Massale verkrachtingen in Oost-Congo

Met dank overgenomen van M.H.P. (Martijn) van Dam i, gepubliceerd op woensdag 25 augustus 2010, 11:08.

In het oosten van Congo in de regio Walikale zijn eind juli meer dan 150 vrouwen slachtoffer geworden van verkrachtingen. Hoewel verkrachtingen in het gebied helaas vaker voorkomen, was de schaal en organisatie volgens de VN uitzonderlijk. De onveiligheid in het oosten van Congo duurt voort en de wereld kijkt toe.

Afgelopen zondag maakte de New York Times melding van de massale verkrachtingen in de omgeving van Luvungi in de regio Walikale. Volgens VN-medewerkers waren rebellen van de FDLR eind juli enkele dorpjes binnengedrongen. Ze zeiden slechts te komen voor eten en een schuilplaats, maar 's nachts kwamen andere rebellen die de dorpjes plunderden en massaal de vrouwen en zelfs kinderen verkrachtten.

Saksueel geweld komt helaas vaker voor in dit gebied. Het wordt door strijders gebruikt om lokale gemeenschappen te ontwrichten en zo daarover macht uit te oefenen. In de regio Walikale vindt veel mijnbouw plaats. Vooral tinerts, cassiteriet, ligt daar letterlijk voor het oprapen. Al jaren wordt gevochten om de controle over de mijnbouw tussen rebellengroeperingen en het Congolese regeringsleger. Vooral de FDLR is er actief, de groepering die ooit werd opgericht door daders van de genocide in Rwanda in de overtuiging dat men op een dag terug zou gaan naar Rwanda om de regering Kagame te verdrijven en de genocide te vervolgen. Tegenwoordig is de groepering vooral een criminele organisatie die geld verdient aan winning van grondstoffen. Het tin dat wordt gewonnen uit cassiteriet is populair voor de productie van elektronica. De herkomst van tin dat wordt gebruikt in de elektronicasector is op dit moment nauwelijks traceerbaar. Dat zou wel kunnen, mits er een uitgebreid controlesysteem wordt opgezet. Zolang de onlusten voortduren in Oost-Congo is dat echter moeilijk te realiseren.

Ook het Congolese regeringsleger (FARDC) maakt zich schuldig aan schendingen van mensenrechten waaronder verkrachtingen. De VN-troepenmacht MONUC in het gebied slaagt er al jaren onvoldoende in om de burgerbevolking bescherming te bieden. Dat leidt echter nog onvoldoende tot aandacht voor mandaat, samenstelling en aansturing van de troepenmacht. De verkrachtingen eind juli vonden plaats op ongeveer 30 km afstand van een VN-basis. Volgens laatste berichten waren VN-militairen zelfs in de buurt. Het is nog onduidelijk wanneer zij geïnformeerd werden over de aanval en hoe daar vervolgens op gereageerd is.

Redenen genoeg voor mij om onderstaande vragen te stellen aan de minister van Buitenlandse Zaken, samen met mijn collega Sjoera Dikkers.

  • 1. 
    Is het volgens uw informatie correct dat verkrachting in de regio Walikale helaas regelmatig voorkomt, maar dat dergelijke grootschalige en georganiseerde verkrachtingen ongebruikelijk zijn, zoals de NY Times optekent?
  • 2. 
    Zijn er recent in het gebied meer incidenten geweest die erop kunnen wijzen dat grootschalige georganiseerde verkrachtingen als 'wapen' worden ingezet in de strijd tussen het Congolese leger en rebellengroeperingen?
  • 3. 
    Is het u bekend op basis waarvan de VN de FDLR beschuldigen van het begaan van deze misdaden? Is sprake geweest van een onderzoek op basis waarvan de VN tot deze conclusie zijn gekomen?
  • 4. 
    Zijn in dit gebied door Nederland (mede) gefinancierde activiteiten die moeten bijdragen aan het tegengaan van seksueel geweld of aan het opvangen van de slachtoffers? Zijn deze slachtoffers bereikbaar voor die initiatieven?
  • 5. 
    Wordt van Rwandese leden van de FDLR die willen terugkeren naar Rwanda en daar willen reïntegreren (via programma's die mede door Nederland worden gesteund) onderzocht of zij wellicht betrokken zijn geweest bij dergelijke misdaden?
  • 6. 
    In hoeverre is het gebied in de regio Walikale onder controle van het Congolese leger, de FARDC?
  • 7. 
    Kunt u een schatting maken van het deel van de mijnbouw in het gebied dat wordt gecontroleerd door de FARDC en door rebellengroeperingen als de FDLR?
  • 8. 
    In hoeverre bestaat er in dit gebied toezicht op de mijnbouw en controle op de grondstoffenstromen? Is er sprake van ontwikkeling daarin? Is er iets bekend van de arbeidsomstandigheden en de verdeling van inkomsten van mijnen die door (divisies van) de FARDC gecontroleerd worden?
  • 9. 
    Is het correct dat een basis van MONUC op iets meer dan 30 km afstand ligt van de dorpjes waar de bewuste aanval heeft plaatsgevonden?
  • 10. 
    Is bekend wanneer bij MONUC bekend werd dat de dorpjes 'bezet' waren en dat deze afschuwelijke misdaden daar werden gepleegd?
  • 11. 
    Is MONUC in dit gebied voldoende toegerust om burgers te beschermen, conform het aan MONUC verleende mandaat? Zo nee, wat zou er volgens u nodig zijn om MONUC daartoe beter toe te rusten?
  • 12. 
    Acht u verder onderzoek van deze gebeurtenissen nodig en zo ja, zult u daar bij de VN en de Congolese regering op aandringen?

Bron: New York Times, 22 augustus.