Groenboek gezinshereniging: VVD-inbreng bij Europese Commissie - Hoofdinhoud
Voordat de Europese Commissie concrete voorstellen doet, presenteert ze in een Groenboek een visie op het issue en stelt ze vragen die van belang zijn om tot een plan te komen. Niet alleen regeringen van landen hebben dan de kans om te reageren, ook elke partij in elke lidstaat.
De VVD is kritisch op Europa, het primaat moet bij de lidstaten liggen. We vinden het dan ook wel onze verantwoordelijkheid ook gebruik te maken van de mogelijkheden die we hebben om onze visie en kritiek te geven. Met roepen aan de zijlijn is nog nooit een probleem opgelost.
Vandaar dat collega Cora van Nieuwenhuizen en ik onderstaande reactie hebben ingediend bij de Europese Commissie op het Groenboek ‘Gezinshereniging’.
Reactie VVD op Groenboek over het recht op gezinshereniging van onderdanen van derde landen die wonen in de EU (COM(2011)735)
De afgelopen 50 jaar is Nederland in Europa een van de grootste ontvangers van immigranten geweest. De VVD ziet volop kansen voor kennismigranten om de Nederlandse economie te versterken. De ongecontroleerde toestroom van kansarme en laagopgeleide migranten echter, heeft in Nederland tot grote problemen in de wijken, op scholen, op de arbeidsmarkt en op het vlak van criminaliteit geleid. De aanhoudende toestroom van kansarme migranten werkt het oplossen van integratieproblemen tegen. In Nederland staat in dit licht het onderwerp gezinsmigratie al lange tijd op de agenda. Wij zien dat het toelaten van kansarme huwelijksmigranten de integratie in de weg staat. Kinderen krijgen te maken met een ouder die de taal niet spreekt, die vaak slecht is opgeleid en geen band heeft met of kennis heeft van de Nederlandse samenleving. De VVD is daarom vóór het verscherpen van de (Europese) regels betreffende gezinsmigratie. Alleen op die manier kan ervoor gezorgd worden dat huwelijksmigranten die naar Europa komen een goede basis hebben om hun nieuwe leven vorm te geven.
De VVD wil op een aantal punten de bestaande richtlijn herzien, om bovenstaande mogelijk te maken. Met name:
•Verhoging leeftijdseis partner naar 24 jaar
•Toelating van maximaal één partner in 10 jaar
•Verhoging inkomenseis naar 120% minimumloon
•Invoering van een borgsom
•Opleidingseisen
•Invoering van een toets waaruit moet blijken dat de band met Nederland groter is dan die met andere landen
•Uitsluiting van de mogelijkheid gezinsleden toe te laten van personen die zijn veroordeeld voor bepaalde geweldsdelicten
Beantwoording vragen Commissie
Vraag 1: Is het toepassen van deze voorwaarden (redelijk uitzicht op een permanent verblijfsrecht ten tijde van het verzoek (artikel3) en een wachttijd voorafgaand aan de hereniging (artikel 8)) de beste manier om te bepalen wie gezinshereniger kan zijn?
Antwoord: De VVD is van mening dat vooral de tweede voorwaarde van nut kan zijn. De VVD ziet in deze wachttijd een mogelijkheid voor de partner van de gezinshereniger, maar ook voor de hereniger zelf, zich voor te bereiden op de komst naar een nieuw land. Hierbij kan alvast een begin gemaakt worden met bijvoorbeeld het leren van de taal.
Vraag 2: Is het legitiem om een minimumleeftijd voor de echtgenoot te hanteren die afwijkt van de meerderjarigheidsleeftijd van een lidstaat? Zijn er andere manieren om gedwongen
huwelijken in het kader van gezinshereniging te voorkomen en zo ja, welke?
Beschikt u over duidelijk bewijs dat gedwongen huwelijken een reëel probleem vormen? Zo
ja, hoe groot is dit probleem (vermeld cijfers) en hangt het samen met de regels voor
gezinshereniging (vaststelling van een minimumleeftijd die afwijkt van de
meerderjarigheidsleeftijd)?
