Consultatie Europese Commissie over quota - Hoofdinhoud
Dit zijn de antwoorden die Europarlementariër Marije Cornelissen gaf in de consultatie van de Europese Commissie over de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen in ondernemingsbesturen in de Europese Unie.
-
-Hoe doeltreffend is zelfregulering door ondernemingen om het probleem van de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen in ondernemingsbesturen in de EU aan te pakken?
Hoewel er enkele bedrijven zijn die met zelfregulering het aantal vrouwen aan de top aanzienlijk hebben weten te verhogen, zijn deze bedrijven helaas eerder uitzondering dan regel. Een vergelijking tussen landen waar zelfregulering gestimuleerd wordt zonder bindende doelen en sancties en landen waar wel bindende doelen en sancties bestaan, maakt duidelijk dat zelfregulering weinig doeltreffend is in het verhogen van het aantal vrouwen in ondernemingsbesturen op enige schaal.
-
-Welke aanvullende maatregelen (zelfregulerende/regelgevende) zouden moeten worden genomen om het probleem van de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen in ondernemingsbesturen in de EU aan te pakken?
De Europese Unie zou bindende doelen gepaard met sancties moeten voorschrijven aan de lidstaten. Deze bindende doelen en sancties moeten een minimumkarakter hebben, lidstaten zouden scherpere doelen en hardere sancties moeten kunnen voorschrijven. Dit zou geflankeerd moeten worden met stimuleringsmaatregelen die bedrijven en vrouwelijk talent in staat stellen om aan deze doelen te voldoen.
-
-Zou een groter aantal vrouwen in ondernemingsbesturen volgens u economische voordelen opleveren en zo ja, welke?
Onderzoek heeft reeds aangetoond dat bedrijven met meer (gender)diversiteit in de top betere resultaten laten zien. Het beleid van deze bedrijven sluit beter aan bij een diverse samenleving, de wisselwerking tussen bestuurders is beter, de sfeer in het bedrijf is beter en niet onbelangrijk in een vergrijzende arbeidsmarkt: de groep bestuurders waaruit bedrijven talenten werven verdubbelt. Vrouwen vormen reeds het merendeel van de studenten aan voor het zakenleven relevante universitaire opleidingen als economie, rechten en bestuurskunde. Het is zonde, zowel voor het bedrijfsleven als voor de samenleving als geheel, als dit talent en deze expertise niet wordt benut.
-
-Welke doelstellingen (bv. 20%, 30%, 40%, 60%) zouden moeten worden vastgelegd om het aandeel van het ondervertegenwoordigde geslacht in ondernemingsbesturen te vergroten en binnen welke termijn? Zouden deze doelstellingen bindend moeten zijn dan wel een aanbeveling? Waarom?
Minimaal 40% vrouwen in de top van het bedrijfsleven per 2020 is een realistische doelstelling. Dit sluit aan bij de horizon die de Europese Unie heeft gekozen voor het bereiken van de EU2020 doelstellingen voor de toekomst van de Europese economie en biedt het bedrijfsleven voldoende tijd om maatregelen te nemen en vrouwelijk talent op te leiden en te werven. Om te voorkomen dat actie wordt uitgesteld zou 30% per 2015 een goed tussendoel zijn. Deze doelstellingen zouden zeker bindend moeten zijn. Zoals hierboven aangegeven werken niet-bindende doelstellingen slechts voor een zeer beperkt aantal bedrijven en is het voor een significante verhoging van het aantal vrouwen in ondernemingsbesturen nodig dat bindende doelen gesteld worden. Niet-bindende maatregelen met de nadruk op zelfregulering hebben nu ongeveer twee decennia de kans gehad om zich te bewijzen, maar hebben helaas aantoonbaar gefaald.
-
-Voor welke ondernemingen (bv. beursgenoteerde/van een bepaalde omvang) zou een dergelijk initiatief moeten worden genomen?
De Europese Unie zou bindende doelen met sancties moeten verplichten voor bedrijven die hun vestigingsplaats in de EU hebben. Er zou (in eerste instantie) gekozen kunnen worden voor bedrijven met meer dan 250 werknemers, waardoor het MKB is uitgezonderd. Hopelijk treedt er een spillover effect op richting kleinere bedrijven. Zo niet, dan kan na evaluatie altijd nog gekozen worden voor een verbreding van de definitie. Indien verlies van beursnotering de gekozen sanctie is, dan ligt het in de rede om de groep ondernemingen te beperken tot beursgenoteerde bedrijven met meer dan 250 werknemers. De definitie moet passen bij de voorgestelde sancties.
-
-Voor welke ondernemingsbesturen/leden van ondernemingsbesturen (bij het dagelijks bestuur betrokken/niet bij het dagelijks bestuur betrokken) zou een dergelijk initiatief moeten worden genomen?
De maatregelen zouden moeten gelden voor zowel de Raad van Bestuur, niet betrokken bij het dagelijks bestuur, als voor het dagelijks bestuur. Voor de Raad van Bestuur, als hoogste orgaan op enige afstand, is het met name van belang omdat dit meestal het meest zichtbare deel van de bedrijfstop is en een voorbeeldfunctie naar de samenleving vervult. Voor dagelijks bestuur van een onderneming, rechtstreeks in verbinding met lagere managementlagen, is het ook van belang omdat vrouwelijk talent via deze managementlagen naar de top kan stijgen en dit managementniveau een voorbeeldfunctie naar de werkvloer vervult.
-
-Zouden er sancties moeten worden ingesteld voor ondernemingen die de doelstellingen niet halen? Zouden er uitzonderingen moeten gelden voor het niet-halen van de doelstellingen?
Zonder sancties werken doelstellingen niet op enige schaal, is uit ervaring gebleken. Er moeten dus sancties verbonden worden aan het niet behalen van de doelstellingen. De Europese Commissie kan verschillende soorten sancties ontwikkelen waaruit lidstaten afhankelijk van hun voorkeur en het karakter van het nationale bedrijfsleven minimaal één sanctie toepassen. Verlies van beursnotering, ongeldig verklaring van de raad van bestuur en financiële sancties zijn mogelijke opties. Daarnaast zou de Europese Commissie het goede voorbeeld moeten geven door alle Europese bedrijven die niet voldoen aan de doelstelling bij openbare aanbesteding van Europese projecten uit te sluiten van deelname.
Uitzonderingen zouden kunnen worden gemaakt voor een bedrijf dat in ernstige problemen zit en aantoonbaar verlies maakt en krimpt. In dat geval zou een dergelijk bedrijf overigens moeten aantonen dat deze crisissituatie een rechtstreeks effect heeft op het onvermogen de doelstellingen te behalen.