Interview in het ledenblad Rood van de PvdA: 'Ik kan niet tegen onrecht' - Hoofdinhoud
Michiel Reijnen - Tweede Kamerlid Lea Bouwmeester wilde op haar zevende al eten sturen naar Afrika om iets tegen de hongersnood te doen. En nog steeds heeft ze diezelfde gedrevenheid als toen.
Bouwmeester (29) groeide met haar ouders, zus en twee broers op in Almere met het idee dat als je alle geluk met elkaar deelt, je samen een stuk gelukkiger bent. Lea’s vader was wijkagent en had veel te maken met mensen die het moeilijk hebben. ‘De kerstpakketten die we toen kregen, deelden we uit aan mensen die geen geld hadden. Dat vonden we heel normaal.’ Toen Lea zeven was, was er een grote hongersnood in Afrika. ‘Ik zei tegen mijn ouders: “Nu is het genoeg; al het eten dat over is sturen we naar Afrika.”’ Later realiseerde ze zich dat het onmogelijk is de wereld in je eentje te verbeteren en dat je daarvoor bij de politiek moest zijn.
PVDA-GEVOEL
Dat dit bij de PvdA was, viel te voorspellen. Haar moeder was PvdA-Statenlid en -gedeputeerde en haar vader campagnevrijwilliger. ‘Als kind hielpen we al met flyers rondbrengen, het campagnemateriaal stond bij ons in de gang. Al heel jong had ik het gezellige gevoel van de PvdA zonder dat ik echt begreep waar het nu over ging.’ De Almeerse verbaasde zich er tijdens haar middelbare schooltijd over dat sommige leerlingen in een politiek debat alleen maar pleitten voor meer discotheken. ‘Daar ga je toch niet over beginnen als er ook arme kinderen zijn die niet eens geld hebben om op een sport te gaan.’
DE PRAKTIJK
Voordat Bouwmeester in de Kamer belandde, studeerde ze Sociaal Juridische Dienstverlening, zat in de Almeerse gemeenteraad en werd sociaal raadsvrouw. Ze kwam op voor mensen die juridische bijstand nodig hadden, maar dat zelf niet konden betalen. Daar kwam ze erachter dat mooie wetten in de praktijk niet altijd werken: ‘In de belastingwetgeving bijvoorbeeld. Volgens de wet hadden de meest
kwetsbare mensen zoals alleenstaande ouders recht op vijf toeslagen. Maar in de praktijk kregen ze die niet, omdat ze te weinig belasting betaalden.’ Hier probeerde ze, al dan niet na overleg met Kamerleden, wat aan te doen: ‘Dat is eigenlijk de rode draad in mijn leven: ik kan niet tegen onrecht en wil daar wat aan doen.’
PASSIE
Toen Lea gevraagd werd te solliciteren als Kamerlid, hoefde ze dan ook niet lang te denken. Vol passie vertelt ze over haar portefeuille (verslaafden, jongeren, geestelijke gezondheidszorg) en de mensen voor wie ze opkomt. ‘Het zijn de meest kwetsbaren uit de samenleving die ook nog een stigma hebben: je bent gek, verslaafd of hebt in de gevangenis gezeten. Deze mensen hebben van nature niet de sympathie van anderen. Volgens velen is het allemaal maar je eigen schuld en moet je het zelf maar uitzoeken. Terwijl de lijn tussen een heel goed leven hebben en in de goot belanden heel dun is. Ook voor jou en mij. Ik ken genoeg mensen die alles op orde hebben, maar de weg kwijt raken of verslaafd raken nadat er iets heftigs is gebeurd. Ik vind dat iedereen mee moet kunnen doen, en het beste uit zichzelf moet kunnen halen. Ook mensen met een probleem of beperking kunnen heel veel.’
‘UIT DE BAK, AAN DE BAK’
Als voorbeeld noemt ze een project in de Verenigde Staten. Hier helpen bedrijven in een re-integratieproject ex-gedetineerden aan (laaggeschoold) werk. ‘Geweldig, zo zijn ze van de straat, maken ze zich nuttig en gaat de recidive ontzettend hard omlaag.’ Een van haar speerpunten voor de komende jaren is dan ook om ex-gedetineerden aan het werk te helpen: ‘Uit de bak, aan de bak’. Wat Bouwmeester betreft gaan mensen die op vrijdag op vrije voeten komen, op maandagochtend al aan het werk. Liefst een betaalde baan, maar als dat niet kan ontvangt hij of zij een uitkering en wordt verplicht veertig uur per week aan de slag te gaan als vrijwilliger. ‘Dan heb je geen tijd meer voor criminele praktijkjes en vinden ze veel sneller een betaalde baan, omdat niemand verplicht vrijwilligerswerk wil doen.’
TERUGDRINGEN VAN DWANG EN DRANG
Een ander punt waar Bouwmeester zich hard voor maakt is de Geestelijke Gezondheidszorg. Ze wordt moe van de stelseldiscussie en praat liever over manieren om de kwaliteit te verbeteren: ‘De patiënt moet centraal staan. Mensen vallen nu na behandeling te vaak terug. De kwaliteit van zorg kan en moet beter. Ik wil professionals helpen hun werk nog beter te kunnen doen. Terugdringen van dwang en drang is daarbij een speerpunt. Er zijn steeds meer mensen die met allerlei psychische klachten komen, depressie wordt volksziekte nummer één. Daar moeten we echt betere zorg voor bieden.’
OPPOSITIE
In de Tweede Kamer blijkt het alleen niet altijd mee te vallen iets voor elkaar te krijgen. Voor het eerst in haar politieke leven merkt Bouwmeester hoe het is oppositie te voeren. ‘Je moet slim opereren. We hebben het voor de zomer voor elkaar gekregen dat er geen eigen bijdrage wordt ingevoerd voor de tweedelijns GGZ. Belangrijk, omdat dit voorkomt dat moeilijk te helpen mensen, die soms letterlijk onder de brug vandaag worden getrokken, worden behandeld en geholpen. Maar we hebben dit slechts voor één jaar weten te regelen, we moeten blijven knokken en mensen op de been blijven brengen tegen voorstellen van dit kabinet.
PREVENTIE
Een kabinet dat meer kwaad dan goed doet op haar portefeuille en volgens Bouwmeester weigert te kijken naar het belangrijkste punt: preventie. ‘Preventiebeleid, bijvoorbeeld op gebied van drank- en drugsgebruik onder jongeren, wordt bijna helemaal wegbezuinigd. Het kabinet heeft het alleen maar over strenger straffen, sluiten van coffeeshops en andere stoere praat. De druk aan de achterkant wordt vergroot, maar daarmee doe je helemaal niets aan de ooraak en het eigenlijke probleem. Er moet daarom veel meer worden geïnvesteerd in voorlichting, aan ouders en aan kinderen, te beginnen op het consultatiebureau. Alleen als die begrijpen waarom comazuipen en gebruik van drugs gevaarlijk zijn, kun je echt iets aan die problemen doen.’