Recht op koop van een corporatiewoning biedt kansen

Met dank overgenomen van B.G. (Betty) de Boer i, gepubliceerd op donderdag 5 januari 2012.

In het regeerakkoord is het ‘recht op koop’ opgenomen. Dit houdt in dat huurders van corporatiewoningen het recht krijgen om hun woning tegen een redelijke prijs te kopen. Onlangs is het wetsvoorstel dat het recht op koop gaat regelen naar de Tweede Kamer gestuurd.

De huidige regeringscoalitie van VVD en CDA, gesteund door de PVV, wil het eigenwoningbezit bevorderen en daarom de verkoop van woningen stimuleren. Vanaf 1985 is het eigen woningbezit gestegen van 42% naar 58%. De stijging heeft voornamelijk plaats gevonden bij de hogere inkomens. Ik ben van mening dat lagere en middeninkomens ook voor eigen woningbezit in aanmerking moet kunnen komen en dat dit niet alleen is voorbehouden aan de hogere inkomens. Mensen bouwen met de afbetaling van de eigen woning een stukje vermogen op dat ze op hun 67ste aan hun pensioen kunnen toevoegen. Eigen woningbezit is liberaal, sociaal en werkt emanciperend. Een eigen woning geeft een belangrijke verantwoordelijkheid om zorg te dragen voor de instandhouding van het eigendom.

Verkoop van sociale huurwoningen door woningbouwcorporaties moet daarom worden gestimuleerd. Deze verkoop leidt tot een groter aanbod in het goedkopere segment. De VVD-fractie staat daarmee in een traditie, want reeds in de jaren zeventig van de vorige eeuw pleitte de VVD hiervoor.

Het corporatiebezit is bovendien zo’n 700.000 woningen groter dan de doelgroep. In Nederland zijn van de in totaal ruim 7,1 miljoen woningen, 3 miljoen huurwoningen. Van deze huurwoningen zitten maar liefst 2,23 miljoen huurwoningen in de sociale huursector. Dit is ruim 32% van het woningbestand. Nederland telt circa anderhalf miljoen huishoudens met een laag inkomen waarvoor de sociale woningbouw oorspronkelijk bedoeld zou moeten zijn. Er is dus ruimte binnen het corporatiebezit om woningen te verkopen. 200.000 Huurders van een corporatiewoning zouden hun woning graag willen kopen. Ook is bijna een kwart van de huurders op zoek naar een andere woning, waarvan de helft naar een koopwoning. Dit zou omgerekend naar het aantal huurders een aantal zijn van 375.000. Dit laatste is gebleken uit onderzoek van de Vereniging Eigen Huis.

Het is nu niet zo dat iedere corporatiewoning actief op de markt te koop wordt aangeboden. Dit kan wel gebeuren met een woning die leeg komt, maar dat is nu ook al het geval. Daar verandert het wetsvoorstel niets aan. Het wetsvoorstel regelt dat corporaties 75% van hun bezit te koop aan moeten bieden aan zittende huurders. Woningen voor kwetsbare groepen en ouderen, of woningen die moeten worden geherstructureerd kunnen worden uitgezonderd van de aanbiedingsplicht. De huurder kan kiezen of hij of zij de woning wil kopen, danwel wil blijven huren. Deze keuzevrijheid is belangrijk. Niet iedere huurder zal de woning willen of kunnen kopen. Dit geldt voor de krimpregio’s, maar dit geldt evenzozeer voor de tuinwijken in Amsterdam. Het is geen koopplicht.

Nu zijn er al woningcorporaties bezig met de verkoop van woningen onder bijvoorbeeld Koopgarant. Sinds 2004 zijn er 25.000 woningen onder deze contractvorm verkocht. Onder Koopgarant worden corporatiewoningen met korting verkocht en wordt het verlies of de winst later gedeeld tussen koper en verkoper. Minder dan de helft van het aantal woningcorporaties houdt zich echter bezig met de verkoop van corporatiewoningen. Het is daarom goed dat de verkoop van deze woningen wordt gestimuleerd middels het recht op koop. Tussen de boekwaarde en verkoopwaarde van een corporatiewoning zit gemiddeld een verschil van € 90.000,-. De verkoop van 1000 woningen door corporaties levert daarmee de sector zo’n 90 miljoen Euro op. Hiermee wordt geld vrij gespeeld wat kan worden geïnvesteerd in het bestaande woningbestand. Zo kan de bouw ook een beetje worden gestimuleerd. Kortom, het recht op koop biedt alleen maar kansen. Laten we er iets moois van maken.