Vicepresidenten van de Raad van State
De vicepresident van de Raad van State1 heeft de feitelijke leiding van dit Hoge College van Staat, het belangrijkste adviesorgaan van de regering. Hij of zij bekleedt tevens het voorzitterschap van de Afdeling Advisering van de Raad van State, die adviezen uitbrengt over onder meer wetsvoorstellen en verdragen. Verder is de vicepresident een belangrijk (persoonlijk) adviseur van het staatshoofd bij staatkundige kwesties.
Inhoudsopgave
Sinds 2010 geldt op basis van de Wet herstructurering Raad van State uit 2010 de volgende benoemingsprocedure. Er is sprake van een open solliciatie, waarbij in de Staatscourant een advertentie wordt geplaatst, onder opgave van een profielschets. Over de uiteindelijke voordracht overlegt de minister van BZK2 met de Raad van State. Op basis van de voordracht van de minister beslist de ministerraad3.
De eerste twee vicepresidenten waren Gijsbert Karel van Hogendorp4 en baron Mollerus5. Beiden waren oranjegezinde staatslieden die een belangrijke rol speelden bij de totstandkoming van de grondwetten van 1814 en 1815. Van Hogendorp was daarvan zelfs de ontwerper. Tussen 1840 en 1848 was de conservatieve baron Van Doorn van Westkapelle6 vicepresident. Hij verloor die functie bij de liberale 'omwenteling van 1848. Van Doorn was de enige vicepresident die vanwege politieke redenen moest aftreden.
In 1862 benoemde het liberale kabinet-Thorbecke7 de antirevolutionair Aeneas Mackay8 tot vicepresident. Mackay was Tweede Kamerlid en een vertrouweling van de koning. Hij stond op goede voet met Thorbecke en werd door de liberale voorman als ideale intermediair beschouwd tussen koning en kabinet.
Na zijn overlijden in 1876 werd de gematigd conservatieve voormalige voorzitter van de Tweede Kamer Van Reenen9 tot vicepresident benoemd. Als vicevoorzitter leidde hij de Raad van State die in 1889 en 1890 enige tijd het koninklijk gezag waarnam (dat doet de Raad van State als college bij afwezigheid van een regent). Van Reenen overleed in 1893.
Na Van Reenen werden Van Panhuys10, Schorer11, Van Swinderen12, Röell13, Van Leeuwen14 en Van Lynden van Sandenburg15 benoemd. Zij waren, uitgezonderd Röell, allen oud-Commissarissen van de Koningin en tamelijk a-politieke figuren.
In 1933 werd de minister van Buitenlandse Zaken uit het kabinet-Ruijs de Beerenbrouck III, jhr. Frans Beelaerts van Blokland16, tot vicepresident benoemd. Hij bleef dat tot zijn dood in 1956. Na een kort vicepresidentschap van dr. A.A.L. Rutgers17 (o.a. oud-Gouverneur van Suriname en lange tijd lid van de Raad van State) werd in 1959 oud-premier Louis Beel18 vicepresident. Hij zou in die functie tot 1973 een belangrijke rol spelen bij diverse kabinetsformaties. Sinds 1935 was de benoeming niet langer voor het leven, maar gold er een leeftijdsgrens (vanaf 1962 zeventig jaar).
Opvolger van Beel werd staatsraad en oud-CNV-voorzitter Marinus Ruppert19. Hij was sinds 1959 lid van de Raad van State en speelde als (in)formateur in 1972-1973 een belangrijke rol bij de formatie van het kabinet-Den Uyl. Ruppert was in 1973 de eerste vicepresident die geen academische opleiding had genoten.
Zijn opvolger was in 1980 Willem Scholten20. Scholten (CDA) was in 1978 tussentijds minister van Defensie geworden in het kabinet-Van Agt/Wiegel. Zijn benoeming was omstreden, omdat de Raad van State een voorkeur leek te hebben voor één van de zittende leden, de PvdA'er Jo van der Hoeven21 of de CDA'er Gerard Veringa22. Scholten bleef vicepresident tot 1997.
