Reactie op de Strategische Agenda Hoger Onderwijs - Hoofdinhoud
in Politiek, In de kamer
Voorzitter, laat ik beginnen met complimenten aan de staatssecretaris voor deze concrete nota, waarmee we grote stappen zetten richting meer kwaliteit in het hoger onderwijs, een betere aansluiting op de arbeidsmarkt en daarmee onze investeringen in het hoger onderwijs beter kunnen laten renderen.
Begin deze maand was ik bij de opening van het academisch jaar van de Universteit Leiden. Jeroen van der Veer hield daar een inspirerend verhaal over leiderschap;
Het tweede verhaal, van de rector, over de noodzaak tot een fusie met Delft en Rotterdam was overigens een stuk minder overtuigend… maar dat ter zijde…
Jeroen van der Veer definieerde leiderschap als de mate waarin het iemand lukt niet alleen de huidige problemen te benoemen of het toekomstbeeld te schetsen, maar vooral ‘the next steps’ te kunnen benoemen die nodig zijn om dat toekomstbeeld te realiseren.
Deze agenda doet precies dat: het geeft een korte maar heldere analyse van het probleem, het schetst het punt op de horizon, maar geeft vooral aan wat we dan concreet gaan doen. Deze staatssecretaris laat daarmee leiderschap zien. En die is ook hard nodig om alle neuzen van bestuurders en belangengroeperingen in het hoger onderwijs dezelfde kant op te krijgen!
Voorzitter, de lat moet omhoog, voor zowel student als instellingen. Anders gaan we die top 5 positie van kenniseconomien niet halen.
Met de langstudeerregeling en het sociaal leenstelsel is de lat voor de student al hoger gelegd. Vandaag gaat het er vooral om de lat ook voor de instellingen hoger te leggen.
Em dat gaat niet vanzelf, dat is wel gebleken uit vorige prestatieafspraken, die weinig effect hebben gesorteerd… Tijd om de teugels aan te trekken, wat de VVD betreft.
Als overheid hebben we daarvoor 3 instrumenten: de wet, het overleg met het veld en de bekostiging
Wettelijk trekt deze staatssecretaris de teugels strakker aan. En terecht, want de WHW dient nageleefd te worden. De autonomie van het onderwijs is bedoeld voor de inhoud van dat onderwijs. Het is geen vrijbrief voor instellingen om geen verantwoordelijkheid af te leggen over de besteding van ons belastinggeld.
Dan het overleg met het veld: De staatssecretaris geeft aan dat het de goede kant op gaat, maar voorzitter, de VVD krijgt nog te veel signalen dat de internationale rankings en het trekken van zoveel mogelijk studenten in grote mate de keuzes van instellingen bepalen.
Ook de houding van een opgehouden hand ipv een uitgestoken hand, (door steeds maar weer te zeggen dat er niets kan zonder extra geld) stemt niet optimistisch.
Daarom is vooral het laatste instrument wat wij als Kamer hebben, de bekostiging, wat de VVD betreft essentieel! Voorzitter, wat de VVD betreft ligt daar de sleutel voor het echt veranderen van het gedrag van de instellingen richting keuzes voor kwaliteit.
De prestatiebekostiging is een stap in de goede richting, maar prestatiebekostiging is nog geen kwaliteitsbekostiging…. Op dit punt kan er volgens de VVD nog wel een stapje extra bij.
Prestatiebekostiging is een bonus voor goed gedrag, maar niet per definitie voor meer kwaliteit. Bovendien blijft 93% van de financiering afhangen van het aantal studenten. De VVD heeft twijfels of de 7% prestatiebekostiging echt zal leiden tot andere keuzes van de colleges van bestuur.
(( Daarbij lopen we het risico dat de prestatieafspraken een een-tweetje worden tussen het ministerie en de colleges van bestuur, zonder dat de staf erbij betrokken wordt. Ook zien we een risico dat de ambities zo laag mogelijk houden worden, zodat de prestatiebonus sneller binnen gehaald kan worden. Dat strookt niet met onze visie voorzitter, van: de lat omhoog, ook voor de instellingen!))
De VVD wil daarom via deze stap van prestatiebekostiging, toegroeien naar echte kwaliteitsbekostiging, via een gedifferentieerde bekostiging naar accreditatieoordelen.
De commissie profiel en bekostiging concludeerde dat er geen indicatoren zouden zijn op basis waarvan kwaliteitsbekostiging mogelijk is.
