Verslag algemeen overleg op 27 juni 2002 over onder meer het actieprogramma met VNG inzake de handhaving van de bouwregelgeving - Bouwregelgeving 2002-2006 - Hoofdinhoud
Dit verslag van een algemeen overleg is onder nr. 3 toegevoegd aan dossier 28325 - Bouwregelgeving.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Bouwregelgeving 2002-2006; Verslag algemeen overleg op 27 juni 2002 over onder meer het actieprogramma met VNG inzake de handhaving van de bouwregelgeving |
---|---|
Documentdatum | 25-07-2002 |
Publicatiedatum | 12-03-2009 |
Nummer | KST63006 |
Kenmerk | 28325, nr. 3 |
Van | Staten-Generaal (SG) |
Commissie(s) | Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2001–2002
28 325
Bouwregelgeving 2002–2006
Nr. 3
1 Samenstelling:
Leden: Te Veldhuis (VVD), Duivesteijn (PvdA), Giskes (D66), Crone (PvdA), Cornielje (VVD), Hofstra (VVD), Meijer (CDA), fng. voorzitter, Koenders (PvdA), Van Beek (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), Van Gent (GroenLinks), Ross-van Dorp (CDA), Bussemaker (PvdA), Mosterd (CDA), Alblas (LPF), Van As (LPF), Van den Brink (LPF), Veling (ChristenUnie), Jense (LN), Van Bochove (CDA), Van Geel (CDA), De Ruiter (SP), Duyvendak (GroenLinks), Smolders (LPF) en Van Lith (CDA).
Plv. leden: Van der Ham (D66), Rietkerk (CDA), Van den Brand (GroenLinks), Koopmans (CDA), Vietsch (CDA), Groenink (LPF), Wiersma (LPF), Schonewille (LPF), Van der Staaij (SGP), Teeven (LN), Ten Hoopen (CDA), Van Velzen (SP), Vos (GroenLinks), De Jong (LPF) en Spies (CDA).
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG
Vastgesteld 25 juli 2002
De vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer1 heeft op 27 juni 2002 overleg gevoerd met staatssecretaris Remkes van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over:
– de brief van de staatssecretaris van VROM van 29 januari 2001
over het actieprogramma met VNG inzake de handhaving van de bouwregelgeving (27 400 XI, nr. 51); – de brief van de staatssecretaris van VROM van 6 februari 2001
over de antwoorden op vragen over brandveiligheid in het
Bouwbesluit (VROM-01-102); – de brief van de staatssecretaris van VROM van 9 juli 2001 met de rapportages Inspectieonderzoek Bouwregelgeving 2000 en de Nacontrole 1999 (27 400 XI, nr. 92); – de brief van de staatssecretaris van VROM van 29 augustus
2001 over de brandveiligheid in het Bouwbesluit (VROM-01-796);
– de brief van de staatssecretaris van VROM van 14 februari
2002 over kabinetsstandpunt over rapport «Geregeld gebouwd» in het kader van het MDW-project door de werkgroep Servicegerichte overheid (SGO) (24 036, nr. 245);
– de brief van de minister van VROM van 22 maart 2002 over situatie instorten parkeerdak van Van der Valk-motel in Tiel
(VROM-02-430); – de brief van de staatssecretaris van VROM van 9 april 2002
inzake agenda Bouwregelgeving 2002–2006 (28 325, nr. 1); – de brief van de staatssecretaris van VROM van 16 april 2002
inzake Duurzaam bouwen (24 280, nr. 22); – de brief van de staatssecretaris van VROM van 6 mei 2002
inzake aanbieding rapport onderzoek parkeerdak van Van der
Valk-motel in Tiel (VROM-02-592); – de brief van de staatssecretaris van VROM van 22 april 2002
inzake datum inwerkingtreding bouwregelgeving (28 325,
nr. 2); – de brief van de minister van VROM van 3 mei 2002 inzake reactie naar aanleiding van het ontwerpbesluit Mobiel breken van bouw- en sloopafval (VROM-02-590);
