Eerste termijn debat over langstudeerders

Met dank overgenomen van R.R. (Ruard) Ganzevoort i, gepubliceerd op dinsdag 5 juli 2011, 3:26.

Mijn eerste termijn in het debat over langstudeerders op 05.07.2011. Ik focus vooral op de positie van deeltijdstudenten die onevenredig zwaar getroffen worden.

-:-

Voorzitter, op de valreep van het reces ligt er een wetsvoorstel op tafel dat grote vragen en bezwaren oproept. Het is op zijn minst zorgelijk dat noch het kabinet noch de fracties van regerings- en gedoogpartijen hier in deze Kamer ruimte willen maken voor een zorgvuldige behandeling. Het wordt er nu doorheen gejast terwijl de antwoorden van de staatssecretaris op de vragen van verschillende fracties variëren van halve informatie tot drogredenen tot simpelweg langs de vragen heengaan. Daarvoor zouden mijn studenten geen voldoende krijgen, laat staan een staatssecretaris die steeds het mantra zingt van kwaliteitsverbetering.

Ik ga maar meteen op de hardste vragen en bezwaren in. Het begint al bij de motivatie of de doelstelling van de wet. Die is, zo lezen we steeds, tweeledig. Aan de ene kant gaat het om een eenvoudige bezuiniging met het oog op herinvestering later, aan de andere kant gaat het om het stimuleren van studenten om sneller af te studeren. Helder, zou je zeggen. Maar de staatssecretaris gaat niet in op een spanning die onze fractie nadrukkelijk aan de orde gesteld heeft in de nadere vragen: deze twee doelen sluiten elkaar namelijk uit. Immers, als studenten inderdaad sneller gaan studeren, dan levert de maatregel minder op en klopt de begroting niet meer. En als de bezuiniging gehaald wordt, dan wordt het studierendement niet beter. Ik kom dus terug op de vraag die we gesteld hebben welk doel prioriteit heeft. Klopt het dat de regering ervan uitgaat dat de maatregel maar een beperkt effect heeft op studierendement en dat het voor het overige puur om bezuinigen gaat? Ik hoor graag een klip en klaar antwoord.

Als het alleen om bezuinigen gaat, zou dat overigens wel verklaren waarom het kabinet zo weinig moeite doet om de regeling inhoudelijk te onderbouwen. Er komt geen antwoord op vragen naar de motieven van langstudeerders, naar hun kenmerken, naar hun situatie, et cetera. De regering ‘gaat ervan uit’, ‘verwacht’, ‘vindt het aannemelijk’, enzovoorts. Maar er is geen concreet onderzoek waarop het beleid is gebaseerd. Sterker nog: de staatssecretaris beroept zich op een onderzoek van de Stichting Onderwijs Evaluatie Rapport als basis van zijn verwachting dat 25% van de studenten sneller zal gaan studeren. Klinkt overtuigend. Maar wie dat rapport ook echt leest, die ontdekt dat de redenen van het langstuderen vaak studiegerelateerd zijn. Zeker, er is ook sprake van soms gebrekkige voorbereiding op tentamens, verkeerde studiekeus, enzovoorts, maar studenten geven zelf aan dat persoonlijke omstandigheden, de moeilijkheidsgraad van tentamens, het volgen van een tweede studie, stage in het buitenland en werk naast de studie belangrijke en volgens hen legitieme redenen van vertraging zijn. Voor drie kwart van de studenten is de langstudeerdersboete dan ook helemaal geen zinvolle prikkel om te versnellen, maar enkel en alleen een onterechte en onvermijdbare straf. Ze kunnen hun studiegedrag helemaal niet aanpassen tenzij ze afzien van zaken die ook van groot belang zijn voor hun ontwikkeling of voor levensonderhoud. Dat staat er in het rapport en dat is iets anders dan de selectieve en suggestieve weergave in de nadere memorie van antwoord. En daarom herhaal ik de vraag van mijn fractie nog maar eens: vindt de regering het rechtvaardig mensen met zo’n forse collegegeldverhoging te confronteren als de reden van hun vertraging legitiem is? Graag een antwoord van de staatssecretaris.

