Bezuinigen als duurzame uitdaging

Met dank overgenomen van R.R. (Ruard) Ganzevoort i, gepubliceerd op zaterdag 3 maart 2012, 2:06.

Column in De Linker Wang, Maart 2012

Het wordt steeds duidelijker dat extra bezuinigingen onvermijdelijk zijn. In elk geval binnen de economische logica die ons regeert. Er klinken natuurlijk ook allerlei tegenstemmen die vragen of het wel zo slim is om nog meer te bezuinigen, of daarmee niet de economie helemaal tot stilstand komt. De heersende mening is echter duidelijk: het begrotingstekort is te hoog en zal dus moeten worden teruggebracht. Maar hoe?

Drijfzand

Rechtse partijen willen vanouds een kleine overheid en veel ruimte voor de markt. Dat betekent per definitie dat de verworvenheden van de verzorgingsstaat ter discussie komen te staan. Werknemersrechten, uitkeringen, zorgvoorzieningen worden uitgekleed, en ook de collectieve sector van cultuur, natuur, onderwijs is niet veilig. Mensen moeten maar voor zichzelf zorgen. En ook geld voor de kunst, het onderwijs en de natuur hoeft niet bij de overheid vandaan te komen. Zo gaan de collectieve lasten omlaag, maar er wordt niet bij verteld dat we voor het in stand houden van de samenleving dan wel zelf dieper in de buidel moeten tasten.

Aan de andere kant van het spectrum vinden we partijen die zich schrap zetten voor de verdediging van die verzorgingsstaat en daarbij alles zoveel mogelijk willen laten zoals het was. De AOW-leeftijd, de ontslagbescherming en de door de zorgverzekering betaalde rollator moeten allemaal blijven zoals ze zijn. Dan maar een wat hogere staatsschuld. Er wordt niet bij verteld dat die staatsschuld ook weer door onszelf moet worden betaald en dat de rente daarop ons elk jaar zo’n 10 miljard kost.

Het is verleidelijk om tussen die twee benaderingen een middenweg te zoeken. Een beetje dit en een beetje dat. Een beetje bezuinigen maar niets veranderen. Schrapen en ondertussen ruziën op de vierkante centimeter. Maar met die middenweg houden we het systeem gewoon met elkaar in stand. Een systeem dat draait op lenen en op de hoop dat de economie genoeg blijft groeien om de oplopende rente te kunnen blijven betalen. Wat dat betreft, lijken de klassieke verzorgingsstaat en de financiële wereld nogal op elkaar: ze zijn gebouwd op drijfzand.

Grenzen aan de groei

Als er iets is wat de huidige crises ons leren, dan is het wel dat we eigenlijk een heel ander systeem nodig hebben. Dat is geen nieuwe gedachte. De Club van Rome trok in 1972 de aandacht met het rapport Grenzen aan de groei. Critici stelden dat het niet zo’n vaart zou lopen en dat we de problemen wel met nieuwe technologie konden oplossen. Toch is de wake up call van de Club van Rome nog steeds actueel. Datzelfde geldt voor Bob Goudzwaards ‘Economie van het genoeg’: niemand moet zijn overvloed vermeerderen zolang niet voor iedereen in de basale levensbehoeften voorzien is.

Deze radicale visies brengen twee uitersten bij elkaar: fundamenteel bezuinigen om onze doorgedraaide economie terug te brengen tot de werkelijkheid, en een even fundamentele solidariteit waarin de kwetsbaarste mensen niet het meest van allen onder de crisis lijden. Die twee sluiten elkaar niet uit, integendeel. Ze veronderstellen elkaar. Voor de samenleving is het niet dramatisch als we een paar procent minder groei hebben. Het is wel dramatisch als alle ellende bij de zwakkeren terecht komt. Daarom is de wezenlijke vraag een verdelingsvraag. Durft de rijkere helft van Nederland genoegen te nemen met een beetje minder? Niet alleen nu, maar structureel?

Vandaag de dag heet dat duurzaam. Een duurzame economie teert niet op de toekomst en leeft niet van de uitbuiting. Een duurzame economie leeft van wat we met elkaar kunnen creëren en verdeelt dat eerlijk over iedereen. Een duurzame wereldeconomie geeft meer kansen aan de allerarmsten en vermindert daardoor het risico van mensonterende en onbetaalbare oorlogen. Een duurzame wereldeconomie investeert in mensen en in een goed leefklimaat en vermijdt daardoor onnodige milieukosten.

Deze grote droom dat de wereld anders zou kunnen, leefde bij denkers als Goudzwaard, Boerwinkel en anderen uit de voorgeschiedenis van de Linker Wang. Het is een droom die ons nog in de genen zit: het roer moet en zal om. Niet alleen in concreet beleid, maar ook in onze mentaliteit. Niet welvaart als hoogste doel, maar welzijn. Niet de economie van de groei, maar van het genoeg. Niet het bruto nationaal product, maar het bruto nationaal geluk, zoals Femke Halsema schreef.

Het is niet een droom die in een klap werkelijkheid wordt. Dat gaat in kleine stapjes en met vallen en opstaan. Maar het gebeurt wel. Veel van de ideeën die De Linker Wang en GroenLinks jarenlang hebben uitgedragen, zijn gemeengoed geworden. Grote bedrijven richten zich op duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen. De Nederlandse defensie-strategie is eerst en vooral humanitair geworden. Milieu en natuur zijn al lang geen linkse hobby meer. En ook al staat dat bij dit kabinet onder druk, deze basisideeën worden tegenwoordig breed gedragen.

Roer omzetten

Daarom moeten we juist in de huidige crisis blijven zeggen dat het anders kan en anders moet. Dit kabinet lijkt niet tot zo’n hervorming in staat, gevangen als het is in de oude logica waardoor de crises ontstonden. Maar wie weet wat er mogelijk wordt als radicale bezuinigingen gebruikt gaan worden om het roer echt om te zetten…