Ieder voor zich of toch liever samen?

Met dank overgenomen van R.R. (Ruard) Ganzevoort i, gepubliceerd op zaterdag 8 oktober 2011, 2:22.

Column verschenen in De Linker Wang, oktober 2011

Het was een indringend beeld, de graaiers die op de A2 hielpen bij het ‘opruimen’ van geld dat uit een geldauto was gevallen. Indringend, want wat zouden wij zelf hebben gedaan? Doorrijden? Het geld oprapen en afgeven aan de bewakers? Of toch maar meenemen? In gesprekken erover bleek de moraal vaak flinterdun. Toen doordrong dat de graaiers waarschijnlijk allemaal op video stonden, ging de een na de ander bij de politie het geld (of een deel ervan) inleveren. Dat is ongeveer het morele niveau van een kat of een klein kind: alles mag als het maar niet gezien wordt… Het morele basisprincipe van mijn en dijn is niet altijd even sterk.

Geld van burgers

Datzelfde principe van mijn en dijn wordt juist wel ingeroepen in allerlei discussies over overheidsuitgaven. Of het nu gaat om kunstsubsidies, salarissen van politici en bestuurders, of zorgkosten, er is al gauw iemand die roept: ‘dat doen ze wel van mijn geld.’ En eerlijk is eerlijk, het kabinet lokt dat ook uit. Men verkoopt de harde bezuinigingen onder meer met het argument dat men zuinig is op ons geld. Dat siert de overheid natuurlijk. Het is goed dat ministers beseffen dat ze namens ons beleid maken en uitvoeren en dat het geld dat ze daarbij uitgeven ons gezamenlijke geld is.

Die boodschap wordt vervolgens vooral door kritische stemmen snel overgenomen: ‘dat doen ze van ons geld.’ Inderdaad. Maar het gaat fout als dat vervolgens vertaald wordt naar het individuele niveau. ‘Dat doen ze van mijn geld.’ Meestal betekent dat ook gelijk: ‘en dat zou niet moeten. Mijn geld wordt besteed aan zaken waarmee ik het niet eens ben.’ De - goede - boodschap dat de overheid zich bewust is dat men geld van de burgers uitgeeft, wordt een verlammende redenering als iedereen het met elke uitgave eens moet zijn.

Dat verlammende wordt versterkt door berekeningen dat ongeveer de helft van het geld van burgers door de overheid wordt ingenomen en dat we pas na juli ‘voor onszelf gaan verdienen.’ Voortdurend wordt het beeld neergezet dat de staat een groot geldverslindend monster is dat voortdurend loert op onze eigendommen. En als ze ons geld eenmaal hebben, kunnen wij niets anders doen dan mokkend toezien hoe ze ons geld verspillen.

Afbraak solidariteit

Wat we snel vergeten, is dat we met ons gezamenlijke geld onze samenleving in stand houden. Dat we de zaken zo geregeld hebben dat niet iedereen zijn eigen riool bouwt, maar dat het handiger is als we dat samen doen. Dat je beter collectief scholen en ziekenhuizen kunt bouwen dan ieder voor zich. Dat havens, spoorwegen, bossen, cultuur, sportvoorzieningen en al die dingen meer structuur geven aan de samenleving waar we allemaal elke dag van profiteren. En dat ook investeren in de rest van de wereld - ontwikkelingssamenwerking, defensie - uiteindelijk oplevert dat we met ons allen in een betere, meer leefbare wereld wonen. Dat ‘ons geld’ precies ‘ons’ geld is omdat we daarmee onze gezamenlijke belangen en doelen kunnen dienen. Elke euro belasting die ik betaal is een investering in de samenleving, ook als die misschien wordt uitgegeven op een manier die ik zelf niet gekozen zou hebben. Dat is ook het signaal van de ‘pluk ons’-beweging, rijke mensen die vinden dat ze wel wat meer belasting kunnen betalen.

Het kabinetsbeleid is erop gericht ‘Nederland terug te geven aan de Nederlanders.’ Dat is vooral economisch bedoeld. De staat moet kleiner en mensen moeten vooral zaken weer zelf gaan betalen. Maar daarmee is het beleid ook gericht op een afbraak van de solidariteit, een afbraak van de collectieve verantwoordelijkheid, een afbraak van de gezamenlijkheid. Sport, gezondheid en onderwijs worden meer een individueel belang dan een collectieve verantwoordelijkheid. Cultuur en natuur zijn geen investering in de samenleving maar een kostenpost.

Het kabinet denkt misschien met deze koers te doen wat mensen willen: ‘ons geld terug.’ Maar feitelijk zaagt het aan de poten van de samenleving. Dat men sober wil omgaan met de collectieve uitgaven is verstandig en noodzakelijk in het economische klimaat van nu. Dat men heel kritisch kijkt naar overhead en onnodige kosten in het overheidsapparaat is ook belangrijk, want elk bureaucratisch systeem neigt naar zelfverdikking. En als sommige taken ook of beter privaat kunnen worden georganiseerd, dan moeten we dat vooral willen.

Gezamenlijkheid

Maar dat men de gedachte aanwakkert dat elke overheidseuro diefstal van de burger is, is ongelooflijk dom. De overheid is namelijk van ons en doet namens ons de dingen die we niet zo makkelijk zelf kunnen organiseren. Daarom moeten we investeren in vertrouwen in de overheid en in verantwoording van het beleid. En vooral niet meegaan in het idee dat de overheid tegenover ons staat. De vraag is niet of de burger of de staat er beter van wordt, maar hoeveel we willen bijdragen aan de gezamenlijkheid van de samenleving. Niet het ‘mijn of dijn’, maar het ‘mijn of ons’ is de eigenlijke kwestie.