Verordening (EU) nr. 530/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2012 betreffende het versneld invoeren van de vereisten inzake een dubbelwandige uitvoering of een gelijkwaardig ontwerp voor enkelwandige olietankschepen (herschikking)

1.

Tekst

30.6.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 172/3

 

VERORDENING (EU) Nr. 530/2012 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 13 juni 2012

betreffende het versneld invoeren van de vereisten inzake een dubbelwandige uitvoering of een gelijkwaardig ontwerp voor enkelwandige olietankschepen

(herschikking)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 100, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Verordening (EG) nr. 417/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 18 februari 2002 betreffende het versneld invoeren van de vereisten inzake een dubbelwandige uitvoering of een gelijkwaardig ontwerp voor enkelwandige olietankschepen (3) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (4). Aangezien nieuwe wijzigingen nodig zijn, dient ter wille van de duidelijkheid tot herschikking van die verordening te worden overgegaan.

 

(2)

In het kader van het gemeenschappelijk vervoerbeleid moeten maatregelen worden genomen om de veiligheid in het zeevervoer te verhogen en verontreiniging te voorkomen.

 

(3)

De Unie is ernstig bezorgd over scheepsongevallen met olietankschepen en de daarmee gepaard gaande verontreiniging van haar kusten en schade aan haar fauna en flora en andere maritieme hulpbronnen.

 

(4)

In haar mededeling over een gemeenschappelijk beleid inzake de veiligheid op zee wees de Commissie op het verzoek van de Raad, gedaan tijdens diens buitengewone zitting „Milieu en vervoer” van 25 januari 1993, om de maatregelen te steunen van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) ter verkleining van de veiligheidskloof tussen nieuwe en bestaande schepen, door middel van het verbeteren en/of geleidelijk uit de vaart nemen van de bestaande schepen.

 

(5)

In zijn resolutie van 8 juni 1993 over een gemeenschappelijk beleid inzake de veiligheid op zee (5) verleende de Raad zijn volledige steun aan de doelstellingen van de mededeling van de Commissie.

 

(6)

In zijn resolutie van 11 maart 1994 over een gemeenschappelijk beleid inzake de veiligheid op zee (6) verwelkomde het Europees Parlement de mededeling van de Commissie en verzocht het met name om acties ter verbetering van de veiligheidsnormen voor tankers.

 

(7)

In zijn resolutie van 20 januari 2000 over de olieramp als gevolg van het vergaan van de Erika (7) verwelkomde het Europees Parlement iedere inspanning van de Commissie om de datum waarop alle olietankschepen zullen worden verplicht een dubbelwandige bouw te hebben, te vervroegen.

 

(8)

In zijn resolutie van 21 november 2002 over de ramp met het olietankschip „Prestige” voor de kust van Galicië (8) verzocht het Europees Parlement om strengere maatregelen die sneller van kracht konden worden, en verklaarde het dat deze nieuwe olietankerramp andermaal de noodzaak aantoonde van doeltreffende maatregelen op internationaal niveau en op niveau van de Unie om de veiligheid op zee aanzienlijk te verbeteren.

 

(9)

De IMO heeft in het Internationaal Verdrag van 1973 ter voorkoming van verontreiniging door schepen en het Protocol van 1978 daarbij (Marpol 73/78) internationaal overeengekomen regels ter preventie van verontreiniging vastgesteld die van invloed zijn op het ontwerp en de exploitatie van olietankschepen. De lidstaten zijn partij bij Marpol 73/78.

 

(10)

Overeenkomstig artikel 3.3 van Marpol 73/78 is dat verdrag niet van toepassing op oorlogsschepen, marinehulpschepen of andere schepen die eigendom zijn van of gebruikt worden door een staat voor zover dit laatste uitsluitend ten behoeve van niet-commerciële overheidsdiensten geschiedt.

