Mijn maidenspeech: Paspoortwet

Met dank overgenomen van W. (Wassila) Hachchi i, gepubliceerd op woensdag 23 juni 2010.
alttekst ontbreekt in origineel bericht
Bron: Blog Wassila Hachchi

Voorzitter.

Vandaag is het zover. Mijn maidenspeech. Niet over een onderwerp waar ik veel van af weet. Maar dat geeft niet. Gelukkig kom je met gezond verstand een heel eind. Graag deel ik het standpunt van mijn fractie.

Wat betreft het voorliggende wijzigingsvoorstel van de Paspoortwet, kan de D66-fractie de intentie ondersteunen.

Recht moet gedaan kunnen worden.

Wel heb ik nog vragen over de implementatie, ‘hoe gaat het werken’ in de praktijk en wat toepassing van de weigeringgrond betekent voor bilaterale relaties met de landen in kwestie.

Laat ik beginnen bij de Memorie van Toelichting waar wordt gerefereerd aan het afgeven van vervangende paspoorten aan van handel in kinderporno verdachte Nederlanders door het consulaat generaal in Brazilië. Dit werpt bij mij de vraag op of het niet al zo is dat er contact met de lokale politie had moeten zijn bij een dergelijke situatie, omdat in dit soort gevallen bewijs van aangifte van een vermist paspoort een vereiste is?

En omdat deze casus zo nadrukkelijk als aanleiding wordt gepresenteerd, verzoek ik de Minister om een nadere toelichting over wat er precies anders had moeten gaan in die situatie. Is de procedure het probleem, of was dit zonder ambtelijke fout wel goed gegaan? Het ging toen om een vervangend paspoort, dus de facto was in dat geval het paspoort al ingenomen door Brazilië.

Verder wordt gesteld dat de invulling van de beslissing om wel of niet een paspoort te weigeren of te laten vervallen, begint met een signalering vanuit de ministers van Binnenlandse Zaken en Buitenlandse Zaken. Maar op pagina 3 van de Memorie van Toelichting wordt aangegeven dat ook zonder kennisgeving door de lokale autoriteiten bij aanwezigheid van het vermoeden tot vluchtgevaar de Nederlandse vertegenwoordiging actie kan ondernemen.

Klopt het dat iemand kan worden toegevoegd aan het register zonder een bericht van het land waar ze verdacht worden als aanleiding? Zo ja, in welke mate wordt een proactieve identificatie van verdachten verwacht van onze ambtenaren ter plaatse? Of is het zo dat een ambassade een paspoort voorlopig kan laten vervallen zonder inzet van de signalering?

En om hoeveel gevallen gaat het naar verwachting?

Wat betreft de inzet van de weigeringgronden heb ik ook vragen.

Wordt de afweging over de kwaliteit van een rechtssysteem van geval tot geval gemaakt of generiek voor een land voor een bepaalde tijdsperiode, een soort spreekwoordelijke ‘zwarte lijst’? Ik kan mij bijvoorbeeld voorstellen dat iemand met voldoende middelen in sommige landen een betere behandeling kan afdwingen.

En als de afweging per situatie gemaakt wordt, komt deze dan ter plekke te liggen of wordt eigenlijk altijd een beroep gedaan op een politieke afweging in Den Haag?

Verder kan ik mij voorstellen dat een impliciet oordeel over de kwaliteit van de rechtsgang of de ziekenhuizen in een land, slecht valt in de bilaterale relatie. Aangezien de taak van de vertegenwoordiging deels ligt in het onderhouden van die goede relatie, komt deze afweging dan niet onder druk te staan?

Voorzitter, vaak werkt een concrete casus verhelderend. Daarom vraag ik de Minister helder te maken hoe bijvoorbeeld de procedure zou verlopen in de situatie van Joran van der Sloot, die door het Peruviaanse rechtssysteem verdacht wordt. Er is breed commentaar geweest in de media over de wijze waarop Van der Sloot behandeld wordt en eventueel bij een veroordeling behandeld zal worden in de gevangenis, en over de kwaliteit van de rechtsgang. Hoe zou het nieuwe systeem werken voor zo’n situatie?

Voorzitter, ik sluit af.

De D66-fractie ondersteunt de intentie van de wet. Maar we hebben wel de nodige vragen en kijken dan ook uit naar nadere toelichting van de Minister.

Dank u wel.