Besluit 2011/432 - Goedkeuring van het Verdrag van ’s Gravenhage van 23 november 2007 inzake de internationale inning van levensonderhoud ten behoeve van kinderen en andere familieleden - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
Inhoudsopgave
officiële titel
Besluit van de Raad van 9 juni 2011 betreffende de goedkeuring, namens de Europese Unie, van het Verdrag van ’s Gravenhage van 23 november 2007 inzake de internationale inning van levensonderhoud ten behoeve van kinderen en andere familieledenofficiële Engelstalige titel
Council Decision of 9 June 2011 on the approval, on behalf of the European Union, of the Hague Convention of 23 November 2007 on the International Recovery of Child Support and Other Forms of Family MaintenanceRechtsinstrument | Besluit |
---|---|
Wetgevingsnummer | Besluit 2011/432 |
Origineel voorstel | COM(2009)373 |
Celex-nummer i | 32011D0432 |
Document | 09-06-2011 |
---|---|
Bekendmaking in Publicatieblad | 22-07-2011; PB L 192 p. 39-50 |
Inwerkingtreding | 09-06-2011; in werking datum document zie art 10 |
Einde geldigheid | 31-12-9999 |
22.7.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 192/39 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 9 juni 2011
betreffende de goedkeuring, namens de Europese Unie, van het Verdrag van ’s Gravenhage van 23 november 2007 inzake de internationale inning van levensonderhoud ten behoeve van kinderen en andere familieleden
(2011/432/EU)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 81, lid 3, eerste alinea, juncto artikel 218, lid 6, tweede alinea, onder b), en artikel 218, lid 8, tweede alinea, eerste zin,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Unie werkt aan de totstandbrenging van een gemeenschappelijke justitiële ruimte die is gebaseerd op het beginsel van wederzijdse erkenning van beslissingen. |
(2) |
Het Verdrag van ’s Gravenhage van 23 november 2007 inzake de internationale inning van levensonderhoud ten behoeve van kinderen en andere familieleden („het verdrag”) is een stevige basis voor de totstandbrenging van een wereldwijd systeem van administratieve samenwerking en voor de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen en regelingen inzake levensonderhoud, aangezien het voorziet in kosteloze rechtsbijstand bij vrijwel alle vorderingen inzake levensonderhoud ten behoeve van kinderen en in een vereenvoudigde erkennings- en tenuitvoerleggingsprocedure. |
(3) |
Op grond van artikel 59 van het verdrag kunnen regionale organisaties voor economische integratie zoals de Unie het verdrag ondertekenen, aanvaarden of goedkeuren of tot het verdrag toetreden. |
(4) |
De aangelegenheden die door het verdrag worden geregeld, worden ook behandeld door Verordening (EG) nr. 4/2009 van de Raad van 18 december 2008 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen (2). Zoals overeengekomen bij de vaststelling van Besluit 2011/220/EU van de Raad (3) betreffende de ondertekening van het verdrag, dient de Unie het verdrag alleen goed te keuren en haar bevoegdheid uit te oefenen in alle aangelegenheden die erdoor worden geregeld. Het verdrag zou derhalve bindend moeten zijn voor de lidstaten doordat de Unie het goedkeurt. |
(5) |
Bij de goedkeuring van het verdrag dient de Unie daarom de bevoegdheidsverklaring krachtens artikel 59, lid 3, van het verdrag af te leggen. |
(6) |
Tevens dient de Unie bij de goedkeuring van het verdrag, krachtens respectievelijk de artikelen 62 en 63 van het verdrag, alle voorbehouden te maken en verklaringen af te leggen die zij noodzakelijk acht. |
(7) |
De Unie dient in dit verband overeenkomstig artikel 2, lid 3, van het verdrag te verklaren dat zij de toepassing van de hoofdstukken II en III van het verdrag zal uitbreiden tot onderhoudsverplichtingen tussen echtgenoten en ex-echtgenoten. Zij dient tegelijkertijd een unilaterale verklaring af te leggen waarin zij zich ertoe verbindt in een latere fase te onderzoeken of het toepassingsgebied niet nog verder kan worden uitgebreid. |
(8) |
De Unie dient het in artikel 44, lid 3, van het verdrag bedoelde voorbehoud inzake de voor mededelingen tussen de centrale autoriteiten aanvaarde talen te maken. De lidstaten die wensen dat de Unie dat voorbehoud te hunnen aanzien maakt, dienen de Commissie er vooraf van in kennis te stellen, met opgave van de tekst van het voorbehoud. |
(9) |
De Unie dient de in artikel 11, lid 1, onder g), en artikel 44, leden 1 en 2, van het verdrag bedoelde verklaringen af te leggen. De lidstaten die wensen dat de Unie dit voorbehoud te hunnen aanzien maakt, dienen de Commissie er vooraf van in kennis te stellen, met opgave van de tekst van het... |
Lees meer
Deze wettekst is overgenomen van EUR-Lex.
Dit dossier wordt iedere nacht automatisch samengesteld op basis van bovenstaande dossiers. Hierbij is aan de technische programmering veel zorg besteed. Een garantie op de juistheid van de gebruikte bronnen en het samengestelde resultaat kan echter niet worden gegeven.
Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de geconsolideerde versie, de juridische context, de Europese rechtsgrond, een overzicht van verwante dossiers en tot slot de betrokken zaken van het Europees Hof van Justitie.
De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.
Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.
De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.