 

(11)

Uit een vergelijking van de ouderdom van tankschepen en ongevallenstatistieken blijkt dat het ongevallenpercentage voor oudere schepen stijgt. Men is het er internationaal over eens dat met de vaststelling van de amendementen van 1992 op Marpol 73/78 inzake de toepassing van de normen voor een dubbelwandige uitvoering of een gelijkwaardig ontwerp op bestaande enkelwandige olietankschepen wanneer deze een bepaalde ouderdom bereiken, deze olietankschepen een hogere graad van bescherming krijgen tegen accidentele olieverontreiniging in geval van aanvaring of stranding.

 

(12)

Het is in het belang van de Unie maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat olietankschepen die havens en offshoreterminals invaren of voor anker gaan in gebieden die onder de rechtsbevoegdheid van de lidstaten vallen, en olietankschepen die onder de vlag van een lidstaat varen, voldoen aan voorschrift 20 van bijlage I bij Marpol 73/78, als herzien in 2004 bij Resolutie MEPC 117(52) van het Comité voor de bescherming van het mariene milieu (MEPC) van de IMO, om het risico op accidentele olieverontreiniging in de Europese wateren te doen afnemen.

 

(13)

Met Resolutie MEPC 114(50), die op 4 december 2003 is aangenomen, is een nieuw voorschrift 21 ingevoegd in bijlage I bij Marpol 73/78 inzake de voorkoming van olieverontreiniging door olietankschepen die zware oliesoorten vervoeren, dat het vervoer van zware oliesoorten in enkelwandige olietankschepen verbiedt. De leden 5, 6 en 7 van voorschrift 21 bevatten de mogelijkheid tot ontheffingen op de toepassing van sommige bepalingen van dat voorschrift. In de verklaring van het Italiaanse voorzitterschap van de Europese Raad namens de Europese Unie welke is neergelegd in het officiële rapport van de 50ste vergadering van het MEPC (MEPC 50/3), is een politieke verbintenis opgenomen van die ontheffingen geen gebruik te maken.

 

(14)

De amendementen op Marpol 73/78 die door de IMO zijn vastgesteld op 6 maart 1992, zijn van kracht geworden op 6 juli 1993. Die maatregelen behelzen de vereisten inzake een dubbelwandige uitvoering of een gelijkwaardig ontwerp voor olietankschepen die op of na 6 juli 1996 zijn opgeleverd en zijn gericht op het voorkomen van olieverontreiniging in geval van aanvaring of stranding. Voor enkelwandige olietankschepen die voor die datum zijn opgeleverd, is met ingang van 6 juli 1995 in het kader van die amendementen een regeling voor het geleidelijk uit de vaart nemen in werking getreden waarbij vóór 1 juni 1982 opgeleverde olietankschepen uiterlijk 25 jaar en in sommige gevallen 30 jaar na hun opleveringsdatum aan de normen voor een dubbelwandige uitvoering of een gelijkwaardig ontwerp dienen te voldoen. Zulke bestaande enkelwandige olietankschepen mogen na 2005, en in sommige gevallen na 2012, niet meer in de vaart blijven, tenzij zij voldoen aan de vereisten inzake een dubbelwandige uitvoering of een gelijkwaardig ontwerp van voorschrift 19 van bijlage I bij Marpol 73/78. Voor bestaande enkelwandige olietankschepen die na 1 juni 1982 zijn opgeleverd, of die vóór 1 juni 1982 zijn opgeleverd en die verbouwd zijn om aan de vereisten van Marpol 73/78 inzake gescheiden-ballasttanks en de beschermende plaatsing daarvan voldoen, loopt deze termijn uiterlijk in 2026 af.

