Chinese bouwlust in Angola - Hoofdinhoud
Seeing is believing. Ik heb veel gelezen over China's aanwezigheid in Afrika. Jaren geleden, in Maputo, de hoofdstad van Mozambique, viel het me op dat het enige gloednieuwe gebouw een Chinese tempel was. Uit de luidsprekers kwam keiharde Chinese operamuziek. Ook Zimbabwe wendt zich tot China. Soedan verkoopt zijn olie graag aan dat land, in ruil voor (geld voor) wapens.
Ik wist dat Angola zijn infrastructuur door Chinezen laat aanleggen, maar gisteren zag ik het met eigen ogen. De Angolese overheid had bussen gecharterd voor een bezoek aan een sociaal woningbouwproject. Dat wilde ik weleens zien. Het risico dat zo'n georganiseerde trip een te rooskleurig beeld oplevert nam ik voor lief.
We deden eerst een paar prestigeprojecten aan. Zoals een van de vier gloednieuwe voetbalstadions voor de Africa Cup. Anderhalf uur reizen van Luanda, in de middle of nowhere, staat dat stadion. Het is bijna af. Dat mag ook, wel want er moet over enkele maanden in gevoetbald worden. Er werken alleen maar Chinezen aan het stadion, alle trucks zijn Chinees en zelfs het cement komt daarvandaan.
Daarna een bezoekje aan een soort banlieue meets Lelystad. Een gloednieuwe stad in aanbouw. Chinees! Allemaal flatgebouwen, midden in het niks. Duizenden en duizenden woningen.
De Angolese overheid is ervan overtuigd dat zij mensen zal vinden die daar graag willen wonen. Er ligt een zandweg, iets verderop is een vierbaansweg in aanbouw, maar van een treinverbinding is geen sprake. En dan moet je weten dat de spits hier in Luanda eigenlijk de hele dag duurt. Er is geen doorkomen aan. Onze trip liep drie uur uit. En dan werden we nog geëscorteerd door een politiejeep, drie busjes particuliere beveiligers, twee ambulances en twee motoragenten met zwaaiende sirenes. We hebben op de heen- en terugweg iedereen van de weg gedrukt. Met de complimenten van de minister van Transport.
Angola, of beter Luanda, expandeert. Alles wordt nieuw gebouwd. Maar voor wie en door wie? Negen van de tien mensen zijn werkloos. De economie is vrijwel geheel informeel. Vrouwen lopen af en aan met een babybadje vol handelswaar op hun hoofd.
Voor wie zijn die keurige flats? Niet voor de bewoners van de bidonville. Die kunnen dat niet betalen. Die kunnen niet eens de busrit naar dat niemandsland betalen.
Waarom kunnen er geen Angolese werklozen worden ingehuurd om dat cement te storten? Er gaat een hardnekkig gerucht rond dat de Chinese arbeiders veroordeelden zijn. Ze zouden aftrek van straf krijgen door in Afrika te gaan werken.
En hoe betaalt Angola voor de Chinese bouwprojecten? Met olieconcessies. Dat is als een koopsompolis van Dirk Scheringa. Je blijft maar aflossen.
Aan het eind van de dag waren mijn collega-Europarlementariërs en ik, van links tot rechts, somber gestemd. Wat had de Angolese overheid ons nu duidelijk willen maken? Ofwel: “We snappen niet wat Europa onder ontwikkelingssamenwerking verstaat. Het resultaat telt en het proces is onbelangrijk.” Ofwel: “Haal je niks in het hoofd, Europa. We hebben altijd nog China.”
Eén ding is zeker. Deze conferentie kost de regering van Angola een hoop krediet in Europa. En ze had al niet zoveel.