Armoedebestrijding hoort juist tijdens de crisis hoog op de Europese agenda

Met dank overgenomen van M. (Marije) Cornelissen i, gepubliceerd op dinsdag 15 november 2011.

Het Europees Parlement deed dinsdag een beroep op de Europese Commissie en op de EU-landen om serieus werk te maken van armoedebestrijding. Eén van de vijf Europeanen leeft in armoede of heeft het risico om in armoede te vervallen. GroenLinks-Europarlementariër Marije Cornelissen waarschuwt ervoor dat de financiële en economische crisis het doel om armoede in de Europese Unie te verminderen, dreigt te ondermijnen.

EU2020-strategie

In de EU2020-strategie is afgesproken dat er in 2020 ten minste twintig miljoen minder mensen in armoede leven in de Europese Unie. “Maar tot nu toe gebeurt er bar weinig om landen aan te sporen hun gebrek aan ambitie bij te stellen”, stelt Cornelissen. De Europese reactie op de economische crisis blijft steken bij bezuinigen in plaats van tegelijkertijd in mensen te investeren.”

GroenLinks steunt de vraag van het Europarlement aan de Europese Commissie om landen te corrigeren die geen helder plan van aanpak hebben gemaakt, zoals Nederland. Cornelissen ziet hierin een schril contrast met de manier waarop begrotingsdiscipline wordt aangepakt:

“De Europese Commissie heeft van begrotingsdiscipline terecht een prioriteit gemaakt. Maar dat mag niet betekenen dat landen bezuinigingen ten koste van een stijging van armoede. Anders hebben we straks een Europese Unie met cijfers die kloppen maar met nog meer mensen die sociaal zijn buitengesloten.”

Minimuminkomen

Cornelissen is blij met de oproep die het Europarlement nu doet om de mogelijkheid te onderzoeken om in de Europese Unie een minimuminkomen in te voeren. Dat minimuminkomen moet dan per land verschillen en aansluiten bij het lokale welvaartsniveau. De Groenen in het Europees Parlement pleitten al jaren voor zo'n garantie tegen armoede. “Ik ben blij dat op het ontwikkelen van een minimumgarantie tegen armoede niet langer een taboe lijkt te rusten in het Europees Parlement”, concludeert Cornelissen.