Dat vind ik raar, want we hebben toch sinds 1 januari het NVAO dat onafhankelijke kwaliteitsoordelen geeft en daarbij onderscheid maakt tussen voldoende, goed en excellent? We durven er alleen nog geen consequenties aan te hangen.
Opleidingen met het accreditatieoordeel excellent, moeten een hogere overheidsbijdrage krijgen per student per jaar dan opleidingen met het oordeel voldoende.
(( als je werkt met een verdeling van 10% excellent, 30% goed en 60% voldoende, kun je budgetneutraal de excellente opleiding € 7500, de goede opleiding € 6500 en de voldoende opleiding € 5500 per student geven))
Op deze manier kan kwaliteit gaan lonen voor opleidingen en komt er binnen 1 bekostigingsmodel evenwicht tussen kwantiteit en kwaliteit. Opleidingen kunnen immers zelf kiezen: ga ik voor veel studenten die een voldoende opleiding volgen, of ga ik voor een kleinere groep studenten die excellent onderwijs krijgen?
Kan de staatssecretaris aangeven of hij mogelijkheden ziet om naar deze manier van kwaliteitsbekostiging toe te groeien, waarbij de prestatieafspraken als opstapje dienen? En is de staatssecretaris het met mij eens dat op deze manier het streven naar kwaliteit meer een zaak van alle betrokkenen wordt en niet alleen van het college van bestuur?
Voorzitter, ook op het gebied van selectie mag de lat nog wel wat hoger:
Selectie (aan de poort) is echt noodzakelijk om studenten op de juiste plek te krijgen en uit te dagen om te presteren. Matching is in onze ogen selectie aan de poort zonder er consequenties aan te durven verbinden. Slappe thee, noem ik dat.
Selectie gaat om geschiktheid, niet over excellentie. Maar, het zorgt er wel voor dat uitblinken en je best doen gaat lonen.
Ook kunnen we het instrument van selectie gebruiken als “wortel” voor de instellingen om beter te gaan presteren. Laat ook de instellingen maar laten zien wat ze waard zijn! Ik wil daarom de mogelijkheid voor selectie uitbreiden voor opleidingen met de accreditatieoordeel goed & excellent.
Door afspraken te maken over het percentage opleidingen dat het oordeel goed of excellent kan krijgen, bijvoorbeeld respectievelijk 30 en 10 %) blijft de toegankelijkheid gewaarborgd, maar bieden we opleidingen tevens de kans zich te onderscheiden op basis van kwaliteit.
Graag een reactie van de staatssecretaris
Voorzitter, dan kom ik op de prestatieafspraken. Want daar zal de omslag vandaan moeten komen. Er zullen strakke afspraken gemaakt moeten worden.
Welke criteria worden er gebruikt?
De rendementsafspraken uit het verleden hebben geleidt tot kwaliteitverlaging, dus dat moeten we niet weer zo doen.
De criteria die de staatssecretaris schetst in de strategische agenda spreken aan, maar de VVD hoort graag hoe ver de stas is met het verder uitwerken van deze criteria.
((De VVD wil dat in de prestatieafspraken in ieder geval aandacht wordt besteed aan eerlijke voorlichting: ook hier leggen wij de lat hoger. Wij willen dat het voor onderwijsinstellingen verplicht wordt om de volgende gegevens over opleidingen op hun website en in hun folder op te nemen:
-
-Het aantal contacturen
-
-De totale studiebelasting
-
-De groepsgrootte
-
-Het arbeidsmarktperspectief
-
-En de aansluiting naar andere Bachelor- en Masteropleidingen
Is de staatssecretaris hier bereid harde afspraken over te maken met de instellingen?
Voorzitter, daarnaast moeten er in de prestatieafspraken wat de VVD betreft aandacht worden besteed aan:
-
2.de werving van buitenlandse studenten.
-
3.de aansluiting van het instellingsplan op de human capital agenda’s van topsectoren
-
4.de maximale overhead.
-
5.en wat mij betreft ook over reële prijzen voor tweede studies en excellente trajecten.))
Voorzitter, dan het feit dat instellingen nu standaard de hoofdprijs lijken te vragen voor het instellingscollegegeld voor tweede studies. Dat daagt niet uit tot ambitie en excellentie.
Kan de staatssecretaris aangeven of hij aan dit punt aandacht zal besteden in de prestatieafspraken en welke mogelijkheden ziet hij voor het blijven garanderen van wettelijk collegegeld voor excellente studenten die twee studies tegelijkertijd volgen? Kunnen de middelen die vrijkomen door de vereenvoudiging van de studiefinanciering hier bijvoorbeeld voor worden benut? Graag een reactie.
