2011, een linkse lente in de Senaat? - Hoofdinhoud
Mochten mensen nog twijfelen over de aard van de Eerste Kamer: dinsdag werd duidelijk dat een gewoon politiek orgaan is. Dat de regering nu niet meer op een meerderheid van de Senaat steunt, onthult dat ze meer is dan een bedaarde club wijze mensen die een wetsvoorstel technisch behandelt. Politieke dieren zijn het, uit op zoveel mogelijk invloed. Die kregen we dinsdag.
Maar ook kunnen nu principes de doorslag geven omdat de meerderheid geen rare draaien hoeft te maken om 'haar' regering te behagen. Ook dat gebeurde dinsdag. De btw verhoging voor podiumkunsten is uitgesteld naar 1 juli. De voorgestelde korting op de partnertoeslag voor AOW-gerechtigden is voorlopig van tafel. Met beide voorstellen toonde de regering zich een onbetrouwbare overheid, omdat ze burgers door de onmiddellijke ingang in grote financiele problemen had gebracht.
Het spannende van de oppositie in de meerderheid is dat onderhandelen en argumenteren nu echt kan leiden tot een andere uitkomst dan de voorspelbare. En dat Rutte I die beloofde uitgestoken hand echt moet laten zien. Het debat over de btw verhoging voor kunst en cultuur (die wij helemaal afgeschaft wilden zien) legde ook bloot hoezeer Wilders de regering in de klauwen heeft. Intensief overleg tussen Verhagen, Wilders en Rutte was nodig voordat de regering het uitstel van een half jaar mocht toezeggen van de Grote Gedoger. Dat een ministerraad niet autonoom kan besluiten, holt natuurlijk zijn gezag uit.
De Eerste Kamer is echter bij machte om meer af te dwingen dan de Tweede Kamer, simpelweg omdat de PVV niet meestemt bij ons. Nog niet. Hopelijk laten we de komende maanden een aantal snode plannen van dit verkeerde kabinet struikelen. En hopelijk smaakt dat ook in het land naar meer, zodat op 2 maart de juiste vakjes rood kleuren. Als dat het geval is, is het gauw gedaan met deze regering. Voor één keer ben ik het dus met CDA fractievoorzitter Werner eens. Mijn slogan: ‘zin in 2 maart’. Maar eerst gezellige kerstdagen gewenst!
Hieronder mijn bijdrage aan het debat over de korting op de partnertoeslag van AOW-gerechtigden.
Zoals de Raad van State al eerder in zijn advies heeft aangegeven, wordt de AOW gekenmerkt door voorspelbaarheid en eenvoud van uitvoering. Meerdere fracties hebben hieraan gerefereerd in de schriftelijke voorbereiding. De voorspelbaarheid is
van belang, omdat mensen zich jaren van tevoren moeten kunnen prepareren op hun inkomenssituatie van de toekomst. Zij moeten zich aan nieuwe politieke keuzes kunnen aanpassen.
Ook mijn fractie onderkent dat de zogenaamde dubbele vergrijzing - relatief meer mensen zijn straks ouder en meer mensen worden ouder dan voorheen - noopt tot aanpassing van onze AOW-systematiek. Wij zijn bovendien uit op een grotere arbeidsparticipatie en financiële zelfstandigheid van vrouwen.
Hoewel de huidige regels voor mijn fractie dus niet heilig zijn voor altijd, hecht zij zeer aan zorgvuldigheid en een rechtvaardige verdeling van de lasten. Ombuigingen in het inkomensbeleid kunnen alleen zorgvuldig worden doorgevoerd met lange overgangstermijnen. "Grote stappen, snel thuis" kan niet als het de inkomens van mensen raakt, en dat geldt des te sterker voor hen met een smalle beurs.
De lange overgangstermijn is wel gerespecteerd bij het afschaffen van de partnertoeslag vanaf 2015. De vele spotjes die wij horen, wijzen ook op een fatsoenlijke
communicatie. Mijn vraag in de schriftelijke voorbereiding, op welke wijze de minister ook investeert in een voorbereiding op de arbeidsreintegratie van deze partners die straks geen toeslag meer krijgen, acht ik nog onvoldoende beantwoord. Ik krijg graag van de minister daarover meer informatie.
In elk geval staat de werkwijze bij deze regeling in schril contrast met de vier weken die mensen nu is gegund om zich voor te bereiden. Dit is een staaltje van onbehoorlijk bestuur, zeker voor hen voor wie ruim € 700 per jaar een substantieel bedrag is.
In de huidige regeling zit nu een doordachte vorm van inkomenspolitiek, namelijk het inkomensafhankelijke element. De toeslag wordt immers verminderd met het inkomen van de jongere partner. Voor de toeslag is dus het inkomen van de partner bepalend, terwijl in de AOW zelf geen rekening wordt gehouden met het inkomen van de AOW-gerechtigde. Deze systematiek verandert met dit wetsvoorstel. Het al dan niet opleggen van de 8%-korting hangt immers af van het gezinsinkomen, waarbij dus ook het inkomen van de AOW-gerechtigde meetelt. De regering voorkomt hiermee dat een beroep wordt gedaan op de bijstand, wat op zich positief is, al is het maar omdat de vermogenstoets dan niet geldt.