De benoeming van zijn opvolger, de PvdA'er Herman Tjeenk Willink23, was onomstreden. Tjeenk Willink had als voorzitter van de Eerste Kamer, regeringscommissaris voor de rijksdienst en als informateur al veel gezag opgebouwd. In 2018 waren er opnieuw vragen over de wenselijkheid van de benoeming van een zittende minister, Donner24. D66'er Rinnooy Kan25 werd genoemd als mogelijke andere kandidaat, maar de benoeming van Donner stond al min of meer vast. De verantwoordelijkheid voor de procedure was in handen gelegd van minister Opstelten26 van Veiligheid en Justitie.
In 2017 waren de coalitiepartijen het al eens geworden over de benoeming van De Graaf. Oud-minister Dijsselbloem27 werd naar voren geschoven als 'tegenkandidaat', maar het kabinetsbesluit werd niet betwist.
Neem contact op met de redactie van PDC voor een volledig overzicht.
foto | naam | aanvang | einde |
---|---|---|---|
Th.C. (Thom) de Graaf | 2018 | ||
J.P.H. (Piet Hein) Donner | 2012 | 2018 | |
H.D. (Herman) Tjeenk Willink | 1997 | 2012 | |
W. (Willem) Scholten | 1980 | 1997 | |
M. (Marinus) Ruppert | 1973 | 1980 | |
A.L. de Block | 1972 | 1973 | |
L.J.M. (Louis) Beel | 1959 | 1972 | |
A.A.L. (Bram) Rutgers | 1956 | 1959 | |
F. Beelaerts van Blokland | 1933 | 1956 |
Sinds in 1814 de Raad van State als advieslichaam van de regering werd ingesteld, is de Koning voorzitter. Daarnaast wordt een vicepresident benoemd. Aanvankelijk zat de Koning vaak zelf de vergaderingen voor. Hij was 'King in the Council'. De adviezen werden rechtstreeks aan hem gegeven. Voor koning Willem II gold overigens al dat hij slechts zelden voorzat, maar hij deed dat wel toen de Raad advies moest uitbrengen over de voorstellen tot Grondwetsherziening in 1848.
Als de Koning afwezig was, zat de vicepresident voor. Het (daadwerkelijke) voorzitterschap werd tussen 1829 en 1840 vaak waargenomen door de kroonprins, maar ook die werd toen geregeld vervangen door het oudste lid van de Raad van State. De vicepresident van de Raad van State zat in de jaren 1823-1842 ook de ministerraad voor, maar die vergaderde veel minder frequent dan de door de koning voorgezeten Kabinetsraad.
Vanaf 1848 was er veertien jaar geen formele vicepresident, ook toen zat het oudste lid de vergaderingen voor. Er kwam pas weer een vicepresident in 1862 toen de Wet op de Raad van State tot stand kwam. Het voorzitterschap van de Koning werd vanaf 1848 louter ceremonieel. Koning Willem III zat zelfs nooit daadwerkelijk de Raad voor, de koninginnen Wilhelmina, Juliana en Beatrix deden dat alleen bij plechtige bijzondere vergaderingen.
Meer informatie
- 1.De Raad van State is een van de Hoge Colleges van Staat en heeft als voornaamste taak de regering en het parlement te adviseren over wetgeving en bestuur. Daarnaast is deze instantie de hoogste algemene bestuursrechter.
- 2.Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) heeft zorg voor het goed functioneren van het openbaar bestuur van ons land. De hoofdtaken zijn het bevorderen van de democratische rechtstaat, slagvaardig bestuur, zorg voor betaalbare woningen en een goede leefomgeving. Sinds 2017 behoort ook de ruimtelijke ontwikkeling tot het taakveld. Met Koninkrijksrelaties worden de relaties tussen de vier landen van het Koninkrijk bedoeld, namelijk Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten.
