2012/738/EU: Besluit van de Raad van 13 november 2012 betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van het Voedselbijstandsverdrag

1.

Tekst

30.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 330/1

 

BESLUIT VAN DE RAAD

van 13 november 2012

betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van het Voedselbijstandsverdrag

(2012/738/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 214, lid 4, in samenhang met artikel 218, lid 6, onder a),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

De Unie is partij bij het Voedselhulpverdrag 1999 (1) dat op 1 juli 2012 verstrijkt.

 

(2)

Overeenkomstig Besluit nr. 2012/511/EU van de Raad (2) werd het Voedselbijstandsverdrag (hierna „het verdrag” genoemd) op 23 juli 2012 ondertekend, onder voorbehoud van de sluiting ervan.

 

(3)

Het is in het belang van de Unie partij te zijn bij het verdrag, aangezien door het verdrag de verwezenlijking van de doelstellingen van de humanitaire hulp, als bedoeld in artikel 214, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, mede wordt bevorderd.

 

(4)

Het verdrag dient namens de Europese Unie te worden goedgekeurd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het Voedselbijstandsverdrag (hierna „het verdrag” genoemd) wordt namens de Unie goedgekeurd.

De tekst van het verdrag is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De Commissie neemt een besluit over de jaarlijkse verbintenis die namens de Unie overeenkomstig artikel 5 van het verdrag wordt aangegaan, en deelt dit aan het secretariaat van de commissie inzake voedselbijstand mede.

Artikel 3

De Commissie stelt jaarverslagen op en neemt namens de Unie deel aan de uitwisseling van informatie overeenkomstig artikel 6 van het verdrag.

Artikel 4

De voorzitter van de Raad wijst de persoon (personen) aan die gemachtigd wordt (worden) om namens de Unie de akte van goedkeuring neder te leggen als bedoeld in artikel 12 van het verdrag, waarmede de Unie verklaart door het verdrag gebonden te zijn (3).

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 13 november 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

  • V. 
    SHIARLY
 

  • (3) 
    De datum van inwerkingtreding van het verdrag zal door het secretariaat-generaal van de Raad in het Publicatieblad van de Europese Unie worden bekendgemaakt.
 

VERTALING

VOEDSELBIJSTANDSVERDRAG

PREAMBULE

DE PARTIJEN BIJ DIT VERDRAG,

BEVESTIGEND hun voortdurend engagement voor de nog steeds geldige doelstellingen van het Voedselhulpverdrag 1999, nl. tot de mondiale voedselzekerheid bij te dragen en het vermogen van de internationale gemeenschap te vergroten om op noodsituaties op voedselgebied en op andere voedselbehoeften van ontwikkelingslanden te reageren;

STREVEND naar een verbetering van de effectiviteit, doelmatigheid en kwaliteit van voedselbijstand als hulpmiddel tot behoud van het leven en tot vermindering van het lijden bij de meest kwetsbare bevolkingsgroepen, speciaal in noodsituaties, door versterkte internationale samenwerking en coördinatie, meer bepaald tussen de partijen en belanghebbenden;

ERKENNEND dat kwetsbare bevolkingsroepen bijzondere voedsel- en voedingsbehoeften hebben;

BEVESTIGEND dat de landen zelf de hoofdverantwoordelijkheid dragen voor hun eigen nationale voedselzekerheid, en bijgevolg voor de geleidelijke verwezenlijking van het recht op passend voedsel, als vastgelegd in de vrijwillige richtsnoeren van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) ter ondersteuning van de geleidelijke verwezenlijking van het recht op passend voedsel in het kader van de nationale voedselzekerheid, aangenomen door de raad van de FAO in november 2004;

AANMOEDIGEND de regeringen van landen met voedselonzekerheid om in eigen verantwoordelijkheid strategieën te ontwikkelen en op te zetten om de grondoorzaken van voedselonzekerheid aan te pakken via langetermijnmaatregelen, met een degelijke coördinatie tussen noodhulp-, herstel- en ontwikkelingsactiviteiten;

VERWIJZEND naar het internationale humanitaire recht en de fundamentele humanitaire beginselen van menselijkheid, onpartijdigheid, neutraliteit en onafhankelijkheid;