– de brief van de staatssecretaris van VROM van 13 juni 2002 inzake Landelijke rapportage inspectie Bouwregelgeving (VROM-02-658).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissie
Mevrouw Van Gent (GroenLinks) benadrukt, in dit debat mede sprekend namens de PvdA-fractie, het belang van handhaving van heldere regels in de bouw. In het licht van enkele tragische gebeurtenissen de laatste jaren moet worden geconcludeerd dat niet alle gemeenten daar goed mee omgaan. Bij de afweging van belangen gaat economie vaak boven veiligheid, zoals blijkt uit de gebeurtenissen in Tiel. Dit verwaarlozen van het bouw- en woningtoezicht door gemeenten mag niet worden getolereerd. Uit de jaarverslagen blijkt dat geen enkele gemeente heel goed scoort bij de bouw- en gebruiksvergunningen en de controle daarop. In dat verband zou de staatssecretaris moeten zorgen voor een betere verslaglegging, zoals wel gebeurt bij de ruimtelijke ordening; dit mede in het licht van het integreren van de inspecties. Het ministerie moet vervolgens openbaar maken hoe gemeenten op dit punt presteren; zo ontstaan «name and shame»-lijsten. Nalatigheid van gemeenten bij het toezicht moet worden gesanctioneerd. De desbetreffende gemeenten zouden onder verscherpt toezicht moeten worden geplaatst. Verder zou samenwerking tussen kleinere gemeenten bij het bouw- en woningtoezicht door het ministerie moeten worden gestimuleerd, opdat deze voldoende mankracht en expertise kunnen inzetten. De staatssecretaris heeft de ambitie uitgesproken, alle gemeenten vierjaarlijks te controleren en in te zetten op uitbreiding van de formatie. Hoe verhoudt dit zich tot het voornemen uit de lopende kabinetsformatie om 10% te korten op het ambtelijk apparaat? Volgens de heer Zalm moet vooral worden gekort op «regelzuchtige departementen», waaronder ook dat van VROM valt.
De eenloketgedachte leidt tot een snellere en efficiëntere dienstverlening aan de (ver)bouwende of slopende burger. Wat is daarbij de connectie met de experimentele loketten bouwen en wonen? Wil de staatssecretaris op die plek de burger bijvoorbeeld ook wijzen op subsidieregelingen en maatregelen in het kader van duurzaam bouwen (dubo)? In tegenstelling tot de staatssecretaris is mevrouw Van Gent positief over een gebouwdossier voor alle gebouwen in Nederland, omdat daarmee de transparantie op de woningmarkt wordt vergroot en gemeenten betere mogelijkheden krijgen voor handhaving. Het is verstandig, hierbij te kiezen voor een groeimodel waarbij wordt begonnen met publieke inrichtingen; er hoeft niet lang te worden gewacht om dit in gang te zetten. Verhuurders zouden moeten worden gedwongen om zo’n gebouwdossier op te stellen. Is er een relatie tussen dit onderwerp en de toezeggingen van de staatssecretaris naar aanleiding van de motie-Van Gent/Van ’t Riet (27 926, nr. 3)?
Onderhoud van en investeringen in de bestaande voorraad zijn minstens zo belangrijk als het beoordelen van bouwvergunningen. In verband met de mogelijke aanscherping van het aanschrijvingsbeleid door B&W zouden er extra prikkels moeten zijn voor beter onderhoud, bijvoorbeeld door het fiscaal en organisatorisch ondersteunen van verenigingen van eigenaren. Kan de bijdrage aan verenigingen van eigenaren aftrekbaar worden in box 1?