- 3.De ministerraad is de vergadering van alle ministers onder leiding van de minister-president. Alle ministers, ook de ministers zonder portefeuille, maken deel uit van de ministerraad en hebben daarin stemrecht. Staatssecretarissen hebben alleen toegang als zij zijn uitgenodigd. In de ministerraad wordt overlegd over het algemene regeringsbeleid. De leden dragen hiervoor een collectieve verantwoordelijkheid.
- 4.Gematigde Rotterdamse orangist en liberaal. Grondlegger van het Nederlandse staatsbestel. Ontwierp in de Bataafs-Franse Tijd een Grondwet. Die 'Schetsen' vormden de basis voor de Grondwet van 1814. Was zelf voorzitter van de Grondwetscommissies in 1813/1814 en 1815. Vormde in december 1813 met Van der Duyn van Maasdam het Voorlopig Bewind en maakte de weg vrij voor Soeverein Vorst (later koning) Willem I. Kwam later evenwel met die koning in conflict, waarbij hem zelfs de titel 'minister van staat' werd ontnomen. Origineel denker met een scherp verstand die zijn gedachten steeds aan papier toevertrouwde. Tamelijk ijdel.
- 5.Bekwame, gematigde aanhanger van het stadhouderlijk bewind, die zowel in de Bataafse Tijd als onder koning Willem I belangrijke functies bekleedde. Was net als zijn vader raadsheer in het Hof van Holland en werd daarna (ten tijde van de Republiek) secretaris van de Raad van State. Keerde in 1801 terug als bestuurder en werd door Lodewijk Napoleon in de Staatsraad benoemd. In 1806 minister van Binnenlandse Zaken en voorzitter van de ministerraad. Twee jaar later benoemde de koning hem tot minister van Eredienst. Na de inlijving lid van de Raad voor Hollandse Zaken in Parijs. Onder Willem I werd hij minister van Oorlog en daarna vicevoorzitter van de Raad van State. In 1815 lid van de Grondwetscommissie. De koning verleende hem in 1820 de titel baron.
- 6.Conservatieve staatsman uit een vooraanstaand Zeeuws geslacht. Trouwe dienaar van Willem I en Willem II. Vervulde tot 1818 bestuursfuncties in Zeeland en werd door Willem I in dat jaar als 31-jarige tot Gouverneur van Zeeland benoemd. In 1826 zond de koning hem als Gouverneur naar Oost-Vlaanderen. Was vervolgens vijf jaar minister van Binnenlandse Zaken en daarna secretaris van staat. Stijfde in die periode de koning in diens overtuiging dat de afscheiding van België ongedaan kon worden gemaakt. Vanaf 1841 invloedrijk als vicepresident van de Raad van State en secretaris van de ministerraad. Werd in 1848 één van de voornaamste 'slachtoffers' van de koerswijziging van de koning die hem, vertegenwoordiger van het ancient regime, ontsloeg.
- 7.'Wacht op onze daden!'. Met die woorden introduceerde Thorbecke in november 1849 zijn kabinet. Hoewel het kabinet ook nederlagen leed, wist het veel bepalingen van de herziene Grondwet in zogenaamde 'organieke wetten' uit te werken. Het kabinet bracht onder meer de Gemeentewet, de Provinciale Wet, de Kieswet en de Wet op het recht van enquête tot stand. Daarnaast werden op economisch gebied allerlei maatregelen genomen om de handel te liberaliseren. De doorvoerrechten en vrijwel alle tollen op de Rijn en de IJssel werden afgeschaft.
- 8.Belangrijk negentiende-eeuws staatsman, die na Tweede Kamerlid te zijn geweest in 1862 door een liberaal kabinet tot vicepresident van de Raad van State werd benoemd. Advocaat in Den Haag en daarna ambtenaar bij de Raad van State. Orthodoxe protestant, gevormd door de gedachten van Da Costa, en tevens een gefortuneerde baron, die Groen van Prinsterer als zijn politieke leider beschouwde. IJverig schrijver van dagboeknotities over zijn contacten in de Haagse society. Zijn archief beslaat meer dan dertig meter. Vertrouweling van koning Willem III. Werd ook door Thorbecke gewaardeerd als bekwame intermediair tussen koning en staatslieden.