VERWIJZEND naar de op 17 juni 2003 in Stockholm aanvaarde beginselen en goede werkwijzen voor humanitair donorschap;

ERKENNEND dat de partijen hun eigen beleid voeren in verband met voedselbijstand zowel in nood- als niet-noodsituaties;

OVERWEGEND het actieplan van de wereldvoedseltop dat in 1996 in Rome is aangenomen, alsook de vijf beginselen van Rome voor duurzame mondiale voedselzekerheid, als vastgesteld in de verklaring over mondiale voedselzekerheid van 2009, meer speciaal het engagement om voedselzekerheid in alle landen te verwezenlijken en de aan de gang zijnde inspanningen om de armoede uit te bannen en de honger uit te roeien, zoals opnieuw bevestigd door de algemene vergadering van de Verenigde Naties in de millenniumverklaring van de Verenigde Naties;

OVERWEGEND de verbintenissen van donoren en ontvangende landen om de doeltreffendheid van de ontwikkelingshulp te vergroten door de beginselen van de in 2005 door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) aangenomen verklaring van Parijs over de doeltreffendheid van ontwikkelingshulp toe te passen;

VASTBESLOTEN te handelen overeenkomstig de verplichtingen van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), meer bepaald inzake voedselhulp;

ZIJN OVEREENGEKOMEN HETGEEN VOLGT:

Artikel 1

Doelstellingen

De doelstellingen van dit verdrag zijn levens te redden, honger te bestrijden, de voedselzekerheid te verbeteren, en de voedingsstatus van de meest kwetsbare bevolkingsgroepen te verbeteren, door:

 

a)

de voedsel- en voedingsbehoeften van de meest kwetsbare bevolkingsgroepen aan te pakken door verbintenissen van de partijen om voedselbijstand te verstrekken die leidt tot een betere toegang tot en een beter verbruik van passende, veilige en voedzame levensmiddelen;

 

b)

ervoor te zorgen dat de voedselbijstand aan de meest kwetsbare bevolkingsgroepen passend, tijdig, doeltreffend en doelmatig is en gebaseerd wordt op behoeften en gedeelde beginselen; alsmede

 

c)

de uitwisseling van informatie, samenwerking en coördinatie te vergemakkelijken en een forum voor discussie te bieden voor een meer doeltreffend, doelmatig en coherent gebruik van de middelen van de partijen als antwoord op de behoeften.

Artikel 2

Beginselen van de voedselbijstand

De partijen dienen bij het verstrekken van voedselbijstand aan de meest kwetsbare bevolkingsgroepen steeds rekening houden met de volgende beginselen:

 

a)

Algemene beginselen van voedselbijstand:

 

i)

voedselbijstand alleen dan verstrekken wanneer dit de meest doeltreffende en passende wijze is om aan de voedsel- en voedingsbehoeften van de meest kwetsbare bevolkingsgroepen te voldoen;

 

ii)

bij voedselbijstand rekening houden met de herstel- en ontwikkelingsdoelstellingen op langere termijn in de ontvangende landen, en waar passend het algemene doel van voedselzekerheid;

 

iii)

voedselbijstand verstrekken op een wijze die de leefwereld beschermt en de zelfredzaamheid en het weerstandsvermogen van de kwetsbare bevolkingsgroepen en de lokale gemeenschappen beschermt en die voedselzekerheidscrises voorkomt, erop voorbereidt, deze verzacht en er een antwoord op biedt;

 

iv)

voedselbijstand verstrekken op een manier die niet tot afhankelijkheid leidt en directe en indirecte negatieve gevolgen voor de begunstigden en anderen verkleinen;

 

v)

voedselbijstand verstrekken op een manier die geen negatieve gevolgen heeft voor de lokale productie, de marktvoorwaarden, de marktstructuren en de handel in of de prijs van essentiële goederen voor kwetsbare bevolkingsgroepen;

 

vi)

voedselhulp indien mogelijk volledig in de vorm van schenkingen verstrekken.

