Wat is nog wat het lijkt? - Hoofdinhoud
Er is welhaast geen sector van onze westerse samenleving meer die niet in de afgelopen tijd besmeurd is geraakt door schandalen. De banken die ons met hun onverantwoordelijke gedrag in een diepe crisis hebben gestort; de farmaceutische industrie die onwelgevallige onderzoeksresultaten over de bijwerkingen van medicijnen uit de publiciteit houdt; rechters die zich bezondigen aan een comfortabele tunnelvisie; de persoonsgebonden budgetten voor zorg waar in georganiseerd verband jaarlijks voor tientallen miljoenen euro’s wordt gefraudeerd; de journalistiek in het Verenigd Koninkrijk die zich schuldig maakt aan grove schendingen van de privacy; een Europese Unie die er maar niet in slaagt de eurocrisis te boven te komen; een wetenschapper die de data onder zijn beweringen gewoonweg verzint en dat jaren kan blijven doen; woningcorporaties waar sprake is van niet minder dan wanbeheer, hoewel men geacht wordt het belang van de huurder met een kleine beurs te dienen; een neuroloog die mensen aan hun hersenen laat opereren zonder reden; producenten van voedsel die ons opzadelen met BSE, vogelpest, Q-koorts en varkenspest; een onderwijsinstelling waar jarenlang sprake is van zelfverrijking aan de top, belangenverstrengeling en vriendjespolitiek; een mondiale natuurbeschermingsorganisatie die innige banden onderhoudt met multinationals die bijdragen aan de vernietiging van het regenwoud; de verpleeghuizen waar onze ouderen nog steeds verpieteren door te weinig aandacht; advocaten die geacht worden de rechtsgang te dienen, maar zelf voor miljoenen euro’s belastingschuld opbouwen; en politici die één dag voor de verkiezingen keiharde, niet-onderhandelbare punten opvoeren om die meteen na de verkiezingen weer te dumpen.
Stel, je doet normaal je werk, je betaalt je belastingen en je premies, je brengt je zoon elke zaterdag naar de sportclub, je helpt oma met oversteken en als het gesneeuwd heeft, veeg je je stoep - wat denk je dan wanneer je deze lange, maar niet volledige opsomming leest?
Na de Tweede Wereldoorlog hadden we de periode van de fysieke wederopbouw en daarna de periode van de opbouw van de verzorgingsstaat. Beide periodes werden gekenmerkt door een collectieve inzet voor een collectief doel: het land beter achterlaten voor de kinderen dan dat de ouderen het van hún ouders hadden geërfd. Vanaf begin jaren tachtig kwam daar verandering in. Deze gezamenlijke inzet ten behoeve van een gezamenlijk doel werd meer en meer ingeruild voor individualisme, de markt en een overheid zonder echte ambities. De samenleving raakte ontzield, mensen vervreemdden van elkaar en zichzelf. Beroepseer werd inhoudsloos. En als reactie daarop kreeg het cynisme de overhand: wegkijken in plaats van engageren werd het devies.
Zonder een herstel van de institutionele moraal zal het niet lukken een dam op te werpen tegen de degeneratie waarvan we nu getuige zijn. En, een regering die aantreedt, moet optreden. Treedt ze terug, dan mag ze meteen ook aftreden.
Deze column verscheen op 5 december in NRC