 

(15)

Op 27 april 2001 zijn er in de 46ste vergadering van het MEPC bij Resolutie MEPC 95(46) belangrijke amendementen op voorschrift 20 van bijlage I bij Marpol 73/78 aangenomen en op 4 december 2003 bij resolutie MEPC 111(50) waarbij in een nieuwe regeling is voorzien voor het versneld uit de vaart nemen van enkelwandige olietankschepen. De respectieve uiterste data waarop olietankschepen aan voorschrift 19 van bijlage I bij Marpol 73/78 moeten voldoen, zijn afhankelijk van de grootte en de ouderdom van het schip. Olietankschepen worden derhalve in dat schema onderverdeeld in drie categorieën naargelang hun tonnenmaat, constructie en ouderdom. Al deze categorieën, met inbegrip van de laagste categorie 3, zijn van belang voor de handel binnen de Unie.

 

(16)

De uiterste datum waarvoor een enkelwandig olietankschip uit de vaart moet worden genomen, is de verjaardag van de datum van oplevering van het schip, volgens een tijdschema van 2003 tot en met 2005 voor olietankschepen van categorie 1, en tot en met 2010 voor olietankschepen van de categorieën 2 en 3.

 

(17)

Voorschrift 20 van bijlage I bij Marpol 73/78 bevat een nieuw vereiste uit hoofde waarvan alle enkelwandige olietankschepen alleen in de vaart mogen blijven, indien zij voldoen aan een keuringsregeling scheepvaart (Condition Assessment Scheme — CAS), vastgesteld bij resolutie MEPC 94(46) op 27 april 2001 zoals gewijzigd bij resolutie MEPC 99(48) van 11 oktober 2002 en bij resolutie MEPC 112(50) van 4 december 2003. De CAS houdt de verplichting in dat de administratie van de vlaggenstaat een verklaring van naleving afgeeft en bij de CAS-inspectieprocedures wordt betrokken. De CAS is bedoeld om constructiegebreken op te sporen in ouder wordende olietankschepen en dient daarom van toepassing te zijn op alle olietankschepen ouder dan 15 jaar.

 

(18)

Voorschrift 20.5 van bijlage I bij Marpol 73/78 voorziet in een uitzondering voor olietankschepen van de categorieën 2 en 3, die in bepaalde omstandigheden in de vaart mogen blijven na de datum waarop zij uit de vaart dienen te worden genomen. Voorschrift 20.8.2 van dezelfde bijlage biedt partijen bij Marpol 73/78 het recht om olietankschepen die op grond van die uitzondering in de vaart mogen blijven, de toegang tot onder hun rechtsbevoegdheid vallende havens of offshoreterminals te weigeren. De lidstaten hebben verklaard dat zij voornemens zijn van dat recht gebruik te maken. Elk besluit van dat recht gebruik te maken dient aan de IMO te worden meegedeeld.

 

(19)

Het is belangrijk om zeker te stellen dat de bepalingen van deze verordening er niet toe leiden dat de veiligheid van bemanningen of olietankschepen die een veilige haven of een toevluchtsoord zoeken, in gevaar komt.

 

(20)

Om het mogelijk te maken dat enkelwandige olietankschepen gerepareerd worden in scheepswerven in de lidstaten, kunnen de lidstaten uitzonderingen maken om dergelijke schepen tot hun havens toe te laten, mits ze onbeladen zijn.

 

(21)

Het is zeer onwaarschijnlijk dat de IMO de inhoud van de in deze verordening bedoelde voorschriften van Marpol 73/78 en van de door de MEPC aangenomen resoluties MEPC 111(50) en 94(46) zal wijzigen. Wel zouden in deze teksten niet-wezenlijke wijzigingen kunnen worden aangebracht, bijvoorbeeld in de nummering. Teneinde deze verordening up-to-date te houden met de meest recente ontwikkelingen in het desbetreffende internationale recht, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie uitsluitend voor dergelijke wijzigingen handelingen vast te stellen, voor zover die wijzigingen het toepassingsgebied van deze verordening niet verruimen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en aan de Raad,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Doel

Het doel van deze verordening is de vaststelling van een versnelde infaseringsregeling voor de toepassing van de vereisten inzake een dubbelwandige uitvoering of een gelijkwaardig ontwerp van Marpol 73/78, zoals gedefinieerd in artikel 3 van deze verordening, op enkelwandige olietankschepen, en het verbieden van het vervoer naar of vanuit havens in de lidstaten van zware oliesoorten in enkelwandige olietankschepen.