 

b)

Beginselen van de doeltreffendheid van de voedselbijstand:

 

i)

om het beschikbare bedrag voor voedselbijstand aan kwetsbare bevolkingsgroepen te vergroten en de doeltreffendheid te bevorderen, geassocieerde kosten zoveel mogelijk beperken;

 

ii)

actief streven naar samenwerking, coördinatie en de uitwisseling van informatie met het oog op doeltreffender en doelmatiger voedselbijstandsprogramma’s, en naar meer samenhang tussen voedselbijstand en verwante beleidsgebieden en -instrumenten;

 

iii)

waar mogelijk en passend, levensmiddelen en andere componenten van de voedselbijstand lokaal of regionaal aanschaffen;

 

iv)

waar mogelijk en gebaseerd op de behoeften, voedselbijstand steeds meer ongebonden en in geldmiddelen verlenen;

 

v)

voedselhulp alleen monetiseren indien daar duidelijke behoefte aan is, en om de voedselzekerheid van kwetsbare bevolkingsgroepen te verbeteren; monetisering baseren op een transparante en objectieve marktanalyse en verplaatsing van de handel voorkomen;

 

vi)

garanderen dat voedselbijstand niet wordt gebruikt om de doelstellingen voor marktontwikkeling van de partijen te bevorderen;

 

vii)

zoveel mogelijk vermijden dat voedselhulp opnieuw wordt geëxporteerd, behalve om een noodsituatie te voorkomen of aan te pakken; voedselhulp alleen zo opnieuw exporteren dat dit geen verplaatsing van de handel tot gevolg heeft;

 

viii)

waar passend erkennen dat de relevante autoriteiten of de relevante belanghebbenden de voornaamste rol en verantwoordelijkheid hebben voor de organisatie, coördinatie en tenuitvoerlegging van voedselbijstandsoperaties.

 

c)

Beginselen voor het verstrekken van voedselbijstand:

 

i)

de voedselbijstand afstemmen op de voedsel- en voedingsbehoeften van de meest kwetsbare bevolkingsgroepen;

 

ii)

de begunstigden betrekken bij de evaluatie van hun behoeften en bij het opzetten, uitvoeren, toezicht houden op en evalueren van voedselbijstand, alsook andere relevante belanghebbenden, indien relevant;

 

iii)

voedselbijstand verstrekken overeenkomstig de toepasselijke veiligheids- en kwaliteitsnormen en met respect voor de culturele en dieetgewoonten en de voedingsbehoeften van de begunstigden;

 

iv)

de begunstigden van voedselbijstand in hun waardigheid laten.

 

d)

Beginselen inzake de verantwoordingsplicht met betrekking tot voedselbijstand:

 

i)

specifieke en passende maatregelen treffen om de verantwoordingsplicht en transparantie van de beleidsmaatregelen, programma’s en operaties inzake voedselbijstand te vergroten;

 

ii)

op een regelmatige en transparante basis de uitkomsten en gevolgen van de voedselbijstandsactiviteiten toetsen, evalueren en openbaar maken, met het oog op de verdere ontwikkeling van optimale werkwijzen en de doeltreffendheid ervan.

Artikel 3

Verhouding tot WTO-overeenkomsten

Geen enkele bepaling van dit verdrag doet afbreuk aan bestaande of eventuele toekomstige WTO-verplichtingen die van toepassing zijn tussen de partijen. Indien onverenigbaarheid bestaat tussen deze verplichtingen en dit verdrag, hebben de WTO-verplichtingen voorrang. Geen enkele bepaling van dit verdrag doet op enige wijze afbreuk aan de standpunten die de partijen in hun onderhandelingen met de WTO kunnen innemen.