Datzelfde geldt eigenlijk voor de efficiencykorting die de instellingen wordt opgelegd. Die was oorspronkelijk bedoeld als parallel voor de collegegeldverhoging van studenten, maar is nu omgezet in een generieke korting. Kennelijk gaat het inderdaad meer om bezuinigen dan om rendementsverbetering. Er moet gewoon € 370 miljoen worden ingeleverd door de instellingen, die dan later grotendeels terugkomt als zogenaamde kwaliteitsimpuls. En dan komt er een prachtige drogreden: omdat instellingen mede verantwoordelijk zijn voor het langstuderen, is het logisch dat ze ook gekort worden. En als het aantal langstudeerders daalt, dan blijft de korting staan, want dan maken de instellingen minder kosten. Zullen we nou maar gewoon eerlijk zeggen dat het allemaal enkel om bezuinigen gaat? En dat de rest pure gelegenheidsargumenten zijn?

Voorzitter, natuurlijk kan een kabinet kiezen om te bezuinigen op onderwijs. En van mij mogen ze dat ook nog wel in mooie woorden verpakken. Ik hou zelf meer van een eerlijk en transparant verhaal, maar vooruit. En als we over de strategische agenda gaan spreken, dan constateren we dat het beleid van dit kabinet een aantal goede lijnen vanuit het verleden doortrekt en een paar goede stappen zet. Niet wereldschokkend, maar wel zinvol. Dat er gaat worden ingezet op betere studiekeuze, betere begeleiding, betere doorstroming, is allemaal niet zo verkeerd. En dat het bezuinigde geld grotendeels terugkomt bij het onderwijs, is bij het huidige getij al heel wat (ik hoop dat u mijn ironie hoort). Maar wat wel echt verkeerd is aan dit voorstel, echt verkeerd, dat is het effect op deeltijdstudies en deeltijdstudenten. Daar maakt de regering zich makkelijk vanaf, en het antwoord op de fundamentele vragen van verschillende fracties is niet meer dan een herhaling van zetten. Dan moet het hier maar in het debat.

Waarom is het zo’n slecht idee? De kern van de zaak is dat een deeltijdopleiding, zeker in het WO, vaak gevolgd wordt door mensen die al een baan en soms een gezin hebben. Soms gaat het om verdieping van het beroep wat ze al hebben, soms willen ze nieuwe wegen inslaan. Het is, zo zegt de staatssecretaris terecht, geen grote groep. Maar het is wel een groep die zich veel inspanning getroost om een studie te volgen naast een baan, gezin, et cetera. Een groep die geen studiefinanciering krijgt en vaak alles zelf betaalt. Als deze studenten in vijf, zes jaar hun bachelor halen, dan is dat een geweldige prestatie. Maar volgens dit kabinet zijn het dan langstudeerders die extra moeten dokken. Dat is onrechtvaardig. Het is ook onverstandig, want dit zijn nu juist mensen die werk maken van een leven lang leren.

Nu heeft de staatssecretaris wel een oplossing. Hij schrijft eigenlijk dat de opleidingen maar gehalveerd moeten worden. In mooie woorden: ‘De regering gaat ervan uit dat de instellingen in het WO nu maatregelen nemen om de deeltijdopleidingen beter te laten aansluiten op de nominale studieduur.’ Oftewel: van belang is niet meer het aantal EC dat bij een bepaald studieniveau hoort, maar het aantal jaren dat iemand ingeschreven staat. En wie in deeltijd studeert, die moet met bijvoorbeeld 90 EC hetzelfde niveau kunnen halen als een voltijder met 180. Dat is misschien denkbaar bij een beroepsverdiepende opleiding, maar het is echt onzinnig bij studenten die een nieuwe richting inslaan. Die krijgen dankzij de opstelling van de regering straks een volwaardig diploma voor een halve opleiding. Over kwaliteitsimpuls gesproken.