Antwoord: Het is niet alleen legitiem om een minimumleeftijd te hanteren, volgens de VVD zal deze zelfs hoger moeten liggen dan nu het geval is, namelijk op 24 jaar. Niet alleen zorgt dit ervoor dat het overkomende gezinslid de kans heeft gehad een opleiding in eigen land te voltooien, wat de kans op integratie vergroot. Ook kan men op deze leeftijd meer zelfstandigheid en zelfredzaamheid verwachten, wat de kans op vrije keuze vergroot. Ook kan men op deze leeftijd meer zelfstandigheid en zelfredzaamheid verwachten, wat de kans op vrije keuze vergroot. Daarnaast wordt bij een hogere leeftijd volgmigratie beperkt en wordt er door een immigrant vaker gekozen voor een partner die in hetzelfde land woont. Dit beperkt problemen met integratie. Ook wordt hiermee de kans op een gedwongen huwelijk verkleind. Het is moeilijk na te gaan wat het precieze aantal gedwongen huwelijken onder gezinsherenigers is. In Nederland zijn verschillende onderzoeken die hebben aangetoond dat dit echter wel degelijk een probleem is, onder andere door het Steunpunt huiselijk geweld in 2007. Daarnaast is de VVD op dit onderwerp van mening dat ieder gedwongen huwelijk er één te veel is. De VVD hecht groot belang aan vrije partnerkeuze. Daarom is het van belang dat beleid wordt ontwikkeld om huwelijksdwang tegen te gaan.
Vraag 3: Hecht u enig belang aan het handhaven van de standstillclausules die niet door de lidstaten worden gebruikt, zoals die betreffende kinderen ouder dan 15 jaar?
Antwoord: In Nederland speelt dit geen rol, maar wij willen niet voor andere lidstaten spreken.
Vraag 4: Zijn de regels voor de in aanmerking komende gezinsleden adequaat en ruim genoeg om rekening te houden met de verschillende definities van het gezin naast die van het kerngezin?
Antwoord: Ja. Daarnaast is de VVD van mening dat het recht op gezinshereniging zich beperkt tot het kerngezin en dus niet “definities van het gezin naast die van het kerngezin”. Voor paren met gelijk geslacht is in Nederland een aparte regeling getroffen.
Vraag 5: Wordt met deze maatregelen het doel van integratie bereikt? Hoe kan dit in de praktijkworden beoordeeld? Welke integratiemaatregelen zijn het doeltreffendst?
Zou u het nuttig vinden deze maatregelen nader vast te stellen op EU-niveau?
Zou u maatregelen vóór de toegang aanbevelen? Zo ja, hoe kan worden gewaarborgd dat
dergelijke maatregelen niet leiden tot overmatige belemmeringen voor gezinshereniging
(zoals onevenredige kosten of eisen) en dat zij rekening houden met individuele
omstandigheden als leeftijd, analfabetisme, handicap en opleidingsniveau?
Antwoord: Juist het voldoen aan integratievoorwaarden bij gezinshereniging is volgens de VVD van het grootste belang voor het slagen van de integratie. Met name het hebben van kennis van de taal en de samenleving voor de komst naar het ontvangende land geven de immigrant een voorsprong. Zo kunnen ze na vestiging hun leven direct verder vorm geven: door het zoeken van een baan op het volgen van een opleiding. Ook vermindert het de afhankelijkheid van de immigrant. Dit geldt zeker wanneer het gaat om gezinshereniging. De VVD is tegenstander van het vaststellen van dit soort regels op Europees niveau. Dit moet aan de lidstaten voorbehouden blijven, aangezien maatregelen op het gebied van integratie ook geen taak zijn van de Europese Unie.
Vraag 6: Is het, gezien de toepassing ervan, noodzakelijk en gerechtvaardigd om een dergelijke afwijking in de richtlijn te behouden om te voorzien in een wachttijd van drie jaar vanaf de indiening van het verzoek?
Antwoord: Zoals al eerder gesteld bij het antwoord op vraag 1 is de wachttijd volgens de VVD een mogelijkheid voor de partner van de gezinshereniger, maar ook voor de hereniger zelf, zich voor te bereiden op het leven in een nieuw land. Op die manier is de hereniger beter ingeburgerd alvorens zijn of haar gezinsleden zullen volgen.