Artikel 4

In aanmerking komende landen, kwetsbare bevolkingsgroepen, producten, activiteiten en geassocieerde kosten

  • 1. 
    „In aanmerking komend land”: een land dat als ontvanger van officiële ontwikkelingshulp is aangemerkt in de lijst van de Commissie voor Ontwikkelingsbijstand (DAC) van de OESO, of elk ander land dat in het reglement van orde en tenuitvoerlegging wordt genoemd.
  • 2. 
    „In aanmerking komende kwetsbare bevolkingsgroepen”: kwetsbare bevolkingsgroepen in om het even welk in aanmerking komend land.
  • 3. 
    „In aanmerking komende producten”: producten voor menselijke consumptie die overeenstemmen met beleid en wetgeving van het betrokken land, met inbegrip van in voorkomend geval de toepasselijke internationale normen voor voedselveiligheid en -kwaliteit, alsook producten die tegemoetkomen aan levensmiddelenbehoeften en de bescherming van de leefwereld in noodsituaties en situaties van beginnend herstel. De lijst van in aanmerking komende producten staat in het reglement van orde en tenuitvoerlegging.
  • 4. 
    In aanmerking komende activiteiten voor de naleving van de minimale jaarlijkse verbintenis van een partij overeenkomstig artikel 5 dienen in overeenstemming te zijn met artikel 1, en ten minste de volgende activiteiten te omvatten:
 

a)

de verstrekking en verdeling van in aanmerking komende producten;

 

b)

de verstrekking van contanten en tegoedbonnen; alsmede

 

c)

maatregelen op voedingsgebied.

Deze in aanmerking komende activiteiten worden verder uitgewerkt in het reglement van orde en tenuitvoerlegging.

  • 5. 
    In aanmerking komende geassocieerde kosten in verband met de naleving van de minimale jaarlijkse verbintenis van een partij overeenkomstig artikel 5 dienen in overeenstemming te zijn met artikel 1, en beperkt te blijven tot kosten die direct verband houden met de verstrekking van de in aanmerking komende activiteiten, zoals verder bepaald in het reglement van orde en tenuitvoerlegging.

Artikel 5

Verbintenis

  • 1. 
    Om de doelstellingen van dit verdrag te bereiken komt elke partij overeen een jaarlijkse verbintenis inzake voedselbijstand aan te gaan, overeenkomstig de eigen wet- en regelgeving. Deze verbintenis van elke partij wordt „minimale jaarlijkse verbintenis” genoemd.
  • 2. 
    De minimale jaarlijkse verbintenis wordt uitgedrukt in termen van waarde of kwantiteit, zoals verder vastgelegd in het reglement van orde en tenuitvoerlegging. Een partij kan voor haar verbintenis kiezen voor een minimale waarde of een minimale kwaliteit, of een combinatie van beide.
  • 3. 
    De minimale jaarlijkse verbintenissen in termen van waarde kunnen worden uitgedrukt in een munteenheid naar keuze van de partij. De minimale jaarlijkse verbintenissen in termen van kwantiteit kunnen worden uitgedrukt in tonnen graanequivalent, of andere maateenheden als bepaald in het reglement van orde en tenuitvoerlegging.
  • 4. 
    Elke partij stelt het secretariaat zo spoedig mogelijk in kennis van haar aanvankelijke minimale jaarlijkse verbintenis, uiterlijk zes maanden na de inwerkingtreding van dit verdrag, of binnen drie maanden na toetreding tot dit verdrag.
  • 5. 
