Ria Oomen: Nederlandse investeringen in het buitenland dienen goed beschermd te blijven

Met dank overgenomen van M.G.H.C. (Ria) Oomen-Ruijten i, gepubliceerd op dinsdag 11 december 2012, 1:30.

Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon vallen buitenlandse investeringen onder de gemeenschappelijke handelspolitiek van de Europese Unie. CDA-Europarlementariër Ria Oomen-Ruijten vraagt zich echter af of Nederlandse investeringen in het buitenland op deze manier ook goed beschermd blijven.

De EU wordt namelijk gemachtigd om op het gebied van buitenlandse handel wetgevend op te treden en ook juridisch bindende handelingen te verrichten. Op den duur zal de EU dus de bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomsten van de lidstaten (IBO´s) overnemen.

De "Nederlandse" overeenkomsten behoren nu nog tot de beste van Europa, maar binnenkort gaat de EU dit soort overeenkomsten sluiten namens alle EU-landen samen. Ria Oomen-Ruijten ziet dat als een goede ontwikkeling, maar geeft tevens aan dat hier nog enkele problemen aan kleven. "Er zijn vele lidstaten die een groot aantal IBO´s hebben gesloten. Deze overeenkomsten blijven nu bindend. De vraag is echter of de overeenkomsten die de EU gaat sluiten van dezelfde hoge kwaliteit én beschermingsniveau zijn als de afspraken die de lidstaten hebben gemaakt met de verschillende derdelanden."

Zo heeft Nederland ongeveer 100 IBO´s met derdelanden gesloten en deze bieden meer bescherming voor bedrijven dan de IBO´s van bijna alle andere EU-lidstaten. Oomen-Ruijten: "Ik roep de Europese Commissie dan ook op om ervoor te zorgen dat je niet de kleinste gemene deler van alle lidstaten krijgt wanneer je nieuwe contracten afsluit, maar dat het beschermings- en kwaliteitsniveau hoog blijft." In het debat antwoordde Commissaris Karel de Gucht (Handel) hierop dat het het doel en zelfs de plicht van de Commissie is om ervoor te zorgen dat iedere lidstaat precies dezelfde hoge bescherming krijgt die nu nog alleen aan een klein aantal landen - waaronder Nederland dus - voorbehouden is.

Tot slot mist Ria Oomen-Ruijten een onafhankelijke en onpartijdige arbitragemogelijkheid bij investeringsgeschillen tussen bedrijven en staten: "De voorkeur gaat daarbij uit naar een internationale arbitrage-instelling, zodat bedrijven kunnen voorkomen dat ze hun conflicten moeten voorleggen aan niet-onafhankelijke rechters in het gastland." Oomen-Ruijten denkt hierbij aan het International Centre for Settlement of Investment Disputes (ICSID). Toegang tot deze arbitrage-instelling is tot nu toe echter voorbehouden aan staten. Een verdragswijziging zou mogelijk moeten maken dat de Europese Unie én ook bedrijven partij kunnen zijn bij een geding dat bij deze instelling aanhangig wordt gemaakt. "Op deze wijze wordt een eerlijke en onafhankelijke beslechting van het betreffende geschil gegarandeerd."