Maar zijn daarmee de mensen met een laag inkomen in voldoende mate ontzien? Met de voorgestelde grens zullen nog altijd ook mensen met een inkomen van iets boven de € 1550 bruto, tussen de € 1100 en € 1200 netto, maandelijks € 56 euro moeten missen vanaf 1 januari. Kan de minister aangeven wat exact het nettoinkomen van de groep zal zijn voor wie de korting niet meer zal gelden? Op welke wijze zal deze groep mensen - mevrouw Vedder vroeg daar ook al naar - met nog meer kortingen worden geconfronteerd volgend jaar? Wij weten dat een derde van de groep mensen die bijvoorbeeld een huurtoeslag ontvangt uit ouderen bestaat. Zij zullen dus ook door middel van een korting op de huurtoeslag een daling van hun inkomen ervaren. Kan de minister voor ons op een rijtje zetten welke andere regelingen die volgend jaar ingaan, cumulatief tot een bepaald bedrag zullen leiden waarmee deze mensen te maken zullen krijgen? Ruim 20% van de getroffen groepen heeft bruto jaarlijks een inkomen van € 20.000 tot € 30.000. Ook zij krijgen te maken met een inkomenseffect van 2,25%. Mijn collega, mevrouw Sap, heeft al aangegeven dat er met GroenLinks te praten valt, als de inkomensgrens beduidend hoger zou komen te liggen dan, zoals nu, op 110% van het minimuminkomen. Graag een reactie van de minister hierop.
De tegenwerping van minister Kamp tijdens de behandeling in de Tweede Kamer dat partners dan maar een baantje moeten zoeken, negeert het gebrekkige arbeidsmarktperspectief van deze groep. De arbeidsdeelname van vrouwen van deze leeftijdsgroep is weliswaar 30%, maar de deelname van de groep die een partnertoeslag ontvangt, is kleiner. Vrouwen die nooit hebben gewerkt of al heel lang uit het arbeidsproces zijn, hebben maar een kleine kans om uitgerekend nu, in deze economische crisis, op de arbeidsmarkt te geraken. Mevrouw Vedder gaf al aan hoe klein het percentage is dat er nu op komt. Ook jongeren krijgen nu te maken met hun gebrek aan ervaring, waardoor zij voortdurend buiten de boot vallen bij hun sollicitaties. Deze groep heeft ook nog eens te maken met het ontbreken van tijd voor omscholing et cetera. Ook heeft zij geen enkele prioriteit bij gemeenten, omdat zij tot de zogenaamde nuggers (niet-uitkeringsgerechtigden) behoren. Zij hebben geen uitkering, waardoor gemeenten geen energie steken in hun arbeidsreintegratie. Het argument van minister Kamp is daarom goedkoop te noemen, in ieder geval een gelegenheidsargument. De maatregel is namelijk helemaal niet bedoeld ter bevordering van de arbeidsmarktparticipatie, maar zij is een ordinaire bezuinigingsmaatregel. Een bezuinigingsmaatregel die wordt afgewenteld op een specifieke groep.
Dan kom ik bij de snelle inwerkingtreding. Elke keer spreken wij goede voornemens af over fatsoenlijke termijnen voor inwerkingtreding, zodat instellingen en burgers zich erop kunnen instellen. Voor de zoveelste keer echter schendt de regering zelf deze afspraak. Als oplossing kiest de regering ervoor om de SVB al vooraf te laten informeren, om zo de inwerkingtreding direct te laten volgen op een mogelijke aanneming van het wetsvoorstel. Zo spant de regering natuurlijk het paard achter de wagen. Zij zorgt voor grote onzekerheid en onrust in de samenleving. Ook leidt het tot onnodige uitvoeringskosten. Is de regering bereid om in de toekomst in ieder geval zorgvuldig om te gaan met inwerkingtreding en in langere termijnen te voorzien bij nieuwe wetsvoorstellen, in elk geval als het een precaire en gevoelige kwestie als het inkomen van mensen betreft?
Voorzitter, wij zijn tegenstander van dit wetsvoorstel vanwege de lage inkomensgrens die de minister heeft gesteld. Er is maar voor een heel kleine groep een uitzondering geregeld. Ook zijn wij tegenstander vanwege de korte termijn en het gebrek aan energie die de minister wil steken in daadwerkelijke hulp aan mensen bij hun arbeidsreintegratie. Morgen is het de donkerste dag van het jaar. Ik hoop dat de minister dit weet te compenseren met een lichtpuntje voor degenen die bezorgd de kerstdagen ingaan, omdat zij niet weten hoe zij de korting volgend jaar moeten opvangen. Als de minister dit licht niet wil ontsteken, hoop ik dat de Eerste Kamer haar eigen verantwoordelijkheid neemt.