    Elke partij stelt het secretariaat in kennis van elke verandering in de minimale jaarlijkse verbintenis voor de volgende jaren, uiterlijk op 15 december van het jaar dat voorafgaat aan de verandering.
  • 6. 
    Het secretariaat deelt de geactualiseerde minimale jaarlijkse verbintenissen zo spoedig mogelijk aan alle partijen mede, uiterlijk op 1 januari van elk jaar.
  • 7. 
    Bijdragen met het oog op de minimale jaarlijkse verbintenissen dienen indien mogelijk volledig in de vorm van schenkingen te worden verstrekt. Wat voedselbijstand betreft die wordt gerekend als verbintenis van een bepaalde partij, dient minstens 80 % van deze bijstand aan in aanmerking komende landen en kwetsbare bevolkingsgroepen, zoals verder bepaald in het reglement van orde en tenuitvoerlegging, volledig te worden verstrekt in de vorm van schenkingen. Voor zover mogelijk proberen de partijen dit percentage verder op te drijven. Bijdragen die niet volledig in de vorm van schenkingen worden verstrekt, moeten in het jaarverslag van elke partij worden aangegeven.
  • 8. 
    De partijen verbinden zich ertoe alle voedselbijstandstransacties in het kader van dit verdrag zo uit te voeren dat schadelijke invloed op de normale patronen van de productie en van de internationale commerciële handel achterwege blijft.
  • 9. 
    De partijen verzekeren dat de verstrekking van voedselbijstand direct noch indirect, formeel noch informeel en uitdrukkelijk noch stilzwijgend wordt gekoppeld aan de commerciële uitvoer van landbouwproducten of andere goederen en diensten naar ontvangende landen.
  • 10. 
    Om te komen tot de jaarlijkse minimale verbintenis, hetzij uitgedrukt in waarde of kwantiteit, verstrekt een partij bijdragen die conform dit verdrag zijn en bestaan uit steun aan in aanmerking komende producten en activiteiten, en geassocieerde kosten, zoals bedoeld in artikel 4, en zoals verder bepaald in het reglement van orde en tenuitvoerlegging.
  • 11. 
    Bijdragen die bedoeld zijn om de minimale jaarlijkse verbintenis te bereiken in het kader van dit verdrag, mogen slechts worden gericht op in aanmerking komende landen of kwetsbare bevolkingsgroepen, zoals bedoeld in artikel 4, en zoals verder bepaald in het reglement van orde en tenuitvoerlegging.
  • 12. 
    De bijdragen van de partijen kunnen bilateraal worden verstrekt, via intergouvernementele of andere internationale organisaties, of via andere partners voor voedselbijstand, maar niet via andere partijen.
  • 13. 
    Elke partij spant zich in om haar minimale jaarlijkse verbintenis na te komen. Indien een partij in een bepaald jaar niet in staat is haar minimale jaarlijkse verbintenis na te komen, geeft de partij in het jaarverslag voor dat jaar een beschrijving van de omstandigheden die daartoe hebben geleid. Het niet verstrekte bedrag wordt opgeteld bij de minimale jaarlijkse verbintenis van de partij voor het volgende jaar, tenzij de bij artikel 7 ingestelde commissie een ander besluit treft, of uitzonderlijke omstandigheden een afwijking rechtvaardigen.
  • 14. 
    Indien de bijdrage van een partij haar jaarlijkse minimale verbintenis overstijgt, kan het overtollige bedrag, tot maximaal 5 % van de minimale jaarlijkse verbintenis, worden gerekend als onderdeel van de bijdrage van de partij voor het volgende jaar.