- 9.Onafhankelijke gematigde Amsterdamse conservatief, steunpilaar van Willem III. Zowel zijn vader als schoonvader waren Tweede Kamerlid. Was aanvankelijk advocaat en later burgemeester (drie jaar) van en Tweede Kamerlid (vijftien jaar) voor Amsterdam. Minister van Binnenlandse Zaken in het kabinet-Van Hall/Donker Curtius. Daarna enige jaren een tamelijk soepele Tweede Kamervoorzitter. Weigerde in 1856 een verheffing tot baron, maar werd in 1876 jonkheer. Als vicepresident van de met het Koninklijk gezag beklede Raad van State fungeerde hij in de nadagen van Willem III min of meer als 'onderkoning' van Nederland. Werd gekenmerkt als een oprecht, kundig en algemeen geacht staatsman.
- 10.Vooraanstaande Groningse edelman, de rijkste man in zijn provincie. Was burgemeester van Tietjerksteradeel en, drie jaar, van Groningen. Daarna Commissaris van de Koningin in Groningen en kort van Overijssel, om vervolgens te worden benoemd tot vicepresident van de Raad van State. Zijn periode als vicepresident was niet de gelukkigste van zijn loopbaan. Hij nam ontslag om gezondheidsredenen en ging rentenieren. Als landheer van de borg Nienoord was hij geliefd bij de bevolking van Leek. Zijn tragische verdrinkingsdood, nadat de koets waarin hij en zijn vrouw zaten in het Hoendiep was terecht gekomen, werd dan ook zwaar betreurd.
- 11.Conservatief-liberale burgemeester uit een oud Zeeuws geslacht. Kundig administrateur, die zijn bestuurlijke loopbaan als burgemeester begon in Zeeland. Als Commissaris des Konings van Noord-Holland een man van recht en orde. Speelde als vicepresident van de Raad van State (1897-1903) een intermediaire rol bij de kennismaking van koningin Wilhelmina met Hendrik van Mecklenburg.
- 12.Degelijk bestuurder uit een vermogende calvinistische Groningse regentenfamilie. Werd na tien jaar advocaat te zijn geweest kantonrechter in Groningen en was Statenlid. In 1888 volgde zijn benoeming tot Commissaris van de Koningin in Drenthe. Zorgde er in die functie voor dat er ook antirevolutionairen tot burgemeester werden benoemd. Werd door de liberalen gepasseerd bij een voordracht voor de Hoge Raad. Dankte zijn benoeming tot vicepresident van de Raad van State in 1903 aan het kabinet-Kuyper. Grootvader van freule Wttewaall van Stoetwegen.
- 13.Knap, evenwichtig liberaal jurist uit een vooraanstaande familie van bestuurders. Als oud-griffier van de Staten van Holland goed ingevoerd in het binnenlands bestuur en de waterhuishouding. In 1877 voor het district Utrecht tot Tweede Kamerlid gekozen en in de Kamer breed georiënteerd. Na zijn niet-verkiezing in 1886 Eerste Kamerlid. Trad daar verzoenend op in de schoolwetkwestie. Formeerde in 1894 een (gematigd liberaal) kabinet, dat met een nieuwe Kieswet een verdubbeling van het aantal kiezers tot stand bracht. Werd zelf minister van Buitenlandse Zaken. Keerde in 1901 terug in de Tweede Kamer. In 1909 niet herkozen, waardoor er ook een einde kwam aan zijn Kamervoorzitterschap. De laatste jaren van zijn leven vicepresident van de Raad van State. Lange, statige man.
