jongeren die net op zichzelf gaan wonen of samen gaan wonen. Waar vroeger ouders bijsprongen hebben die nu zelf ook geen geld meer. De laatste paar jaar komen er daardoor steeds meer jonge stellen naar de voedselbank.

TV-ploeg

De ruimte naast het opslagwinkeltje is heel gezellig ingericht als een soort restaurantje. Cliënten komen er dagelijks tussen de middag warm eten. Terwijl ik tussen hen in zit met mijn bordje lasagne en aardappels worden ze geïnterviewd door een TV-ploeg die een rapportage maakt over Farm to Fork. Valerie hoopt dat die extra media-aandacht weer nieuwe donateurs aantrekt. Met de toenemende armoede in Ierland en de aanwas van cliënten zullen ze die hard nodig hebben in de nabije toekomst.