‘Huren achtergebleven bij de markt’? Die zoeken we op.

Met dank overgenomen van P.F.C. (Paulus) Jansen i, gepubliceerd op zaterdag 27 oktober 2012, 16:02.

Als je maar lang genoeg blijft roepen dat half hurend Nederland voor een grijpstuiver “scheefwoont” -zoals VVD en D66 sinds jaar en dag doen- ga je zelf nog geloven in je eigen propaganda. En voor je het weet denkt iedereen die niet huurt dat dit ook echt zo is. Onder hen bijvoorbeeld makelaar @FritsMarkus die mij vanmorgen tweet: ‘Volgens mij zijn de huren in Nederland sterk achtergebleven bij de markt.’ Frits, laten we de cijfers erop naslaan.

populisme, niet alleen een volkssport voor de thema’s immigratie, integratie en justitie.

Wie wat bewaart die heeft wat. Ik haal ‘Volkshuisvesting in cijfers 1997′ [Ministerie VROM, december 1997] uit mijn kast.

In 1996 gaf een huurder gemiddeld 26% van zijn netto-inkomen aan huur uit . In 1984 was dat nog slechts 19%. De gemiddelde kale maandhuur bedroeg in 1996 €283 (625 gulden). In 1991 (het oudste jaar dat ik kon terugvinden) was de gemiddelde kale maandhuur €217.

Eigenaar bewoners gaven in 1994 gemiddeld 15,1% van hun netto inkomen uit aan woonkosten (hypotheekkosten minus HRA). Grappig is ook dat de annuitaire en lineaire hypotheek, de twee meest degelijke hypotheekvormen, samen een marktaandeel van 55% hadden en de aflossingsvrije hypotheek een marktaandeel van slechts 3,4%

In 1996 stond de huurindex (1965=100) op 653, de koopindex (1965=100) op 433. De huurprijzen waren in dertig jaar dus ongeveer anderhalf keer zo snel gestegen als de koopprijzen. Dat zegt overigens niet alles: voor de eigen-woningbezitter is behalve de koopsom ook de rente bepalend voor zijn woonlasten en de rente stond met name in de jaren 80 torenhoog. Dat drukte de koopprijs. De gemiddelde prijs voor een koopwoning bedroeg in 1996 ruim €119.000.

Dan stappen we over naar de actualiteit. Helaas: de papieren uitgaven Volkshuisvesting in cijfers bestaat niet meer, maar de Rijksoverheid publiceert op zijn internetsite cijfers over wonen, bouwen en integratie

Daar vinden we dat de netto huurquote in 2009 voor alle huurders gemiddeld 23,2%. Onderverdeeld naar doelgroep (laatste inkomens) en niet-doelgroep respectievelijk 25,9% en 20,9%.

Voor de kopers bedraagt de netto koopquote in 2009 15,9%. Kijken we alleen naar de eigen woningbezitters met hypotheek dan bedraagt de netto koopquote in 2009 18,1%.

De WOZ-waarde van koopwoningen was in in 2009 gestegen naar €294.000 (huurwoningen: €173.000). Of dit een-op-een te vergelijken is met de grondslag van de prijs van een koopwoning in 1996 is niet helemaal duidelijk. Gemakshalve veronderstel ik dat dit het geval is, dan is de gemiddelde prijs van een koopwoning van 1996-2009 gestegen met 147%.

De gemiddelde kale huur is in 2009 gestegen naar €443/maand, 56% meer dan in 1996.

Wat kunnen we hieruit concluderen?

  • de gemiddelde huurder is een veel groter deel van zijn inkomen kwijt aan huur dan een eigen woningbezitter aan rente/aflossing; dat was in 1996 zo en dat is nog steeds zo. Het verschil is wel kleiner geworden;
  • de gemiddelde netto koopquote van eigen woningbezitters is tussen 1994 en 2009 vrijwel hetzelfde gebleven: 15,1 en 15,9%
  • de gemiddelde netto huurquote van de niet-doelgroep (dat zijn de scheefwoners van de VVD en D66) bedraagt 20,9% (2009); dat is veel meer dan de netto koopquote van de eigen woningbezitters.
  • sinds 1996 zijn de koopprijzen harder gestegen dan de huurprijzen, maar dat heeft nauwelijks invloed gehad op de netto woonquote door de lagere rentestand en de toename van het aandeel fiscaal gedreven hypotheken, met name de aflossingsvrije hypotheek; als je de ontwikkeling vanaf 1965 bekijkt lopen huurprijzen en koopprijzen over een periode van 45 jaar vrijwel in de pas.

De Betty de Boer’s en Kees Verhoeven’s van dit parlement bedrijven fact free politics. En de fact-checkers van de NRC: zij sliepen door.