Brief minister over verlenging van de start- en landingsbaan van luchtvaartterrein Lelystad - Luchtvaartbeleid - Hoofdinhoud
Deze brief is onder nr. 2 toegevoegd aan dossier 31936 - Luchtvaartbeleid.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Luchtvaartbeleid; Brief minister over verlenging van de start- en landingsbaan van luchtvaartterrein Lelystad |
---|---|
Documentdatum | 29-06-2009 |
Publicatiedatum | 07-07-2009 |
Nummer | KST132749 |
Kenmerk | 31936, nr. 2 |
Van | Verkeer en Waterstaat (VW) |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2008–2009
31 936
Luchtvaartbeleid
Nr. 2
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 juni 2009
Op 31 maart 2009 heeft de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) u geïnformeerd over het verzoek van de exploitant van het luchtvaartterrein Lelystad Airport om de start- en landingsbaan te verlengen en het gebruik van de luchthaven te wijzigen (Kamerstukken 2008/09, 29 665, nr. 138). In deze brief heeft mijn collega, mede namens mij, aangeven dat wij voornemens zijn hiervoor een aanwijzingsprocedure te starten. Thans is de aanwijzingsprocedure zover gevorderd dat het milieueffectrapport (MER) Ontwikkeling Lelystad Airport, dat in het kader van de aanwijzingsprocedure is gemaakt, op 25 mei 2009 door de minister van VROM en mij is aanvaard en de ontwerpaanwijzing krachtens de Luchtvaartwet en de ontwerp aanwijzing ingevolge de Wet ruimtelijke ordening (Wro) zijn opgesteld.
Zoals in de brief van 31 maart 2009 is aangekondigd, zend ik u hierbij in het kader van de in de wet vastgelegde voorhang van aanwijzigings-besluiten voor luchtvaartterreinen, mede namens de minister van VROM, de ontwerpaanwijzing, de ontwerp Wro-aanwijzing en het MER.1 De Wro-aanwijzing is opgesteld onder het regime van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening. Hierin wordt uitgegaan van digitale (elektronische) vaststelling van ruimtelijke besluiten. Deze verplichting zal op 1 januari 2010 in werking treden. Vooruitlopend daarop wordt deze aanwijzing al in digitale vorm vastgesteld (zie www.ruimtelijkeplannen.nl).
De betreffende stukken liggen van 11 juni 2009 tot en met 22 juli 2009 ter inzage, zodat parallel aan de voorhang, aan eenieder de gelegenheid wordt geboden op de stukken in te spreken. Daarnaast wordt de Commissie voor de milieueffectrapportage (Cmer) gevraagd advies uit te brengen over de inhoud van het MER. Zowel de inspraakreacties als het advies van de Cmer zal ik u na ontvangst toezenden. Na verwerking van de inspraak en het advies van de Cmer zal ik het definitieve aanwijzingsbesluit nemen.
1 Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.
Naast de onderhavige aanwijzingsprocedure loopt het adviestraject van de heer Alders over Lelystad Airport. In de aan hem gerichte brief van 5 februari 2009 (Kamerstukken 2008–2009, 29 665, nr. 118) hebben de minister van VROM en ik de heer Alders verzocht het kabinet te adviseren over de regionaal ruimtelijk-economische visie in relatie tot de ontwikkeling van Lelystad Airport, de wijze waarop samen met de regio invulling kan worden gegeven aan het accommoderen van de nationale capaciteitsvraag naar luchtvaart en over de steun voor dit voorstel in de regio. In deze brief heb ik de randvoorwaarde meegegeven dat de ontwikkeling van Lelystad Airport tot en met 2015 binnen het huidige voorziene gebruik van de PKB Maastricht en Lelystad moet passen. Tevens heb ik voor de periode tussen 2015 tot 2020 meegegeven dat de dan voorziene ontwikkelingen in beginsel moeten passen binnen de milieuruimte van de PKB. De onderhavige aanwijzing richt zich op de periode tot en met 2015 en bepaalt – ook voor het Alderstraject – de mogelijke luchthavenontwikke-ling tot en met 2015. Voor deze aanwijzing is bepalend dat het aanwijzingsbesluit binnen het kader van de PKB past. Wij zijn van mening dat op basis van het MER kan worden geconcludeerd dat dit het geval is.
Mede met het oog op de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 10 oktober 2007, waarin de Afdeling de minister van VROM en mij opgedraagt binnen 2 jaar een nieuw aanwijzingsbesluit en een nieuw Wro-besluit te nemen, streef ik ernaar om uiterlijk 14 oktober 2009 de besluitvorming over de aanwijzing af te ronden.
De minister van Verkeer en Waterstaat, C. M. P. S. Eurlings