Minder Brussel!

Met dank overgenomen van J.G.Ch.A. (Jan) Marijnissen i, gepubliceerd op maandag 13 april 2009.

Geveld door een hernia zag ik op 1 juni 2005 thuis vanaf de bank op tv de uitslag: 61,6%! Nederland had in grote meerderheid het voorstel voor een Europese Grondwet verworpen. Ik zag de bedremmelde gezichten van de voorstanders van de Grondwet. Zij waanden zich onoverwinnelijk. Hun kamp bestond uit CDA, PvdA, VVD, GroenLinks en D66, en ook nog eens de regering en de top van de vakbonden en VNO. Bovendien hadden ze vele miljoenen (gemeenschapsgeld!) tot hun beschikking voor propaganda. Op die avond – een feest voor de democratie – sprak het volk echter een hard oordeel over hen uit en zei in meerderheid: U vertegenwoordigt ons niet!

Sommige politici raakte na de uitslag in een persoonlijke identiteitscrisis. Men wist zich geen raad. Ze wilden een ander volk, want wat moet je met al die mensen die het maar niet willen begrijpen. ‘We willen toch het beste voor ze? We hebben nog zó gezegd: Als jullie tegenstemmen dan gaat het licht uit en komt er oorlog. En nóg luisteren ze niet naar je’, zo kon je in de wandelgangen van de Tweede Kamer horen.

Tegen Balkenende werd gezegd: ‘Verzin een list!’ En dat deed hij, samen met de Franse regering en de Europese Commissie. ‘We maken een nieuwe kaft om die Grondwet, en we noemen het stuk geen Grondwet meer maar Verdrag. En we veranderen wat kleine, ondergeschikte dingen aan de inhoud. Dan hebben we iets nieuws en kunnen we zeggen: We hebben naar u geluisterd, en dit is het resultaat.’ Resultaat? Dictaat! Want men sprak ook af: Het volk komt er niet meer aan te pas. ‘Omdat het geen Grondwet is, maar een ‘gewoon’ Verdrag volstaat de mening van de parlement’, zo legde Balkenende uit.

De gang van zaken is typerend voor alles wat met Europa te maken heeft. Heel veel achterkamertjes, heel veel lobbyisten, heel veel bedotterij. Democratie en Europa gaan heel moeilijk samen. Daarom ook heeft de meerderheid van de mensen ‘nee’ gezegd tegen nóg meer overdracht van bevoegdheden aan Brussel. Brussel speelt al op veel terreinen de baas. Uit recent onderzoek van de Universiteit van Amsterdam blijkt dat de Nederlanders nu nog minder vertrouwen in Brussel hebben dan vier jaar geleden.

Laten we – met het oog op de naderende verkiezingen voor het Europees Parlement – ons eens de vraag stellen: Wat is de rol van de EU geweest in de aanloop naar de huidige crisis? De EU is ooit ontstaan als poging oorlog op dit continent uit te bannen. Beter samen aan tafel en koppen tellen, dan koppen snellen, was het idee. Het is de grote verdienste van de visionairs van toen dat zij Europese samenwerking tot stand hebben weten te brengen en zo een nieuwe oorlog op dit continent hebben weten te voorkomen. So far, so good.

Vanaf begin jaren negentig ging het met de Europese samenwerking de verkeerde kant op. De agenda werd steeds meer bepaald door het internationale bedrijfsleven. Men wilde een – liefst zo groot mogelijke – interne markt. De Unie werd dus fors uitgebreid. De binnengrenzen vervielen, en de euro werd geïntroduceerd. Nog een wens van het bedrijfsleven: Europa moet één land worden, met een eigen regering. En nog een: de koers van Europa moet die van het neoliberalisme worden. Privatisering, flexibilisering, deregulering werden opgelegd aan de lidstaten. Daarom werden alle beperkende zekerheden die eerder aan het financiële verkeer waren opgelegd, weer opgeheven. Zo ontstond het casinokapitalisme, waar we nu de gevolgen van ondervinden.

De Nederlanders en de Fransen zagen het goed toen ze ‘nee’ zeiden tegen de Europese grondwet. Zij willen, net als iedereen, baas in eigen huis blijven: wel zo democratisch, en in zijn uitwerking wel zo sociaal.