Artikel 2

Toepassingsgebied

  • 1. 
    Deze verordening is van toepassing op olietankschepen met een draagvermogen van 5 000 ton en meer:
 

a)

die onder de vlag van een lidstaat varen;

 

b)

die, ongeacht hun vlag, een onder de rechtsbevoegdheid van een lidstaat vallende haven of offshoreterminal binnenvaren of uitvaren, of in een onder de rechtsbevoegdheid van een lidstaat vallend gebied voor anker gaan.

Voor de doeleinden van artikel 4, lid 3, is deze verordening van toepassing op olietankschepen met een draagvermogen van 600 ton en meer.

  • 2. 
    Deze verordening is niet van toepassing op oorlogsschepen, marinehulpschepen en andere schepen die in eigendom zijn van of in gebruik zijn bij een staat en die voorlopig uitsluitend worden gebruikt voor niet-commerciële overheidsdienst. De lidstaten trachten, voor zover dat redelijk en uitvoerbaar is, deze verordening na te leven voor de in dit lid bedoelde schepen.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1. 
    „Marpol 73/78”: de meest recente versie van het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973, als gewijzigd bij het Protocol van 1978 daarbij, alsmede de wijzigingen daarvan;
  • 2. 
    „olietankschip”: een olietankschip als omschreven in voorschrift 1.5 van bijlage I bij Marpol 73/78;
  • 3. 
    „draagvermogen”: het draagvermogen als omschreven in voorschrift 1.23 van bijlage I bij Marpol 73/78;
  • 4. 
    „olietankschip van categorie 1”: een olietankschip met een draagvermogen van 20 000 ton of meer dat ruwe olie, brandstofolie, zware dieselolie of smeerolie als vracht vervoert, of met een draagvermogen van 30 000 ton of meer dat andere dan hiervoor genoemde olie vervoert, en dat niet voldoet aan de vereisten in de voorschriften 18.1 tot en met 18.9, 18.12 tot en met 18.15, 30.4, 33.1, 33.2, 33.3, 35.1, 35.2 en 35.3 van bijlage I bij Marpol 73/78;
  • 5. 
    „olietankschip van categorie 2”: een olietankschip met een draagvermogen van 20 000 ton of meer dat ruwe olie, brandstofolie, zware dieselolie of smeerolie als vracht vervoert, of met een draagvermogen van 30 000 ton of meer dat andere dan hiervoor genoemde olie vervoert, en dat voldoet aan de vereisten in de voorschriften 18.1 tot en met 18.9, 18.12 tot en met 18.15, 30.4, 33.1, 33.2, 33.3, 35.1, 35.2 en 35.3 van bijlage I bij Marpol 73/78 en is uitgerust met beschermend geplaatste gescheiden ballasttanks (SBT/PL);
  • 6. 
    „olietankschip van categorie 3”: een olietankschip met een draagvermogen van 5 000 ton of meer, maar minder dan vermeld in punten 4 en 5;
  • 7. 
    „enkelwandig olietankschip”: een olietankschip dat niet voldoet aan de vereisten inzake een dubbelwandige uitvoering of gelijkwaardig ontwerp van de voorschriften 19 en 28.6 van bijlage I bij Marpol 73/78;
  • 8. 
    „dubbelwandig olietankschip”:
 

a)

een olietankschip met een draagvermogen van 5 000 ton of meer, dat voldoet aan de vereisten inzake een dubbelwandige uitvoering of gelijkwaardige ontwerp van de voorschriften 19 en 28.6 van bijlage I bij Marpol 73/78, of aan de vereisten van voorschrift 20.1.3 daarvan, of