Artikel 6

Jaarverslag en uitwisseling van informatie

  • 1. 
    Binnen negentig dagen na afloop van het kalenderjaar dient elke partij bij het secretariaat een jaarverslag in, overeenkomstig het reglement van orde en tenuitvoerlegging, waarin wordt aangegeven hoe de partij in het kader van dit verdrag haar minimale jaarlijkse verbintenis is nagekomen.
  • 2. 
    Dit jaarverslag dient een beschrijving te omvatten met informatie over de manier waarop het beleid, de programma’s en operaties van de partij inzake voedselbijstand bijdragen tot de doelstellingen en beginselen van dit verdrag.
  • 3. 
    De partijen dienen voortdurend informatie uit te wisselen over hun beleid en programma’s inzake voedselbijstand en de resultaten van de evaluatie van dit beleid en deze programma’s.

Artikel 7

Commissie inzake voedselbijstand

  • 1. 
    Er wordt een commissie inzake voedselbijstand (hierna „de commissie” genoemd) opgericht, bestaande uit alle partijen bij het verdrag.
  • 2. 
    De commissie neemt besluiten op haar formele zittingen en neemt de functies waar die vereist zijn om de bepalingen van dit verdrag uit te voeren in overeenstemming met de beginselen en doelstellingen van het verdrag.
  • 3. 
    De commissie keurt een reglement van orde goed; zij kan tevens regels vaststellen waarmee de bepalingen van dit verdrag verder worden uitgewerkt om te garanderen dat zij correct worden uitgevoerd. Document FAC(11/12)1 van 25 april 2012 van de commissie inzake voedselhulp van het Voedselhulpverdrag 1999 doet in eerste instantie dienst als reglement van orde en tenuitvoerlegging van dit verdrag. De commissie kan vervolgens besluiten dit reglement van orde en tenuitvoerlegging te wijzigen.
  • 4. 
    De commissie neemt besluiten met eenparigheid van stemmen, hetgeen betekent dat geen enkele partij formeel verzet aantekent tegen een voorstel voor een besluit van de commissie over een punt dat in een formele zitting aan de orde is gesteld. Formeel verzet kan worden aangetekend hetzij tijdens de formele zitting of uiterlijk dertig dagen na het doorzenden van de notulen van een formele zitting waarin de betrokken besluiten worden opgesomd.
  • 5. 
    Elk jaar bereidt het secretariaat een samenvattend verslag voor de commissie voor, dat overeenkomstig het reglement van orde en tenuitvoerlegging dient te worden opgesteld, goedgekeurd en gepubliceerd.
  • 6. 
    Het is de bedoeling dat de commissie aan de partijen een discussieforum biedt over voedselbijstandskwesties, zoals de noodzaak om passend en tijdig middelen vrij te maken om tegemoet te komen aan voedsel- en voedingsbehoeften, speciaal in specifieke nood- en crisissituaties. De commissie moet de uitwisseling en verspreiding van informatie tussen de belanghebbenden vergemakkelijken en met hen overleg plegen en door hen geïnformeerd worden als basis voor de discussies.
  • 7. 
    Elke partij wijst een vertegenwoordiger aan om kennisgevingen en andere mededelingen van het secretariaat te ontvangen.

Artikel 8

Voorzitter en vicevoorzitter van de commissie

  • 1. 
    Op de laatste statutaire zitting van elk jaar benoemt de commissie een voorzitter en een vicevoorzitter voor het volgende jaar.
  • 2. 
    De voorzitter heeft de volgende taken:
 

a)

goedkeuring hechten aan de ontwerpagenda voor elke formele zitting of informele vergadering;

 

b)

de formele zittingen of informele vergaderingen voorzitten;

 

c)

de formele zittingen of informele vergaderingen openen en sluiten;

 

d)

aan het begin van elke formele zitting of informele vergadering de ontwerpagenda ter aanneming aan de commissie voorleggen;

 

e)

de discussies leiden en ervoor zorgen dat de procedures van het reglement van orde en tenuitvoerlegging worden gerespecteerd;

 

f)

de partijen verzoeken het woord te nemen;

 

g)

oordelen over moties van orde overeenkomstig het relevante reglement van orde en tenuitvoerlegging; alsmede

 

h)

vragen stellen en besluiten mededelen.

  • 3. 
    Indien de voorzitter een formele zitting of een informele vergadering of een deel daarvan niet bijwoont of tijdelijk niet in staat is het ambt van voorzitter uit te oefenen, treedt de vicevoorzitter op als voorzitter. Zijn de voorzitter en de vicevoorzitter beiden afwezig, dan benoemt de commissie een tijdelijke voorzitter.
  • 4. 
    Indien om een of andere reden de voorzitter de functie van voorzitter niet langer kan uitoefenen, wordt de vicevoorzitter voorzitter tot het eind van het jaar.

Artikel 9

Formele zittingen en informele vergaderingen

  • 1. 
    De commissie houdt formele zittingen en informele vergaderingen overeenkomstig het reglement van orde en tenuitvoerlegging.
  • 2. 
    De commissie houdt ten minste één formele zitting per jaar.
  • 3. 
    De commissie houdt aanvullende formele zittingen en informele vergaderingen op verzoek van de voorzitter of van ten minste drie partijen.
  • 4. 
    De commissie kan op de formele zittingen en informele vergaderingen waarnemers en belanghebbenden uitnodigen die specifieke kwesties in verband met voedselbijstand willen bespreken, overeenkomstig het reglement van orde en tenuitvoerlegging.
  • 5. 
    De commissie vergadert op een plaats die wordt vastgesteld overeenkomstig het reglement van orde en tenuitvoerlegging.
  • 6. 
    De agenda van de formele zittingen en informele vergaderingen wordt vastgesteld overeenkomstig het reglement van orde en tenuitvoerlegging.
  • 7. 
    De notulen van een formele zitting, waarin alle voorgestelde besluiten van de commissie worden opgenomen, worden binnen dertig dagen na de formele zitting verzonden.

