Goede bedoelingen: mooi. Wettelijke normen: beter!

Met dank overgenomen van P.F.C. (Paulus) Jansen i, gepubliceerd op maandag 10 september 2012, 15:03.

(opinie DuurzaamPlus d.d. 3 september 2012)

Sinds de Club van Rome in 1970 het ‘einde aan de groei’ voorspelde zijn duurzaamheid en milieu uitgegroeid tot steeds urgentere maatschappelijke thema’s Bijna iedereen snapt dat er een limiet zit aan de draagkracht van onze aardbol. Met 9 miljard mensen leggen we een flinke claim op grondstoffen en ons ecosysteem. Helaas heeft die mondiale urgentie nog niet geleid tot afdoende politieke actie, noch in VN-verband, noch binnen de Europese Unie, en al helemaal niet in Nederland. Hoe komt dat toch?

De energie- en grondstoffencrisis is met name veroorzaakt door de rijke geïndustrialiseerde landen in Europa en Noord-Amerika die hun welvaart verworven hebben door –goedschiks of kwaadschiks- de rest van de wereld als supermarkt voor hun grondstoffen te beschouwen. Waarbij in veel gevallen vergeten werd om af te rekenen.

Een aantal duurzaamheids- en klimaatconferenties hebben inmiddels klip en klaar gemaakt dat de ontwikkelingslanden, met inbegrip van inmiddels machtige economieën als China, India en Brazilië, er niets voor voelen om afspraken te maken over een gemeenschappelijke verduurzamingsstrategie als de rijke landen niet héél snel hun ecologische voetafdruk terugbrengen naar het mondiale gemiddelde en hun historische schuld afbetalen. Zij hebben volgens mij het morele gelijk aan hun zijde.

Het zou dus logisch zijn als Nederland, nog steeds verslaafd aan import van olie, kolen en grondstoffen voor de agro-industrie, zo snel mogelijk in eigen huis orde op zaken stelt en daarmee het goede voorbeeld geeft. Daarvoor hebben we een sterke overheid nodig, die duidelijke normen stelt die verspilling tegen gaan, vervuiling reduceren, efficiency van processen verhogen, hergebruik van reststromen afdwingen en de uitrol van duurzame energie versnellen. Een overheid die zijn belastingen en heffingen baseert op het principe ‘de vervuiler betaalt.’

In de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw is er op een aantal terreinen een succesvol duurzaamheidsbeleid ingezet, met een wettelijke basis. Voorbeelden daarvan zijn de snelle aanscherping van de gebouwisolatie-eisen na 1974, de aanscherping van de SO2-normen en het nuttig gebruiken van reststromen, die tot dat moment op de vuilnisbelt terecht kwamen. Zo werd Nederland een gidsland, waardoor we in mondiaal verband aan invloed wonnen in het duurzaamheidsdebat.

Sinds het verdrag van Maastricht verschoof de focus echter snel in neoliberale richting: de overheid moest kleiner worden, wat onder meer resulteerde in de verkoop van een aantal publieke afvalinzamelaars en –verwerkers en van de twee grootste energiebedrijven Essent en NUON. En al die lastige regels kostten bedrijven onnodig geld en hinderden innovatie: het programma Marktwerking Deregulering Wetgeving. Helaas bleek al snel dat de motorzaag niet alleen in het dode hout, maar ook in de jonge aanplant gezet werdt.

Hoeveel er ook geconfereerd wordt over maatschappelijk verantwoord ondernemen: alléén de overheid, nationaal of Europees, kan langetermijn doelen stellen en die ook bewaken; kan wettelijke normen stellen die ook de achterblijvers binden; en kan die normen ook afdwingen door een effectieve handhaving. Dat is een iets andere koers dan die van het kabinet Rutte, die in zijn regeerakkoord bijvoorbeeld een inspectievakantie aankondigde.

Wat moeten we doen om deze negatieve spiraal te doorbreken, zodat Nederland zo snel mogelijk in de top van de duurzaamheidlijstjes staat in plaats van in de staart bungelt?

  • we moeten heldere lange-termijn doelen formuleren, inclusief de financiering van de benodigde acties;
  • de lange-termijn doelen moeten sectoraal worden uitgewerkt, inclusief de daarvoor benodigde wettelijke normering, fiscale instrumenten e.d.
  • bijzondere aandacht is nodig voor het handelingsperspectief van huishoudens en het MKB; dat versterkt het draagvlak en het urgentiegevoel, terwijl verduurzaming nu te vaak als een (te) ingewikkeld mondiaal probleem gezien wordt;
  • waar Europees beleid tekort schiet zouden we ons beleid zoveel mogelijk moeten afstemmen op dat van de andere landen rond de Noordzee, in het bijzonder Duitsland;
  • de publieke investeringen in een duurzame economie moeten omhoog.

Is er ook nog iets positiefs te melden over het beleid van de afgelopen periode? Jazeker. Nodeloos ingewikkelde regels moeten we vereenvoudigen. Het aantal bestuurslagen dat zich met besluitvorming bemoeit kan vaak wel een onsje minder. En de voorlopers in de verduurzaming zouden klantgericht tegemoet getreden moeten worden in plaats van met een verstikkende bureaucratie.

Een beter milieu begint niet in Rio, maar in Den Haag!

Paulus Jansen, woordvoerder energie/klimaat, milieu

SP Tweede-Kamerfractie.