 

b)

een olietankschip met een draagvermogen van minstens 600 maar minder dan 5 000 ton, uitgerust met tanks of ruimten met dubbele bodem die voldoen aan de bepalingen van voorschrift 19.6.1 van bijlage I bij Marpol 73/78, en met zijtanks of ruimten die zijn opgesteld overeenkomstig voorschrift 19.3.1 en voldoen aan de in voorschrift 19.6.2 van bijlage I bij Marpol 73/78 opgenomen vereiste inzake de afstand w;

  • 9. 
    „leeftijd”: de leeftijd van het schip, uitgedrukt in jaren gerekend vanaf de datum van oplevering;
  • 10. 
    „zware dieselolie”: dieselolie als omschreven in voorschrift 20 van bijlage I bij Marpol 73/78;
  • 11. 
    „brandstofolie”: zware destillaten van ruwe olie of residuen daarvan of mengsels van dergelijke materialen, als omschreven in voorschrift 20 van bijlage I bij Marpol 73/78;
  • 12. 
    „zware oliesoort”:
 

a)

ruwe olie met een dichtheid van meer dan 900 kg/m3 bij een temperatuur van 15 °C (overeenstemmend met een API-klasse lager dan 25.7);

 

b)

olie, anders dan ruwe olie, met een dichtheid van meer dan 900 kg/m3 bij een temperatuur van 15 °C of een kinematische viscositeit van meer dan 180 mm2/s bij een temperatuur van 50 °C (overeenkomend met een kinematische viscositeit van meer dan 180 cSt);

 

c)

bitumen en teer en emulsies daarvan.

Artikel 4

Naleving van de vereisten inzake een dubbelwandige uitvoering of een gelijkwaardig ontwerp door enkelwandige olietankschepen

  • 1. 
    Geen olietankschip mag onder de vlag van een lidstaat worden geëxploiteerd en geen olietankschip, ongeacht de vlag waaronder het vaart, mag havens of offshoreterminals die onder de rechtsbevoegdheid van een lidstaat vallen, binnenvaren, tenzij een dergelijk tankschip een dubbelwandig olietankschip is.
  • 2. 
    Onverminderd het bepaalde in lid 1, kunnen olietankschepen van categorie 2 of categorie 3 die enkel zijn uitgerust met dubbele bodemruimten of dubbele scheepshuiden die niet worden gebruikt voor vervoer van olie en die zich over de gehele lengte van de ladingtank uitstrekken, of met dubbelwandige ruimten die niet voor het vervoer van olie worden gebruikt en die zich over de gehele lengte van de ladingtank uitstrekken, maar die niet voldoen aan de voorwaarden voor vrijstelling van het bepaalde in voorschrift 20.1.3 van bijlage I bij Marpol 73/78, in de vaart blijven, doch niet na de verjaardag van de datum van oplevering van het schip in 2015 of, indien dit eerder is, de dag waarop het schip de leeftijd van 25 jaar bereikt, te rekenen vanaf de datum van oplevering.
  • 3. 
    Een olietankschip dat een zware oliesoort vervoert, mag niet onder de vlag van een lidstaat varen tenzij het een dubbelwandig olietankschip betreft.

Een olietankschip dat een zware oliesoort vervoert mag, ongeacht de vlag waaronder het vaart, onder de rechtsbevoegdheid van een lidstaat vallende havens of offshoreterminals niet binnenvaren of uitvaren en mag in een onder de rechtsbevoegdheid van een lidstaat vallend gebied niet voor anker gaan, tenzij het een dubbelwandig olietankschip betreft.

  • 4. 
    Olietankschepen die uitsluitend in havens en in de binnenvaart worden gebruikt, kunnen van lid 3 worden vrijgesteld, indien zij op grond van de binnenvaartvoorschriften zijn naar behoren toegelaten.