Gemeenten kunnen een rol spelen bij het waarborgen van de kwaliteit, waarbij de gemeentelijke welstandsnota van groot belang kan zijn. Dit beleid wordt in 2004 geëvalueerd, waarmee mevrouw Van Gent akkoord is. Zij vindt het echter onverstandig van de staatssecretaris om in 2006 de gemeentelijke bouwverordening te laten vervallen. Een praktisch bezwaar is dat, als gemeenten dit middel verliezen, zij andere, mogelijk privaatrechtelijke, wegen zoeken om hun beleid te kunnen voeren. Dit kan bijvoorbeeld door middel van het bestemmingsplan, erfpacht-voorwaarden of exploitatievergunningen. Een principieel bezwaar is dat gemeenten de vrijheid behoren te hebben, een eigen kwaliteitsbeleid te voeren. Daarbij is wel van belang dat er een optimale voorlichting is over de bouwverordening en dat overleg plaatsvindt met toekomstige bewoners.
De doelstelling van het dubo-beleid is «ervoor te zorgen dat randvoorwaarden voor dubo optimaal zijn». Hoe kan dit worden getoetst? Hoe zit het met concrete doelen voor materiaalgebruik en een gezond binnen-klimaat? Uit de dubo-monitoring van 1999 blijkt dat het resultaat van dubo-maatregelen in 1998 lager was dan in 1997. Hoe heeft zich dat in 2000 en 2001 ontwikkeld? De staatssecretaris vindt ten aanzien van dubo dat de markt het moet doen. Blijkt dit ook in de praktijk? De subsidie in het kader van de energiepremieregeling (EPR) voor zonnecellen wordt voortaan pas uitbetaald als een woning is verkocht. Projectontwikkelaars geven aan dat dit te laat is en dat er minder zonnecellen zullen worden geplaatst. Hoe wil de staatssecretaris het gebruik van zonnecellen blijven stimuleren?
Enerzijds staat er in de stukken dat het streven naar duurzaamheid op lokatieniveau verankerd is in het investeringsbudget stedelijke vernieuwing (ISV). Anderzijds blijkt uit de beantwoording van vraag 29 bij de financiële verantwoording van het ministerie van VROM dat in het ISV geen concreet meetbare doelen zijn opgenomen over milieu- en omgevingsbeleid. Heeft in dat licht «verankerd» nog wel betekenis?
Mevrouw Vietsch (CDA) complimenteert de bouwwereld; ondanks dat het bouw- en woningtoezicht onvoldoende blijkt te zijn, gebeuren er in Nederland weinig ongelukken. De rol van de bouwwereld wordt in de stukken onderbelicht. In het kader van onder andere titelbescherming, certificering en aansprakelijkheid zou de bouwwereld meer verantwoordelijkheid kunnen dragen. Het is verder verstandig, meer nadruk te leggen op opleiding van en voorlichting aan de marktpartijen in plaats van controle door de overheid. Overtredingen in de bouwwereld komen vaak niet voort uit onwil maar uit gebrek aan kennis en ervaring. Voorlichting en gratis opleiding zouden daarvoor een oplossing kunnen bieden. Wil de staatssecretaris in het licht van de voorgenomen certificering hierbij actie ondernemen?
Ongelukken hangen vaker samen met gebruik en verbouw dan met de toestemmingsprocedure. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de brand in Volendam. Veel gebouwen die onder de verantwoordelijkheid van de overheid vallen, zoals scholen en ziekenhuizen, hebben geen gebruiksvergunning van de brandweer. De CDA-fractie vindt dit niet acceptabel, mede omdat de overheid een voorbeeldfunctie heeft. De eisen voor brandveiligheid in de bouwvergunning blijken in de praktijk sterk afhankelijk van de plaatselijke brandweercommandant; dit soort willekeur zou niet moeten voorkomen. Verder heeft de brand in Volendam ertoe geleid dat men soms irreële eisen is gaan stellen, op basis van het Bouwbesluit. Het gaat dan bijvoorbeeld om deurdrangers op patiëntenkamers in verband met subcompartimentering, het verbieden van kerstbomen in kerken, het keuren van tapijten in moskeeën en het beperken van het aantal kerkgangers in verband met de deurbreedte. Kan de staatssecretaris voorkomen dat dit soort