Voorzitter. Differentiatie: De staatssecretaris neemt goede en ook hier weer concrete stappen:
((Het veld krijgt de kans zelf heldere keuzes te maken in hun opleidingenaanbod en ook het bestaande aanbod van opleidingen wordt tegen het licht gehouden
De VVD wil een wildgroei aan allerlei nieuwe Associate Degree’s en HBO-masters voorkomen en wij zijn blij dat de staatssecretaris hier heldere criteria voor geeft, die met name gericht zijn op de vraag van de arbeidsmarkt. ))
Maar heeft de Staatssecretaris ook een plan B als blijkt dat deze bottum up benadering niet werkt? Gaat de staatssecretaris dan zelf ingrijpen en onzin-studies schrappen?
Bij beschouwing van het aanbod zou men zich niet alleen op bekostigd, maar ook op niet-bekostigd onderwijs moeten richten. Deze sector wordt wel eens vergeten, want ze klagen niet zoveel en demonstreren niet zo vaak, terwijl ze wel 84% van de werkenden die een opleiding volgen bedienen.
Het enige dat zij vragen is: geen oneerlijke concurrentie.
Bijvoorbeeld op het gebied van Associate Degree’s. Deze opleidingen vormen een nieuwe markt, een markt waar ook private aanbieders een eerlijke kans verdienen!
Ook bij de accreditatieprocedure moet meer aandacht komen voor de verschillen tussen bekostigd en niet-bekostigd onderwijs. De accrediatiecriteria voor bekostigd onderwijs kunnen niet altijd 1 op 1 ook op het niet-bekostigd onderwijs worden geprojecteerd, aangezien zij vaak werkenden bedienen. Graag aandacht van de staatssecretaris op dit punt, in zijn overleg met de NVAO.
Voorzitter, de VVD kijkt uit naar een voorstel van de Staatssecretaris over deeltijdonderwijs en een leven lang leren. Ook het rapport over de open universiteit dat deze maand zou verschijnen kan hierbij betrokken worden, want de VVD heeft grote twijfels of de OU doet waar zij voor bedoeld is en of de investeringen die we hier doen, überhaupt wel renderen.
Voorbeeld: de OU heeft jaren en miljoenen geïnvesteerd in de ontwikkeling van HBO-rechten. En nu hebben zich 4 studenten aangemeld.
En dat terwijl het LOI ook een HBO-rechten studie aanbiedt, voor maar E1800,- per jaar…Dat is inderdaad maar E100,- meer dan het wettelijke collegegeld…
Graag aandacht van de staatsecretaris voor dit level playing field tussen bekostigd en niet-bekostigd onderwijs.
Voorzitter, dan zijn er tenslotte nog twee punten waar de staatssecretaris eigenlijk te ambitieus is, in de ogen van de VVD. Het gelijkschakelen van de titultatuur en de ambitie voor 100% master-docenten.
De VVD houdt vast aan het advies van de commissie Veerman dat internationale erkenning van belang is. Toch mag het onderscheid tussen WO en HBO niet vervagen, het moet zichtbaar blijven in de titulatuur. De lat moet immers omhoog! Het nu gelijktrekken van de titulatuurheeft teveel weg van een onverdiend cadeautje voor het HBO. Het is juist ook de arbeidsmarkt die vraagt om een helder onderscheid tussen HBO en WO. HBO is niet minder, maar wel anders. Gelukkig maar, want die beroepsgerichtheid hebben we in dit land hard nodig!
Wij vragen de staatssecretaris dan ook het verschil tussen HBO en WO in de titulatuur zichtbaar te houden. Ook horen we graag hoe ver het staat met de uitvoering van de motie Jan Jacob van Dijk voor de wettelijke bescherming van de titel “ universiteit’.
De doelstelling dat 100% van de docenten een Master-graad heeft is op zichzelf goed. Hier moeten we echter wel pragmatisch mee omgaan. Er moet ruimte blijven voor lectoren uit het bedrijfsleven. Kan de staatssecretaris aangeven hoe hij de hoge ambities op dit punt, pragmatisch gaat invullen, want voorzitter, zoals ik in het begin al zei: wij kennen deze staatssecretaris als een ambitieus en pragmatisch man. Die niet alleen het punt op de horizon schetst, maar ook zorgt dat we er met zijn allen gaan komen!