- 14.Voortvarend bestuurder van Indische afkomst met vele nevenfuncties. Succesvol wethouder en burgemeester van Amsterdam. Dominante persoonlijkheid die allergisch was voor SDAP'ers. Stond bekend als slim en gevat, maar ook als enigszins driftig. Hekelde als liberaal lid van de Eerste Kamer de bemoeizucht van de minister van Binnenlandse Zaken in Amsterdam. Eerste vicepresident van de Raad van State die niet van adel was.
- 15.Eenvoudig, harmonieus en erudiet edelman, vertrouwensman van koningin Wilhelmina en prinses Juliana. Zoon van de staatsman C.Th. van Lynden van Sandenburg. Op school altijd de beste van de klas. Kwam in 1909 voor het district Kampen in de Tweede Kamer, maar keerde daarin in 1913 niet terug. Gedeputeerde en later Commissaris van de Koningin in Utrecht. In die laatste functie contactpersoon tussen Wilhelmina en de ex-keizer van Duitsland. Zijn zwakke hart verhinderde hem veel publieke activiteiten. Was de laatste vier jaren van zijn leven vicepresident van de Raad van State.
- 16.Hoffelijke, bescheiden diplomaat en minister; raadsman van de koningin. Was aanvankelijk gezant in China en later ambtenaar. Werd in 1923 als buitenstaander onverwacht formateur, overigens zonder succes. Minister van Buitenlandse Zaken in het kabinet-De Geer I en het kabinet-Ruijs de Beerenbrouck III. Vergezelde als vicepresident van de Raad van State de koningin naar Londen en was daar haar belangrijkste adviseur. Had een matigende invloed en durfde haar als één van de weinigen op haar constitutionele positie te wijzen. Had tamelijk feodale opvattingen over de omgang met medewerkers en wenste door ambtenaren van de Raad van State aangesproken te worden als 'president'. Kon geen afscheid nemen van het vicepresidentschap, ook niet nadat vanuit het kabinet was aangedrongen op zijn vertrek. Overleed zodoende op 84-jarige leeftijd 'in het harnas'.
- 17.Antirevolutionair staatsman en vicepresident van de Raad van State. Intelligente exacte wetenschapper. Kwam in Nederlands-Indië in het openbaar bestuur terecht. Werd later Gouverneur van Suriname en was in de jaren'30 enige tijd Tweede Kamerlid. Bescheiden en degelijk lid van de Raad van State die in de bezettingstijd de Afdeling voor Geschillen van Bestuur in stand hield waardoor hij nuttig verzetswerk kon doen. Na de oorlog, toen Beelaerts als vicepresident van de Raad van State disfunctioneerde, zorgde Rutgers voor het interne management. Eerst in de koloniën en later in Nederland was hij zeer betrokken bij het christelijk onderwijs.
- 18.Katholieke staatsman. Eén van de belangrijkste politici van na 1945. Begon zijn loopbaan als gemeenteambtenaar. In 1945 werd hij minister van Binnenlandse Zaken en als zodanig speelde hij een voorname rol bij de naoorlogse zuiveringen. Was als premier en Hoge Vertegenwoordiger van de Kroon een vooraanstaande figuur in het moeizame proces van dekolonisatie. Voorstander van militair optreden (politionele acties) tegen de Republiek Indonesia. Na terugkeer uit Indië hoogleraar en in 1951 weer minister van Binnenlandse Zaken en in het kabinet-Drees III tevens vicepremier. Had een goede band met Drees. In de jaren vijftig en zestig als (in)formateur betrokken bij de vorming van diverse kabinetten, vooral van centrumrechtse signatuur. Belangrijk adviseur en vertrouweling van koningin Juliana. Gezagvol, inventief en doortastend politicus, die vaak als regelaar en 'bruggenbouwer' fungeerde. Ook een wat dorre formalistische jurist, die als bijnaam 'de Sfinx' had. In de persoonlijke omgang echter veel minzamer.
