Antwoord op vragen over het bericht dat bijna 20% van de pensioenpremie opgaat aan kosten - Hoofdinhoud
Vragen van het lid Lodders (VVD) aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht dat bijna 20% van de pensioenpremie opgaat aan kosten (ingezonden 4 oktober 2012).
Antwoord van staatssecretaris De Krom (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 23 oktober 2012)
Vraag 1 Heeft u kennisgenomen van het bericht «Pensioenpremie voor 17% op aan kosten»?
Antwoord 1: Ja.
Vraag 2: Is het bericht waar dat bijna 20% van de pensioenpremie op gaat aan kosten? Kunt u toelichten of dit bericht in lijn is met de inzichten die u, de Autoriteit Financiële Markten (AFM) of De Nederlandsche Bank (DNB) hebben?
Antwoord 2: Ik verwijs voor de beantwoording van deze vraag naar het antwoord op vraag 3 van het lid Vermeij.
Vraag 3: In hoeverre bent u bereid stappen te ondernemen om de transparantie van de pensioenuitvoerders te verbeteren? Wat is daarbij de relatie met de brieven van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 20 april 2011 en 14 februari 2012?
Anwoord 3: Zoals ik in antwoord op vraag 9 van het lid Vermeij (2012Z166447) en in antwoord op vraag 4 van het lid Omtzigt (2012Z16648) heb aangegeven zie ik geen aanleiding tot het nemen van verdere stappen. Dat is ook in overeen-stemming met mijn standpunt zoals verwoord in de genoemde brieven
Vraag 4: In hoeverre bent u bereid om pensioenfondsen onderling te vergelijken
Antwoord 4: Zoals ik in antwoord op vraag 5 en 6 van het lid Vermeij heb aangegeven zijn er verschillende aspecten die de kosten van een pensioenfonds bepalen. Die aspecten verschillen per fonds en maken dat ook de kosten sterk kunnen verschillen. Een vergelijking op alleen kosten is naar mijn mening niet zinvol als daarbij al die relevante aspecten niet worden meegenomen. Er is niets op tegen als commerciële partijen die vergelijking maken, maar de beoordeling hiervan is aan partijen zelf.
Vraag 5: Kunt u aangeven hoe de kosten van diverse pensioenuitvoerders (pensioen-fondsen, pensioenverzekeraars en premiepensioeninstellingen) zich tot elkaar verhouden en in hoeverre de uitvoeringskosten van diverse pensioenuitvoe-ringsorganisaties met elkaar zijn te vergelijken?
Antwoord 5: Zoals ik in antwoord op vraag 5 en 6 van het lid Vermeij heb aangegeven kunnen de regelingen die de verschillende pensioenuitvoerders uitvoeren sterk verschillen, alsmede de wijze van uitvoering zoals het serviceniveau. Dat maakt een onderlinge vergelijking niet of nauwelijks zinvol. Daarnaast is een sterk bepalende factor in de hoogte van de kosten de omvang van de populatie. Pensioenverzekeraars en premiepensioeninstellingen voeren over het algemeen regelingen voor kleinere populaties uit dan de populaties die pensioenfondsen uitvoeren.
Vraag 6: Wat zijn naar uw mening de prikkels van pensioenfondsen om de kosten laag te houden, aangezien pensioenfondsen niet te maken hebben met directe concurrentie?
Antwoord 6: In de eerste plaats ligt een belangrijkste prikkel voor pensioenfondsen om de kosten laag te houden in de betrokkenheid van sociale partners bij het pensioenfonds. Sociale partners zijn tevens de partijen die de pensioenpre-mie betalen. Zij hebben dus bij uitstek belang bij zo laag mogelijke kosten. Elke euro die op de uitvoering bespaard kan worden, is daarmee beschikbaar voor een verlaging van de premie of een verhoging van de pensioenopbouw. Ook in de betrokkenheid van de deelnemers via de deelnemersraad ligt een prikkel voor het pensioenfonds om efficiënt om te gaan met de kosten. Verder zorgt de verplichtstelling bij bedrijfstakpensioenfondsen voor grote en stabiele collectiviteiten die vanwege de schaalgrootte kostenefficiënt kunnen opereren.
Vraag 7: Bent u bereid op te treden wanneer de kosten te hoog zijn? Zo ja, welke stappen gaat u ondernemen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7: Ik verwijs voor het antwoord op deze vragen naar het antwoord op vraag 8 van het lid Vermeij (2012Z16447).
Vraag 8: Wie kan ervoor zorgen dat de kosten niet te hoog oplopen?
Antwoord 8: Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 6 van het lid Vermeij (2012Z16447) en het antwoord op bovenstaande vraag 6.
Vraag 9: In hoeverre kunnen de uitvoeringskosten van pensioenuitvoerders meegeno-men worden in het eerder aangekondigde «dashboard» (pensioencommuni-catie)?
Antwoord 9: Zoals ik ook in mijn brief van 20 april 2011 (Kamerstukken II 2010/11, 30 413, nr. 155) heb aangegeven is het voor individuele deelnemers lastig, zo niet onmogelijk, om een oordeel te geven over de hoogte van de kosten. Het vermelden van de uitvoeringskosten bij de informatie over de pensioentoe-zegging zelf zal zo eerder meer vragen oproepen dan antwoorden geven. Ik ben nog steeds van oordeel dat het vermelden van de kosten voorzien van een adequate toelichting in het jaarverslag en/of de website van het pensioenfonds individuele deelnemers meer inzicht biedt. Daarbij blijkt uit recent onderzoek dat het verstandig is om «gelaagd» naar de deelnemers te communiceren. Het is niet verstandig het UPO of toekomstige instrumenten (dashboard) met allerhande informatie te belasten die voor de individuele situatie nauwelijks of niet relevant is. Ik verwijs in dit verband ook naar mijn brief van 26 juni 2012 over pensioencommunicatie aan deelnemers (Kamer-stukken II 2011/12, 33 110, nr. 2).
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van de leden Vermeij (PvdA), ingezonden 3 oktober 2012 (vraagnummer 2012Z16647) en Omtzigt (CDA), ingezonden 3 oktober 2012 (vraagnummer 2012Z16648)