Stem financiering ziekenhuis af op zorgbehoefte, niet op omzet - Hoofdinhoud
De kosten van ziekenhuizen exploderen. Dat is begrijpelijk sinds de invoering van een op omzet en marktwerking gericht stelsel dat in 2005 werd ingevoerd. Een marktstelsel stimuleert immers de omzet. Voorstanders beweren dat dankzij de liberalisering en commercie de wachtlijsten voor ziekenhuisbehandelingen verdwenen zijn. Dit is volgens hen de zegening van de markt. Helaas is de praktijk anders. Na aanvankelijke dalingen stijgen de wachtlijsten weer. Het is tijd voor bezinning en een andere koers volgens Renske Leijten en Henk van Gerven.
Henk van Gerven en Renske Leijten zijn SP-Kamerleden en woordvoerder zorg
In 2008 en 2009 vertoonde de omzet in ziekenhuizen een bovenmatige groei van 7%, circa 2% hoger dan de jaren daarvoor. Van het verdwijnen van de wachtlijsten was echter geen sprake. Sterker nog: in 2010 namen de wachtlijsten zowel voor polikliniekbezoeken als voor behandelingen weer toe. De grootste problemen komen voor bij de allergologie, anesthesie, maag-darm-lever ziekten, reumatologie en oogheelkunde blijkt uit onderzoeken van zowel de ziekenhuisbranche, de Nederlandse Zorgautoriteit als wel uit eigen onderzoek.
De zogenaamde Treeknormen, de afgesproken toegestane wachttijden, worden in de helft van de poliklinieken voor allergologie, revalidatie, reumatologie en maag-darm-ziekten overschreden. Eenderde tot de helft van de ziekenhuizen overschrijdt de normen voor borstverkleining- en borstvergrotingsoperaties, buikwandcorrectie, heup- en knieoperaties. In academische ziekenhuizen wordt bij de helft van de behandelingen de normen overschreden. Ook constateren wij dat de spreiding in wachttijden erg groot is.
Minister Schippers speelt met vuur nu zij nog meer marktwerking wil doorvoeren. Dat betekent immers meer druk op meer omzet. Tegelijkertijd wil zij de omzet van ziekenhuizen jaarlijks beperken tot 2,5%. Ze erkent dus de risico’s van kostenstijging door de marktwerking. De consequentie van haar opstelling is dat de combinatie van budgetbeperking en concurrentie tussen ziekenhuizen zal leiden tot een verdere groei van de wachtlijsten. Dat is onacceptabel.
Beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald zouden wij zeggen. Schippers wil marktwerking om het systeem efficiënter te maken. Dat kan echter ook via benchmarking, het op een deugdelijke manier vergelijken van ziekenhuizen. Waarom slaagt het ene ziekenhuis er wel in om de wachtlijsten te beperken en andere niet? Systematisch vergelijkend onderzoek moet hier duidelijk in brengen. Ziekenhuizen met een slechte bedrijfsvoering kunnen dan worden aangepakt onder toeziend oog van de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Ziekenhuizen met een reële en goed verklaarbare wachtlijst moeten extra budget krijgen om de wachtlijsten weg te werken en meer specialisten en verpleegkundigen aan te kunnen trekken. Extra aandacht is nodig voor de academische ziekenhuizen die voor veel behandelingen de Treeknormen overschrijden.
Verder is het verstandig om de prikkel tot overmatige omzet uit de ziekenhuizen weg te halen. Dit kan door de betaling per verrichting, het stukloon, de zogenaamde diagnose behandeling combinatie (dbc) financiering, te vervangen door een zorgbehoefte-financieringssysteem. Dit financieringssysteem is vergelijkbaar met het abonnementensysteem van de huisarts waarbij een beperkt aantal parameters worden betrokken die de zorgzwaarte van de behandelde patiënten van het betreffende ziekenhuis weerspiegelen. Specialisten werken daarbij in loondienst. En het ziekenhuis wordt dan niet betaald naar omzet maar op basis van de daadwerkelijke behoefte aan zorg. Wanneer het systeem van benchmarking goed functioneert is dit een uitsteken alternatief voor de marktwerking. En het dringt de economisering van de ziekenhuiszorg terug. Niet de managers en economen moeten bepalen welke zorg moet worden geproduceerd. Het zijn de artsen en verpleegkundigen die vanuit hun professionele autonomie en deskundigheid samen met de patiënt de noodzaak van een behandeling moeten bepalen.
Dit artikel stond op 9 april 2011 in het Nederlands Dagblad