- 19.Grote man van de christelijke vakbeweging, die opklom van tuindersknecht tot 'onderkoning' (vicepresident van de Raad van State). Kan worden getypeerd als een zelfverzekerde vakbondsleider, autodidact, die van huis uit vertrouwd was met de christelijke arbeidsbeweging. Was voorzitter van de Christelijke landarbeidersbond en daarna twaalf jaar de dominante voorzitter van het CNV. Uitstekend onderhandelaar. Gebruikte de Eerste Kamer, waarvan hij drie jaar lid was, vooral om zaken te doen met zijn collega-voorzitters van NVV en KAB. IJverig publicist over Luther. Samen met Jaap Burger als (in)formateur architect van het kabinet-Den Uyl.
- 20.CHU- en CDA-politicus die vele hoge functies bekleedde. Begon zijn politieke loopbaan als fiscaal specialist van de CHU-Tweede Kamerfractie en werd staatssecretaris van belastingen in de kabinetten-Biesheuvel. Stapte in 1976 over naar de Raad van State, maar keerde na het aftreden van Kruisinga begin 1978 terug als minister van Defensie. Was in die functie medeverantwoordelijk voor het besluit kruisraketten te plaatsen in Nederland. Werd in 1980, zeer tegen de zin van de PvdA, benoemd tot vicepresident van de Raad van State. Speelde als informateur in 1982 een belangrijke rol bij de vorming van het eerste kabinet-Lubbers. Gezaghebbend en integer. Zowel wat politieke als persoonlijke opvattingen betreft behoudend.
- 21.Amsterdamse staatsrechtgeleerde, die voor de PvdA in de gemeenteraad zat en na een hoogleraarschap aan de Universiteit van Amsterdam een vooraanstaand lid van de Raad van State werd. Leidde zes jaar de afdeling rechtspraak van die Raad. Lid van de Staatscommissie-Cals/Donner over de Grondwetsherziening. Was tevens ambtenarenrechter en vicevoorzitter van de Kiesraad. In 1980 gepasseerd voor het vicevoorzitterschap van de Raad van State.
- 22.Vriendelijke KVP-voorman, met een jongensachtige uitstraling, die minister van Onderwijs was in het kabinet-De Jong. In 1971 lijsttrekker van zijn partij. Was als criminoloog topambtenaar van het gevangeniswezen en in Nijmegen buitengewoon hoogleraar. Tijdens zijn ministerschap vond onder meer in 1969 de bezetting van het Maagdenhuis (UvA) plaats, die een uiting was van onvrede over de weinig democratische structuur van de universitaire wereld. Kwam aan de wens tot modernisering tegemoet via de Wet Universitaire Bestuurshervorming. Werd in 1971 lijsttrekker van de KVP, omdat hij een progressiever imago had dan De Jong. Moest echter al eind 1971 de politiek verlaten vanwege zijn gezondheid. Werd toen staatsraad. In 1977 (in)formateur tijdens de mislukte formatie van een tweede kabinet-Den Uyl.
- 23.Politicus van PvdA-huize met veel gezag als topadviseur en kritisch beschouwer van politiek en bestuur. Topambtenaar ministerie van Algemene Zaken, die optrad als secretaris van achtereenvolgende kabinetsformateurs en jarenlang adviseur was van de minister-president. Regeringscommissaris reorganisatie rijksdienst. Hoogleraar bestuurswetenschappen. Als PvdA'er lid en voorzitter van de Eerste Kamer. Bepleitte een actievere rol voor de Eerste Kamer bij de bewaking van de kwaliteit van de wetgeving, ook Europees. Bijna vijftien jaar vicepresident Raad van State en in die positie de voornaamste adviseur van de koningin bij kabinetsformaties en zelf informateur in 1994, 1999, 2010, 2017 en opnieuw in 2021. Is sinds 2012 minister van staat.