Artikel 10

Secretariaat

  • 1. 
    De commissie wijst een secretariaat aan en doet er een beroep op overeenkomstig het reglement van orde en tenuitvoerlegging. De commissie verzoekt de Internationale Graanraad (IGC) diens secretariaat in eerste instantie te laten fungeren als secretariaat van de commissie.
  • 2. 
    Het secretariaat vervult de taken die in dit verdrag en het reglement van orde en tenuitvoerlegging worden vastgesteld, volbrengt alle administratieve verplichtingen, met inbegrip van de verwerking en verdeling van documenten en verslagen, en kwijt zich van andere taken die de commissie vaststelt.

Artikel 11

Oplossing van geschillen

De commissie tracht alle geschillen tussen de partijen betreffende de interpretatie of tenuitvoerlegging van dit verdrag of van het reglement van orde en tenuitvoerlegging op te lossen, met inbegrip van elke aangevoerde niet-nakoming van de verplichtingen van dit verdrag.

Artikel 12

Ondertekening, ratificatie, aanvaarding en goedkeuring

Dit verdrag staat open ter ondertekening door Argentinië, Australië, de Republiek Oostenrijk, het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, Canada, de Republiek Kroatië, de Republiek Cyprus, de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken, de Europese Unie, de Republiek Estland, de Republiek Finland, de Franse Republiek, de Bondsrepubliek Duitsland, de Helleense Republiek, Hongarije, Ierland, de Italiaanse Republiek, Japan, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, het Koninkrijk Noorwegen, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Slovenië, het Koninkrijk Spanje, het Koninkrijk Zweden, de Zwitserse Bondsstaat, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en de Verenigde Staten van Amerika, op het hoofdkwartier van de Verenigde Naties in New York van 11 juni 2012 tot en met 31 december 2012. Dit verdrag dient te worden geratificeerd, aanvaard of goedgekeurd door elke ondertekenende partij. De akten van ratificatie, aanvaarding of goedkeuring worden nedergelegd bij de depositaris.

Artikel 13

Toetreding

  • 1. 
    Elke in artikel 12 genoemde staat, of de Europese Unie, die dit verdrag niet tegen het eind van de ondertekeningstermijn heeft ondertekend, kan om het even wanneer daarna toetreden tot het verdrag. De akten van toetreding worden bij de depositaris nedergelegd.
  • 2. 
    Zodra dit verdrag overeenkomstig artikel 15 van kracht is geworden, wordt het opengesteld voor toetreding door elke andere staat dan de in artikel 12 genoemde, of door een afzonderlijk douanegebied dat over volledige autonomie beschikt betreffende zijn externe handelsbetrekkingen en door een besluit van de commissie geschikt wordt bevonden. De akten van toetreding worden bij de depositaris nedergelegd.

Artikel 14

Kennisgeving van voorlopige toepassing

Elke in artikel 12 genoemde staat, of de Europese Unie, die voornemens is dit verdrag te ratificeren, te aanvaarden of goed te keuren, of ertoe toe te treden, of elke staat of elk afzonderlijk douanegebied dat volgens artikel 13, lid 2, door een besluit van de commissie voor toetreding geschikt is bevonden, maar zijn toetredingsakte nog niet heeft nedergelegd, kan te allen tijde een kennisgeving van voorlopige toepassing van dit verdrag bij de depositaris nederleggen. Het verdrag is voor die staat, dat afzonderlijk douanegebied of de Europese Unie voorlopig van toepassing met ingang van de datum van nederlegging of van de kennisgeving daarvan.

