Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 8 (1930)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 8
Afbeelding van Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 8Toon afbeelding van titelpagina van Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 8

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.60 MB)

XML (5.27 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 8

(1930)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

[Hugenpoth tot Aerdt, Mr. Alexander Wilhelmus Joannes Josephus baron van]

HUGENPOTH TOT AERDT (Mr. Alexander Wilhelmus Joannes Josephus baron van), geb. te Markeloo 1 Juni 1780, overl. te Herwen 15 Aug. 1859, was de oudste zoon van G.F.A.H.C. van Hugenpoth (die volgt) en S.L.M.W.F. Bentinck. Hij studeerde aan de universiteit te Leuven, promoveerde aldaar en zette zich als advocaat te Arnhem neder, waar hij 23 Ot. 1807 tot lid der vroedschap en 27 Mrt. 1808 tot wethouder gekoze 1 werd.

Op 27 Mei 1809, op een leeftijd, jonger dan iemand voor en na hem dit ambt bereikt heeft, werd hij door koning Lodewijk benoemd tot minister van Justitie en Politie. Hij was nog twee jaren jonger dan de gelijk met hem benoemde minister van der Capellen (dl. I, kol. 569) en dan de Koning zelf. Hij deed zijn uiterste best om de benoeming te doen intrekken, maar dit gelukte hem niet.

Hij was benoemd omdat de Koning een Roomschkatholiek in het kabinet wenschte op te nemen, als opvolger van van Maanen (dl. III, kol. 803). Het spreekt vanzelf, dat waar deze den Koning niet voldaan had, dit met van Hugenpoth, die geheel vreemd voor dezen zoo belangrijken post stond, nog veel bezwarender was. Daar kwam bij, dat de Koning meende, dat Roomschen meer franschgezind waren dan Protestanten.

Reeds bij zijn installatie zeide Lodewijk hem, dat hij zich voor de Franschen moest wachten, daar dezen hem zeker zouden trachten te winnen. Hij antwoordde, dat het toch noodig was, aan den franschen gezant evenals aan diens ambtgenooten te Amsterdam een bezoek te brengen. De Koning vond dit ongewenscht, die heeren moesten hem het eerst bezoeken. Hij bezocht hen dus niet, en dit maakte, dat zijn positie als minister geïsoleerd en daardoor onaangenaam was.

Toen Nederland in Juli 1810 geannexeerd was, geraakte van Hugenpoth vanzelf buiten betrekking. Daar het moeilijk aanging, aan een oudminister een ondergeschikt ambt aan te bieden,

[pagina 879]
[p. 879]

werd hij benoemd tot lid van het door Napoleon ingestelde hoog gerechtshof te 's Gravenhage.

Na het herstel der onafhankelijkheid werd hij een der 4 kamer-presidenten van dat hof, hetwelk in stand bleef, en, terwijl zijn ressort met Oost-Friesland verminderde, werden Zeeland, Brabant en Gelderland bezuiden de Waal er aan toegevoegd.

Beide genoemde hoven hadden dezelfde functie als thans de Hooge Raad en de 5 gerechtshoven tezamen. Daar er 32 leden waren, was dit presidium een hooge onderscheiding op zijn leeftijd. Wel was de bovengenoemde van Maanen algemeen president, maar als minister van Justitie had hij geen gelegenheid, zich meer dan in zeer algemeenen zin met de aanhangige zaken in te laten.

Toen ingevolge de wet van 28 Apr. 1835 de werkzaamheden van dit gerechtshof verdeeld werden over den Hoogen Raad en 10 provinciale gerechtshoven, verkreeg van Hugenpoth bij koninklijk besluit van 17 Mei 1838 eervol ontslag als Kamerpresident. Op 16 Sept. d.a.v. werd hij benoemd tot lid van de Eerste Kamer.

Op 12 Nov. 1840 werd hij benoemd tot lid eener uit 6 leden bestaande commissie tot onderzoek van ingekomen klachten over het lager onderwijs in Noord-Brabant. In deze commissie stonden 2 Roomsch-Katholieken en de anti-revolutionnair Groen van Prinsterer (dl. II, kol. 508) tegenover 3 conservatieven. In het rapport, dat de commissie 19 Jan. 1841 uitbracht, en dat eenigszins een compromis tusschen de twee partijen was (hoewel de 3 eerstgenoemden bij het rapport afzonderlijke nota's voegden), werden verschillende grieven gegrond verklaard, in het bijzonder dat er niet anders dan protestantsche boeken op de door roomsche kinderen bezochte scholen gebruikt werden.

Naar aanleiding van de inhuldiging van koning Willem II werd hij 28 Nov. 1840 benoemd tot minister van staat.

Op 25 April 1842 werd hij benoemd tot lid eener Staatscommissie tot het regelen van de pensioenen der burgerlijke ambtenaren. Het gevolg van haar voorstellen was de wet van 9 Mei 1846.

Van Hugenpoth bleef lid der Eerste Kamer tot de invoering der nieuwe grondwet in Dec. 1848. Bij de behandeling der wetsontwerpen van invoering daarvan was hij een der meest conservatieve leden. Hij stemde tegen de meeste ontwerpen. Hem werd in 1822 de titel baron toegekend. Hij huwde 8 Febr. 1811 Cornelia Maria Theresia Josepha van Wijnbergen, geb. 28 April 1790, overl. 8 Juli 1881, bij wie hij een jong gestorven zoon en een dochter had.

In 1858 zijn van hem verschenen Notes historiques, waarin hij hetgeen koning Lodewijk in zijn Documents historiques in 1820 over hem als minister van Justitie en Politie geschreven had, namelijk dat zijn benoeming als zoodanig ‘funest’ geweest was voor Lodewijk en voor Holland, tegenspreekt. Reeds dadelijk na de verschijning vroeg hij den ex-koning om opheldering, maar ontving daarop niets dan een wel vriendelijk, maar niets zeggend briefie.

Ramaer


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek (10 delen)


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • over A.W.J.J. van Hugenpoth tot Aerdt

  • Johan Christoffel Ramaer