- 24.Piet Hein Donner (1948) was van 1 februari 2012 tot 1 november 2018 vicepresident van de Raad van State. Hij was van 22 juli 2002 tot 21 september 2006 minister van Justitie, van 22 februari 2007 tot 14 oktober 2010 minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van 14 oktober 2010 tot 16 december 2011 minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Daarvoor was de heer Donner onder meer voorzitter van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid en lid van de Raad van State (1998-2002). In 2001-2002 leidde hij een commissie die adviseerde over de WAO-problematiek en in 2002 en 2003 trad hij op als informateur. In de periode november 2006-februari 2007 was hij Tweede Kamerlid voor het CDA. Sinds december 2018 is hij minister van staat.
- 25.Wiskundige en econometrist die na een loopbaan in de wetenschap een gewaardeerd voorzitter van het ondernemersverbond werd. Was in 2006-2012 SER-voorzitter en in 2015-2019 Eerste Kamerlid voor D66 en is nu hoogleraar in Amsterdam. Promoveerde in Amsterdam en werd daarna lector en hoogleraar in Rotterdam. In 1986-1989 was hij rector-magnificus van die universiteit. In 1991 stapte hij over naar het VNO (later VNO/NCW). Als op consensus gerichte voorzitter werkte hij goed samen met onder meer FNV-voorman Stekelenburg. Werd in 1996 bestuurder van de ING Groep en leidde later ook een commissie die ingrijpende herziening van het omroepbestel voorstelde. Was in de Eerste Kamer voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid en hield zich vooral bezig met sociale en financieel-economische zaken.
- 26.VVD-bestuurder, minister en partijvoorzitter, die werd gevormd in de gemeenteadministratie en daarna op 28-jarige leeftijd aan een indrukwekkende loopbaan begon als burgemeester. Na een onderbreking van vijf jaar als topambtenaar op Binnenlandse Zaken werd hij in 1992 eerste burger van Utrecht en ruim zes jaar later van het voorheen 'rode bolwerk' Rotterdam. Was een krachtig, maar soepel handhaver van gezag. Daarna nog waarnemer in Tilburg en vanaf 2008 voorzitter van de VVD. Politieke peetvader van Mark Rutte en na de formatie van diens eerste kabinet, waarin hij een groot aandeel had, minister van Veiligheid en Justitie. Voerde voortvarend een nieuwe Politiewet in. Kwam in het kabinet-Rutte II minder uit de verf en moest voortijdig aftreden. Rasbestuurder met een fors postuur en sonore basstem, die amicaal en prettig in de omgang is.
- 27.Vooraanstaande PvdA-politicus, die in 2000 Tweede Kamerlid werd en in 2012 verrassend minister van Financiën. Wageningse ingenieur en voor hij Kamerlid werd plaatsvervangend hoofd van het stafbureau algemene leiding van het ministerie van LNV. In de Kamer spoedig een gewaardeeerd woordvoerder integratiebeleid en in 2007-2008 voorzitter van de onderzoekscommissie onderwijsvernieuwingen. Later woordvoerder asiel en vicefractievoorzitter. Pragmatisch en degelijk. Noemde zichzelf 'niet het meest opgewonden type'. Slaagde er in het oplopende overheidstekort onder het kabinet-Rutte II om te buigen naar een overschot. Kreeg ook in de EU gezag en zag zich in januari 2013 gekozen worden tot voorzitter van de eurogroep. Speelde daardoor een centrale rol bij het bedwingen van de financiële problemen van Griekenland en bij het voorkomen van een bankencrisis op Cyprus. Sinds 13 september 2022 is hij burgemeester van Eindhoven.
- 28.Het voorzitterschap door de Koning dateert uit de tijd dat de Raad van State nog rechtstreeks advies gaf aan de Koning. De Koning was 'king in the council'. Sinds invoering van de ministeriële verantwoordelijkheid in 1848 kan de Koning niet meer zelfstandig advies vragen aan de Raad van State en neemt de Koning ook geen deel meer aan de werkzaamheden van de Raad.
- 29.De positie van de Raad van State als belangrijkste adviseur van de regering staat niet ter discussie, maar rond het instituut spelen zich wel enkele issues af, zoals over het voorzitterschap en de rol van de Koning.