Artikel 5

Naleving van de keuringsregeling scheepvaart (Condition Assessment Scheme — CAS)

Enkelwandige olietankschepen die ouder zijn dan 15 jaar mogen, ongeacht de vlag waaronder zij varen, een onder de rechtsbevoegdheid van een lidstaat vallende haven of offshoreterminal niet binnenvaren of uitvaren, noch in een onder de rechtsbevoegdheid van een lidstaat vallend gebied voor anker gaan, tenzij een dergelijk tankschip voldoet aan de keuringsregeling scheepvaart als bedoeld in artikel 6.

Artikel 6

Keuringsregeling scheepvaart

Voor de toepassing van artikel 5 is de bij resolutie MEPC 94(46) van 27 april 2001, zoals gewijzigd bij resolutie MEPC 99(48) van 11 oktober 2002 en resolutie MEPC 112(50) van 4 december 2003, aangenomen keuringsregeling scheepvaart van toepassing.

Artikel 7

Uiterste datum

Na de verjaardag van de datum van oplevering van het schip in 2015 is het volgende niet meer toegestaan:

 

a)

het in de vaart houden, overeenkomstig voorschrift 20.5 van bijlage I bij Marpol 73/78, van olietankschepen van categorieën 2 en 3 onder de vlag van een lidstaat;

 

b)

het door andere olietankschepen van categorieën 2 en 3 binnenvaren van havens of offshoreterminals die onder de rechtsbevoegdheid van een lidstaat vallen, ongeacht het feit dat zij in de vaart worden gehouden onder de vlag van een derde staat overeenkomstig voorschrift 20.5 van bijlage I bij Marpol 73/78.

Artikel 8

Vrijstellingen voor schepen in moeilijkheden en schepen die gerepareerd moeten worden

In afwijking van artikelen 4, 5 en 7, kan de bevoegde instantie van een lidstaat, onverminderd nationale bepalingen, in uitzonderlijke omstandigheden toelaten dat een afzonderlijk schip een onder de rechtsbevoegdheid van die lidstaat vallende haven of offshoreterminal binnenvaart of uitvaart, of in een onder de rechtsbevoegdheid van die lidstaat vallend gebied voor anker gaat, indien:

 

a)

een olietankschip in moeilijkheden verkeert en een toevluchtsoord zoekt;

 

b)

een onbeladen olietankschip naar een reparatiehaven op weg is.

Artikel 9

Kennisgeving aan de IMO

  • 1. 
    Elke lidstaat stelt de IMO in kennis van zijn besluit overeenkomstig artikel 7 van deze verordening om olietankschepen die in de vaart zijn overeenkomstig voorschrift 20.5 van bijlage I bij Marpol 73/78, de toegang tot onder zijn rechtsbevoegdheid vallende havens of offshoreterminals te weigeren op grond van voorschrift 20.8.2 van bijlage I bij Marpol 73/78.
  • 2. 
    Elke lidstaat deelt de IMO mede of hij de exploitatie van een olietankschip van categorie 1 of van categorie 2 dat gerechtigd is onder zijn vlag te varen, overeenkomstig artikel 5 van deze verordening toelaat, opschort, intrekt of weigert op grond van voorschrift 20.8.1 van bijlage I bij Marpol 73/78.

Artikel 10

Wijzigingsprocedure

  • 1. 
    De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 11 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de verwijzingen in deze verordening in overeenstemming te brengen met de door de IMO vastgestelde niet-wezenlijke wijzigingen, zoals hernummering, op de voorschriften van bijlage I bij Marpol 73/78, en op de resoluties MEPC 111(50) en 94(46), zoals gewijzigd bij de resoluties MEPC 99(48) en 112(50), voor zover dergelijke wijzigingen het toepassingsgebied van deze verordening niet verruimen.
  • 2. 
    De wijzigingen van Marpol 73/78 kunnen van het toepassingsgebied van deze verordening worden uitgesloten krachtens artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2099/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende de oprichting van het Comité voor maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen (COSS) en houdende wijziging van de verordeningen op het gebied van maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen (9).

