Geef mij maar een mooie confectiewoning - Hoofdinhoud
De vaste volgers weten het waarschijnlijk al: ik ben geen fan van particulier opdrachtgeverschap. Tenminste niet van de mythische vorm ervan die gepropageerd wordt door de sociaaldemocratische wethouder Adri Duivesteijn uit Almere/Den Haag en zijn liberale burgemeester Annemarie Jorritsma. Particulier opdrachtgeverschap is niet goedkoper maar duurder, en levert geen betere, maar een slechtere prijs/prestatieverhouding op. Waarom?
Homeruskwartier Almere, kweekvijver voor particulier opdrachtgeverschap (foto+verhaal: BNSP)
Eigenlijk is het heel simpel: iedere keer opnieuw het wiel uitvinden is hardstikke duur. Als je geld zat hebt maakt het allemaal niet zoveel uit, dan kan je de meerprijs voor exclusiviteit wel ophoesten. Maar voor een bedrag van twee of twee en een halve euroton is dat een andere zaak. Dan is een complexmatig gebouwde woning, liefst gebouwd volgens een vast concept, verreweg de beste keus. De seriematigheid van componenten en processen, met vaste bouwpartners, zorgt voor minder fouten en een lagere prijs. Daarom ben ik wel een groot fan van conceptueel bouwen.
Mijn analyse over particulier opdrachtgeverschap wordt nog eens haarfijn onderbouwd in het opinieartikel ‘Zelf huis bouwen zet geen zoden aan de dijk’ van Jos Feijtel (Cobouw, 10 mei 2012). Feijtel reageert op de stelling van Duivesteijn dat (collectief) particulier opdrachtgeverschap de terugval in woningbouwproductie door de crisis in de bouw zou kunnen opvangen. De cijfers tonen het tegendeel aan:
-
-van 2005-2009 zijn gemiddeld 9.000 bouwvergunningen afgegeven aan particulieren; in 2010 en 2011 ongeveer 6.000 per jaar;
-
-het aandeel CPO is sinds 2001 ongeveer gelijk gebleven, er is geen stijging sinds het begin van de bouwcrisis in 2008;
-
-de WOZ-waarde van de CPO-woning bedraagt tussen €425.000 en €290.000;
-
-van de particulieren die zelf bouwen kiest 69% voor een cataloguswoning; dat is geen CPO, maar een vorm van conceptueel bouwen;
-
-volgens Woonkennis zou 7% van de consumenten met belangstelling voor de aankoop van een woning een voorkeur hebben voor CPO;
-
-een landelijke inventarisatie van CPO-projecten liet zien dat er sinds 1980 ca. 70 woningen/jaar in CPO gebouwd werden; tussen 1996 en 2005 lopen de aantallen geleidelijk op tot 450/jaar; daarna dalen de aantallen geleidelijk weer tot 350/jaar; het totale aantal CPO woningen vanaf 1981 bedraagt slechts 6.500 (bron: De Regie BV).
Feijtel concludeert dan ook dat CPO absoluut geen serieuze rol speelt bij het bestrijden van de bouwcrisis en dat het Almeerse dogma van 30% CPO in de nieuwbouwproductie niet aansluit bij de woonvoorkeur van de consument. Hij sluit zijn artikel af met wat beschouwingen over vertragingen, oplopende kosten en faalkosten bij CPO.
Allemaal mee eens. Maar ik voeg daar nog een punt aan toe. Volgens mij kan er met een goed bouwconcept en een projectgrootte van een paar honderd woningen een hoge stedebouwkundige kwaliteit geleverd worden dan bij een paar honderd woningen in CPO. Je kan bij zo’n opzet de variatie halen uit het stedebouwkundige arrangement, terwijl bij CPO de centen dan al lang zijn opgegaan aan overhead en hogere bouwkosten. Het is niet voor niets dat bij de honderd mooiste woningbouwprojecten van de 20e eeuw de meeste ontwikkeld waren door een woningcorporatie, in een flinke seriematigheid, maar met oog voor duurzame materialen, detaillering en stedenbouwkundige samenhang.
Lees ook: Zonnekoning Almere wil “overbodige regeltjes” afschaffen. Alleen bij particulier opdrachtgeverschap