Radio Tour de France - Hoofdinhoud
Het waren lange, hele lange, eenzame zomers halverwege de jaren zestig.
Op vakantie gingen we niet, mijn vrienden wel. Mijn zussen gingen altijd naar de Maas: bruin bakken en op zoek naar de jongens, neem ik aan. Mijn vader was overleden en mijn moeder had haar eigen besognes. Voor mij restte de verveling. Dan pakte ik maar weer de fiets en verkende de hele omgeving. Er zijn weinig straatjes en steegjes in de wijde omgeving van Oss waar ik toen niet op z’n minst tien keer geweest ben.
Aan de overkant van de straat lag een tennisbaan. Ik hing daar vaak rond. Niet dat ik ooit op het gravel heb gestaan. Ik had immers niet de goede schoenen, en trouwens ook geen racket. Vele uren heb ik daar zitten kijken hoe anderen hun kunsten vertoonden op de baan. Maar dan, eindelijk, werd het juli…
Dat betekende de start van de Tour en dus vanaf twee uur dagelijks Radio Tour de France. Toen had je nog alleen de radio, pas later kreeg je ook de finishreportages op tv en weer veel later zowat de hele etappe op tv. Nee, in die tijd was het alleen radio. Geweldig, die magie van de radio: Je ziet niks, je hoort alleen opgewonden stemmen verhalen vertellen, veel verhalen. Wielrennen is de sport van de verhalen. Geen andere sport heeft dat. Maar verhalen moeten verteld worden, en daarom hadden we ook vertellers: Theo Komen, Jean Nelissen, Leo Driessen, Jeroen Wiellaard, noem ze allemaal maar op. Martin Ross, Mart Smeets, Tony Eyk: ze zitten allemaal vol verhalen. Verhalen over de heroïek, verhalen over de teleurstellingen en de triomfen, verhalen over de vreugde en de pijn, verhalen over doping die niet verteld mogen worden, verhalen over het leven zelf. Dat Theo Koomen in al z’n enthousiasme soms wel eens uit de bocht vloog, dat vond je niet erg. De waarheid kwam uren later wel aan het licht.
Elke dag luisterde ik naar radio Tour de France. …NOS-Radio Tourflits…en dan leefde je mee met de verslagen vanaf de motor. En, natúúrlijk, het feit dat er altijd wel Nederlanders waren die meededen voor het klassement of de dagprijzen maakte het allemaal nog veel interessanter. Maar bovenal ging het toch om de sfeer, de geur die je niet kon ruiken, de hitte die je niet kon voelen, de dorst en de uitputting die je niet kon ondergaan, de opwinding waar je geen deel aan had, of juist wel.
Radio Tour de France is inmiddels een monument. Een geweldige aanpak, de goede presentatoren, de goede verslaggevers, het goede tempo, en de goede muziek. Programma’s hebben de tijd nodig om iets moois te worden. ‘Met het oog op morgen’, ook zo’n programma met een ijzeren formule dat gelukkig menig zogenaamd vernieuwende omroepbaas heeft overleefd.
Een volk kan niet zonder monumenten: niet in de architectuur, niet in de wereld van de kunsten, niet in de sport, en ook niet op de radio.