We lezen in de antwoorden van de staatssecretaris nog een andere oplossing: ‘De regering gaat onderzoeken of een andere regeling van het deeltijdonderwijs in de WHW zinvol is.’ Dat lijkt me een goede zaak, maar het doet een beetje denken aan het kalf en de put. Eerst worden deeltijdstudenten die naast baan en gezin halftijds studeren en daarin relatief gezien net zoveel punten halen als hun voltijdscollega’s weggezet als trage studenten die onvoldoende prioriteit geven aan hun studie. Om die reden moeten ze niet alleen zonder enige vorm van studiefinanciering het wettelijk collegegeld betalen, maar ook nog eens een boete van € 3000 - ik weet het, zo mag het niet heten, maar dat is het natuurlijk wel - die ook nog eens niet fiscaal aftrekbaar is. En als het dan deze hardwerkende deeltijders onmogelijk is gemaakt hun studie te vervolgen, dan gaat het kabinet onderzoeken of er iets kan worden gedaan als stimulans voor een leven lang leren. Dat is nobel, maar wel te laat als eerst dit problematische voorstel wordt aangenomen. Ik hoor graag van de staatssecretaris of hij bereid is ook op korte termijn voor de deeltijdstudenten een adequate en rechtvaardige oplossing te creëren.

Er zijn - zelfs als je het met de principes eens zou zijn - grote bezwaren tegen dit wetsvoorstel in te brengen. Wat zijn bijvoorbeeld de punten waar we naar zouden moeten kijken?

  • Ten eerste: een heldere en eenduidige motivatie. In dit geval is er sprake van twee elkaar tegenwerkende doelstellingen.
  • Ten tweede: effectiviteit. Die is gering als het gaat om studierendement. De meeste langstudeerders zullen ook volgens de regering niet versnellen, waarschijnlijk omdat dat in hun situatie helemaal niet kan.
  • Ten derde: rechtvaardigheid. Die is met name in het geding bij de deeltijdstudenten. Daar lost dit voorstel geen probleem op, het veroorzaakt alleen maar problemen.

Voorzitter, ik kan dankzij de kwaliteit van ons onderwijs redelijk rekenen, en ga er vanuit dat de meerderheid van de Kamer het bezuinigingsuitgangspunt van dit voorstel deelt. Maar eerlijk gezegd kan ik me niet zo goed voorstellen dat deze Kamer achter de onevenredige consequenties voor deeltijdstudenten staat. Ik hoor graag van de afgevaardigden van andere partijen hoe zij denken over de positie van deeltijdstudenten in dit wetsvoorstel en of zij met mij van mening zijn dat het de regering zou sieren als ze op korte termijn met een reparatie komt voor de deeltijdstudenten.

Voorzitter, we weten allemaal dat er bezuinigd moet worden. Daartegen richt zich dan ook niet ons bezwaar. Wel tegen de keuzes die daarin gemaakt worden. Op investeringen in het onderwijs moeten we nog even wachten, en het geld moet door het onderwijs zelf worden opgebracht. Dat zijn onverstandige keuzes. Juist nu moeten we van de nood een deugd maken door stevig in te zetten op een toegankelijk en flexibel onderwijssysteem, door mensen te belonen die naast hun werk en gezin tijd en geld investeren in verdere scholing, door instellingen de ruimte te geven om extra werk te maken van begeleiding en ondersteuning. Onderwijs is geen kostenpost. Onderwijs is een investering in mensen, in de maatschappij, en ja, ook in economische groei. Ik blijf hopen dat deze laatste dag voor het reces een goede dag voor het onderwijs zal zijn. Maar dan moet er nog wel wat gebeuren.