Artikel 11

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

  • 1. 
    De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
  • 2. 
    De in artikel 10, lid 1, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 20 juli 2012. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.
  • 3. 
    Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 10, lid 1, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit vermelde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
  • 4. 
    Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
  • 5. 
    Een overeenkomstig artikel 10, lid 1, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 12

Intrekking

Verordening (EG) nr. 417/2002 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.

Artikel 13

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 13 juni 2012.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

  • M. 
    SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

  • N. 
    WAMMEN
 

  • (2) 
    Standpunt van het Europees Parlement van 23 mei 2012 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 7 juni 2012.
  • (4) 
    Zie bijlage I.
 

BIJLAGE I

Ingetrokken verordening met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan

(als bedoeld in artikel 14)

 

Verordening (EG) nr. 417/2002 van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 64 van 7.3.2002, blz. 1)

 

Verordening (EG) nr. 2099/2002 van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 324 van 29.11.2002, blz. 1)

Uitsluitend artikel 11

Verordening (EG) nr. 1726/2003 van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 249 van 1.10.2003, blz. 1)

 

Verordening (EG) nr. 2172/2004 van de Commissie

(PB L 371 van 18.12.2004, blz. 26)

 

Verordening (EG) nr. 457/2007 van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 113 van 30.4.2007, blz. 1)

 

Verordening (EG) nr. 219/2009 van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 87 van 31.3.2009, blz. 109)

Uitsluitend punt 7.4 van de bijlage

Verordening (EG) nr. 1163/2009 van de Commissie

(PB L 314 van 1.12.2009, blz. 13)

 
 

BIJLAGE II

Concordantietabel

 

Verordening (EG) nr. 417/2002

De onderhavige verordening

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2, lid 1, aanhef

Artikel 2, lid 1, aanhef

Artikel 2, lid 1, eerste alinea, eerste streepje

Artikel 2, lid 1, eerste alinea, onder b)

Artikel 2, lid 1, eerste alinea, tweede streepje

Artikel 2, lid 1, eerste alinea, onder a)

Artikel 2, lid 1, tweede alinea

Artikel 2, lid 1, tweede alinea

Artikel 2, lid 2

Artikel 2, lid 2

Artikel 3

Artikel 3

Artikel 4, lid 1, aanhef

Artikel 4, lid 1

Artikel 4, lid 1, onder a)

Artikel 4, lid 1, onder b)

Artikel 4, lid 2

Artikel 4, lid 2

Artikel 4, lid 3

Artikel 4, lid 3

Artikel 4, lid 4

Artikel 4, lid 4

Artikel 4, lid 5

Artikel 4, lid 6

Artikel 5

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 6

Artikel 7, aanhef

Artikel 7, aanhef

Artikel 7, eerste streepje

Artikel 7, onder a)

Artikel 7, tweede streepje

Artikel 7, onder b)

Artikel 7, slot

Artikel 7, aanhef

Artikel 8, lid 1, aanhef

Artikel 8, aanhef

Artikel 8, lid 1, eerste streepje

Artikel 8, onder a)

Artikel 8, lid 1, tweede streepje

Artikel 8, onder b)

Artikel 8, lid 2

Artikel 9, lid 1

Artikel 9, lid 2

Artikel 9, lid 1

Artikel 9, lid 3

Artikel 9, lid 2

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 10

Artikel 11

 

 

Artikel 12

Artikel 12, eerste alinea

Artikel 12, tweede alinea

Artikel 13

Artikel 13

Bijlage I

Bijlage II

 

2.

Verwante dossiers

 
 

3.

Uitgebreide versie

Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.

De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.

4.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.