Geleidende brief - Voorstel van het lid Van Velzen houdende een verbod op de pelsdierhouderij

Deze geleidende brief1 is onder nr. 1 toegevoegd aan wetsvoorstel 30826 - Initiatiefvoorstel Wet verbod pelsdierhouderij2.

Inhoudsopgave

  1. Kerngegevens
  2. Tekst
  3. Meer informatie
  4. Parlementaire Monitor

1.

Kerngegevens

Officiële titel Voorstel van het lid Van Velzen houdende een verbod op de pelsdierhouderij; Geleidende brief  
Document­datum 04-10-2006
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST101426
Kenmerk 30826, nr. 1
Van Staten-Generaal (SG)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2006–2007

30 826

Voorstel van het lid Van Velzen houdende een verbod op de pelsdierhouderij

Nr. 1

GELEIDENDE BRIEF

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ’s-Gravenhage, 4 oktober 2006

Hierbij doe ik u, overeenkomstig het bepaalde in artikel 114 van het Reglement van Orde een voorstel van wet toekomen houdende een verbod op de pelsdierhouderij.

De toelichtende memorie, die het voorstel van wet vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

Van Velzen

 
 
 

3.

Meer informatie

  • 30826 - Initiatiefvoorstel Wet verbod pelsdierhouderij
 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.


  • 1. 
    De geleidende brief is een document waarin een Kamerlid een wetsvoorstel of initiatiefwet aankondigt bij de voorzitter van de Tweede Kamer. In beide gevallen wordt er gesproken van een 'voorstel van wet'. De indiener van het voorstel geeft kort aan dat er een voorstel gedaan wordt en op welke wet dit voorstel betrekking heeft. Tevens beschrijft de indiener welke documenten er bij het voorstel van wet gevoegd zijn. In de regel is dit in ieder geval een memorie van toelichting.
     
  • 2. 
    Dit voorstel is gebaseerd op de overweging, dat het wenselijk is het houden, doden of doen doden van pelsdieren te verbieden.