Adviseren aan dit kabinet is vorm van evenwichtskunst

Met dank overgenomen van P.F.C. (Paulus) Jansen i, gepubliceerd op maandag 28 november 2011, 16:33.

Zojuist presenteerde Marjolein van Asselt namens de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid het advies Evenwichtstkunst; over de verdeling van verantwoordelijkheid voor fysieke veiligheid. De WRR bedrijft met het advies de evenwichtskunst in een tijdperk waarin de overheid vooral oog heeft voor het afschaffen van regels en verantwoordelijkheden.

Donner verzocht de WRR op 12 april 2011 om ‘…zijn visie te geven op de mogelijkheden voor een generiek risicobeleid op het gebied van de fysieke veiligheid, met een kleinere rol voor de overheid.’ Tevens verzocht hij om aanknopingspunten aan te geven voor het doorbreken van de zogenoemde risicoregelreflex en de reflex om de verantwoordelijkheid bij de overheid te leggen.’ De vragen van Donner passen perfect in de tijdgeest en het gezamelijke credo van VVD, CDA en PVV: minder overheid.

Helaas voor Donner drijft de WRR niet mee met de waan van de dag. Hun advies is zelfs behoorlijk tegendraads, al is de verpakking vriendelijk en beschaafd. Van de risicoregelreflex constateert de WRR dat deze ‘… een gevoelde reflex is, maar dat er tegelijkertijd een gebrek is aan solide bewijs.’ De raad pleit ervoor ‘… het perspectief te verleggen naar goed bestuurlijk gedrag bij incidenten, het doel van beleid (fysieke veiligheid) en de manier waarop de verantwoordelijkheden daarvoor verdeeld kunnen worden.’

Een van de suggesties die de WRR doet is om schadevoorziening (bv. verplichte verzekering, bankgarantie e.d.) als element te gebruiken in de verantwoordelijkheidsverdeling tussen overheid en derden. Bij de vuurwerkramp in Enschedé bedroeg de totale schade €684 miljoen. Het vuurwerkbedrijf dat de ramp veroorzaakte had een aansprakelijkheidsverzekering tot een maximum van €1 miljoen. Professor Van Asselt constateerde dan ook een discrepantie tussen de wettelijke aansprakelijkheidsverzekering voor automobilisten en het ontbreken van een dergelijke verzekering voor risicobedrijven, terwijl de maatschappelijke schade die zij kunnen veroorzaken bij een ongeluk een veelvoud is van die bij een auto-ongeluk.

Vanuit de zaal werd daarop gewaarschuwd voor het risico dat goed verzekerde partijen zich onverantwoord(er) gaan gedragen: ‘Sinds ik een skihelm draag neem ik veel meer risico.’ Dat gedrag, meestal aangeduid als moral hazard, is door de WRR niet betrokken in haar onderzoek. Zo blijft er volop werk aan de winkel voor de onderzoekswereld en de politiek. Maar ik ga nu al mijn voordeel doen met het WRR-debat in de discussie met Donner, Atsma en anderen over de inspectievakantie, en het afschuiven van verantwoordelijkheden naar provincies, gemeenten en de markt.