Artikel 15

Inwerkingtreding

  • 1. 
    Dit verdrag treedt in werking op 1 januari 2013 indien uiterlijk op 30 november 2012 vijf ondertekenende partijen hun akten van ratificatie, aanvaarding of goedkeuring hebben nedergelegd.
  • 2. 
    Indien dit verdrag niet volgens lid 1 in werking treedt, kunnen de ondertekenende partijen van dit verdrag die akten van ratificatie, aanvaarding of goedkeuring hebben nedergelegd, en staten of de Europese Unie die overeenkomstig artikel 13, lid 1, een akte van toetreding hebben nedergelegd, met eenparigheid beslissen dat het verdrag voor hen in werking treedt.
  • 3. 
    Voor elke staat of elk afzonderlijk douanegebied, of de Europese Unie, die na de inwerkingtreding van het verdrag ditzelve ratificeert, aanvaardt, goedkeurt, of ertoe toetreedt, wordt dit verdrag van kracht op de dag van nederlegging van de akte van ratificatie, aanvaarding of goedkeuring.

Artikel 16

Evaluatie- en wijzigingsprocedure

  • 1. 
    Op elk ogenblik na de inwerkingtreding van dit verdrag kan een partij voorstellen de relevantie van het verdrag te evalueren of wijzigingen ervan voorstellen. Alle voorgestelde wijzigingen worden door het secretariaat aan alle partijen doorgezonden ten minste zes maanden op voorhand en tijdens de volgende formele zitting van de commissie aan het eind van deze termijn besproken.
  • 2. 
    Voorstellen tot wijziging van dit verdrag worden bij besluit van de commissie goedgekeurd. Het secretariaat stelt alle partijen en de depositaris in kennis van alle voorstellen voor wijzigingen die door de commissie worden goedgekeurd. Alle goedgekeurde wijzigingen worden door de depositaris aan alle partijen doorgezonden.
  • 3. 
    Kennisgevingen van aanvaarding van een wijziging worden aan de depositaris gezonden. Voor de partijen die deze kennisgeving hebben gezonden, treedt een goedgekeurde wijziging in werking negentig dagen na de datum waarop de depositaris een dergelijke kennisgeving heeft ontvangen van ten minste vier vijfden van de partijen bij dit verdrag op het ogenblik van goedkeuring van de voorgestelde wijziging door de commissie. Voor elke andere partij treedt een dergelijke wijziging in werking negentig dagen nadat deze partij haar kennisgeving nederlegt bij de depositaris. De commissie kan besluiten een andere drempel aan te houden voor het aantal kennisgevingen, teneinde een specifieke wijziging sneller in werking te doen treden. Een dergelijk besluit wordt door het secretariaat aan alle partijen en de depositaris medegedeeld.

Artikel 17

Opzegging en beëindiging

  • 1. 
    Elke partij kan dit verdrag aan het einde van elk jaar opzeggen door ten minste 90 dagen vóór het einde van dat jaar een schriftelijke kennisgeving van opzegging te zenden aan de depositaris en de commissie. De betrokken partij wordt niet ontheven van haar minimale jaarlijkse verbintenis en haar rapportageverplichtingen die zij volgens dit verdrag als partij had, indien deze niet zijn voldaan tegen het eind van dat jaar.
  • 2. 
    Op elk ogenblik na de inwerkingtreding van dit verdrag kan een partij de beëindiging ervan voorstellen. Dit voorstel wordt schriftelijk gedaan aan het secretariaat en wordt door het secretariaat aan alle partijen toegezonden uiterlijk zes maanden voor de bespreking ervan in de commissie.

Artikel 18

Depositaris

  • 1. 
    De secretaris-generaal van de Organisatie van de Verenigde Naties wordt als depositaris van dit verdrag aangewezen.
  • 2. 
    De depositaris wordt in kennis gesteld van elke ondertekening, ratificatie, aanvaarding, goedkeuring, kennisgeving van voorlopige toepassing van, of toetreding tot dit verdrag, en deelt deze op zijn beurt mede aan alle partijen en ondertekenaren van deze kennisgevingen.

Artikel 19

Authentieke teksten

Het originele exemplaar van dit verdrag, waarvan de Engelse en de Franse tekst gelijkelijk authentiek zijn, wordt nedergelegd bij de secretaris-generaal van de Verenigde Naties.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, dit verdrag hebben ondertekend.

Gedaan te Londen, 25 april 2012.

 

2.

Verwante dossiers

 
 

3.

Uitgebreide versie

Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.

De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.

4.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.