Vraag 7: Zijn er specifieke regels nodig voor de situatie waarin de resterende geldigheidsduur van de verblijfstitel van de gezinshereniger minder dan een jaar bedraagt, maar verlenging van de verblijfstitel in behandeling is?
Antwoord: Ja.
Vraag 8: Zou de gezinshereniging van onderdanen van derde landen die begunstigden zijn van
subsidiaire bescherming onderworpen moeten zijn aan de regels van de richtlijn
gezinshereniging? Zouden de gunstiger bepalingen van de richtlijn gezinshereniging op grond waarvan vluchtelingen niet hoeven te voldoen aan bepaalde vereisten (woonruimte,
ziektekostenverzekering, voldoende stabiele inkomsten) ook moeten gelden voor de begunstigden van subsidiaire bescherming?
Antwoord: De VVD is er voorstander van dat dezelfde regels met betrekking tot gezinshereniging van toepassing zijn op subsidiair beschermden als op vluchtelingen.
Vraag 9: a) Moeten de lidstaten de mogelijkheid blijven houden om de toepassing van de gunstiger bepalingen van de richtlijn te beperken tot vluchtelingen wier gezinsbanden dateren van vóór hun binnenkomst op het grondgebied van een lidstaat?
Antwoord: Ja. Dit zou enkel moeten gelden voor gezinshereniging en niet voor gezinsvorming. De regeling is bedoeld voor gezinnen die zijn opgebroken en niet voor gezinnen die nog gevormd moeten worden.
-
b)Zou gezinshereniging ook gewaarborgd moeten zijn voor andere categorieën gezinsleden die afhankelijk zijn van de vluchtelingen, en zo ja, voor welke categorieën?
Antwoord: Deze zou moeten bestaan uit echtgenoot/echtgenote en minderjarige kinderen.
-
c)Moeten vluchtelingen, indien het verzoek om gezinshereniging niet binnen een termijn van
drie maanden na de toekenning van de vluchtelingenstatus wordt ingediend, verplicht moeten
blijven om aan te tonen dat zij voldoen aan de voorwaarden inzake woonruimte, ziektekostenverzekering en inkomsten?
Antwoord: Ja.
Vraag 10: Beschikt u over duidelijke bewijzen voor fraude? Hoe groot is het probleem (vermeld cijfers)? Denkt u dat regels inzake gesprekken en onderzoeken, waaronder DNA-testen, kunnen bijdragen tot het oplossen van de problemen? Acht u het nuttig om deze gesprekken of onderzoeken nader te regelen op EU-niveau? Zo ja, welk type regels zou u overwegen?
Antwoord: In Nederland zijn talloze gevallen bekend van fraude in het geval van gezinshereniging. Zo werd in 2009 door de Immigratie- en Naturalisatiedienst geconstateerd dat er “grootschalige fraude” was bij verzoeken van Somalische asielzoekers tot gezinshereniging, het bleek hierbij vaak niet te gaan om gezinsleden. Toch blijft het moeilijk dit aan te tonen, aangezien controle erg lastig is. Daardoor is het belangrijk dat er meer ruimte gelaten wordt voor “gegronde vermoedens” dan nu het geval is of dan nu duidelijk is.
Vraag 11: Beschikt u over duidelijk bewijs voor de problemen rond schijnhuwelijken? Beschikt u over cijfers inzake dergelijke huwelijken (ontdekte gevallen)? Houden de problemen verband met de bepalingen van de richtlijn? Zouden de bepalingen in de richtlijn die betrekking hebben op controles doeltreffender kunnen worden toegepast, en zo ja, hoe?
Antwoord: Hierbij verwijzen wij naar het antwoord op de vorige vraag. Om problemen met het aantal schijnhuwelijken tegen te gaan stelt de VVD voor het aantal verzoeken tot hereniging met huwelijkspartners te beperken, bij voorkeur tot eens per 10 jaar. Hierdoor kan worden voorkomen dat er met huwelijken “geshopt” wordt om financiële winst te boeken of voor uitbuitingsdoeleinden.
Vraag 12: Zouden de administratieve procedurekosten moeten worden geregeld? Zo ja, zou dat moeten gebeuren in de vorm van waarborgen of moeten er nadere aanwijzingen worden gegeven?
Antwoord: Nee, deze verschillen per lidstaat en zouden niet moeten worden vastgelegd.