Ambitie en samenwerking - Hoofdinhoud
We worden allemaal geconfronteerd met een reeks grootse kansen, op schitterende wijze vermomd als onoplosbare problemen.
(John W. Gardner)
In de campagnetijd kwam het rapport Verkenningen uit. Als defensiewoordvoerder in spé voor D66 was ik hier erg blij mee. Eindelijk ligt de informatie op tafel om met mijn collega-politici over de toekomst van ons defensieapparaat te discussiëren en zo de ambitie te bepalen die ons land en daarmee onze krijgsmacht past. Een ambitie die houdbaar is voor de lange termijn. Dat de economische crisis bezuinigingen vraagt en dat het onwaarschijnlijk is dat defensie uitgesloten blijft in een bezuinigingspakket van 18 miljard, dat kan een ieder begrijpen. Maar dat de discussie over de ambitie van onze krijgsmacht zo makkelijk van tafel geschoven wordt, heeft mij verbaasd. Dat “een beetje minder van alles” nu echt niet meer kan, is evident. Een gouden kans ligt voor om aan de hand van de Verkenningen een keuze te maken voor de toekomst van ons land. Met bijbehorende krijgsmacht.
De keuze voor de ambitie van onze krijgsmacht zou in eerste instantie los van bezuinigingen afgewogen moeten worden. Hoeveel geld een ambitiekeuze kost of bespaart hoort de tweede stap te zijn. Dit is in ieder geval de manier waarop mijn partij een visie gekozen heeft voor onze krijgsmacht. En dat deze visie in tijden van bezuinigingen geld kan opleveren, is dan slechts mooi meegenomen.
Maar wat is de visie van D66? Nederland staat voor vrije handel, mensenrechten en democratie. Hieruit vloeit een belangrijke taak van de overheid, het streven naar en realiseren van veiligheid, stabiliteit en welvaart. Onze belangen strekken zich uit tot ver over onze landsgrenzen. Simpel gezegd: het lot van de wereld is ons lot. De krijgsmacht die hierbij aansluit heeft het bevorderen van de internationale rechtsorde als focus. Dat betekent niet dat het beschermen van het Nederlands grondgebied en het optreden bij rampen en calamiteiten niet tot de defensietaken behoort, maar dat de aandacht en inrichting van de krijgsmacht meer gericht is op de handhaving van de internationale rechtsorde, op alle lagen van het geweldsspectrum. Hierbij valt te denken aan deelneming aan stabilisatieoperaties en meer militaire samenwerking met andere landen.
Militaire samenwerking met andere landen gebeurt al, maar nog lang niet genoeg. De Verkenningen laten duidelijk zien dat Nederland niet zonder de Europese samenwerking kan. Het argument dat Europees militaire samenwerking niet lukt vanwege de politieke wil van landen, is achterhaald. Meer dan ooit worden Europese krijgsmachten geconfronteerd met de noodzaak van samenwerking. Begin juli informeerde de Franse minister van Defensie Morin het nationale parlement dat afhankelijkheid in de bilaterale samenwerking met Groot-Brittannië niet uitgesloten is. Zelfs de Fransen, lange tijd geneigd tot een chauvinistische defensieoptiek, komen tot inzicht. In Europa zal onderlinge afhankelijkheid - ook wel “taakspecialisatie” genoemd - gemeengoed worden. Hoe?
Het zal beginnen door samenwerkingsverbanden van kleine groepen landen die gelijkgezind zijn. Noorwegen, Zweden, Denemarken en Finland zijn hier voorlopers in. De krijgsmachten van deze landen werken nauw samen en zoeken zelfs naar wegen tot integratie. Voor Nederland ligt een samenwerking met bijvoorbeeld België, Duitsland, Groot-Brittannië en Frankrijk voor de hand. Uiteraard is het belangrijk dat het buitenlandbeleid van de Europese landen naadloos aansluit bij het defensiebeleid. De Europese Veiligheidsstrategie en het NAVO Strategisch concept bieden het algemene kader. Aan Nederland en de andere landen de taak hier zelf invulling aan te geven.
De Verkenningen spreken terecht van een veranderende en onzekere wereld. De scenario’s zijn geen voorspellingen, maar bieden slechts een handvat voor politici om een visie te ontwikkelen. We moeten daarbij niet vergeten: de toekomst wordt bepaald door de keuzes in het heden. D66 heeft een visie en anderen kunnen hier kritische kanttekeningen bij plaatsen of een andere visie hebben. Het gaat erom dat de politiek over visies discussieert en keuzes maakt. Niet afwachtend omdat het moeilijk is en de onzekerheid overheerst. “Better be roughly right than precisely wrong”.