onpraktische en onzinnige eisen wordt gesteld? Sommige ongelukken, zoals in Tiel, hadden kunnen worden voorkomen door adequaat toezicht. In dat licht moet er voldoende controle zijn door bouw- en woningtoezicht, specifiek op de studentenhuisvesting. Het verzamelen van «best practices» voor de uitvoering is nog steeds niet van de grond gekomen. Hoe zullen deze worden verzameld voor de utiliteitsbouw? Wat is daarvan het verwachte resultaat? Er zijn nog geen geluidseisen voor utiliteitgebouwen; kantoren en ziekenhuizen worden vooral gebouwd langs snelwegen. In het kader van dubo komen er criteria voor geluidsoverlast in het binnenmilieu. Maken deze het noodzakelijk dat er geluidswallen komen of dat de gevelisolatie van deze gebouwen wordt aangepast? Stijgen de kosten van dit soort gebouwen door het brengen onder het Bouwbesluit? Zijn deze kosten voorzien in de budgetten van de diverse departementen? De staatssecretaris geeft aan dat wordt bezien of de afstemming tussen het Bouwbesluit en de regels van het ministerie van OCW voor onderwijsgebouwen nog actueel is. Dit zou echter ook moeten plaatsvinden ten aanzien van regels bij andere ministeries. Ook bouwwerken die geen gebouw zijn, gaan onder de bouwregelgeving vallen. In dat verband moet de regering stimuleren dat gemeenten daarvoor een actief aanschrijvingsbeleid hanteren. Te denken valt daarbij aan het geluidsisolatieniveau van geluidswallen.
Met de bouwwereld vindt mevrouw Vietsch het Bouwbesluit ingewikkeld. Een voorbeeld van detaillering is het gemaakte onderscheid tussen celruimte met en zonder toiletpot ten aanzien van ventilatie. Er moet niet te veel centraal worden geregeld. Certificering van het toezicht is een goede zaak. Dit kan betrekking hebben op architecten, adviseurs, aannemers, opzichters en uitvoerders. Wie wordt verantwoordelijk voor het belangrijke toezicht op de certificering? Op welke wijze gaat certificering plaatsvinden? Wat zijn de consequenties van het verliezen van een certificaat? Het beschermen van de titel «architect» kan dezelfde werking hebben als een certificering. Architecten zouden opleidingen moeten volgen om hun titel te behouden. Hoe verhoudt certificering zich tot de aansprakelijkheid van de ontwerpende, toezichthoudende en uitvoerende partijen? Wat is de rol van de architect hierbij, mede in het licht van de afstemming van bouwvergunningen in Europees verband? Bij gecertificeerde bouwpartners kan de controle van bouw- en woningtoezicht minder zijn dan bij niet-gecertificeerde bouwpartners, wat volgens de CDA-fractie in de leges tot uitdrukking zou moeten komen. Het College bouw ziekenhuisvoorzieningen constateert dat de situatie ernstiger is dan blijkt uit het MDW-rapport. Het constateert dat de leges bij grote projecten met een factor 14 kunnen verschillen. Dit leidt tot onduidelijkheid. De staatssecretaris streeft ernaar, wijzigingen in de bouwregelgeving tijdig te publiceren, bij voorkeur minstens zes maanden voor de inwerkingtreding. In dat licht onderschrijft de CDA-fractie het uitstel van het laten ingaan van de wijziging van het Bouwbesluit tot 1 januari 2003. Er moeten volgens haar in principe tussen de publicatie en de inwerkingtreding ten minste zes maanden zitten, vermeerderd met de directe en indirecte proceduretijd van de beoordelingen. De ontwerppartijen kunnen zo op de hoogte raken van wijzigingen en deze verwerken in de vergunning. Verder nog enkele andere zaken.
Hoe wordt de verhouding tussen het kadaster en de publieke registratie van de vastgoedgegevens voor box 1? Is hier geen sprake van dubbeling? Waarom is er ten aanzien van de mobiele brekers gekozen voor de norm van 65 dBA uit een circulaire van 1991? Oude geluidsoverlasteisen staan ter discussie. Mede omdat het hierbij gaat om een termijn van drie maanden, in plaats van een maand in de circulaire, pleit de CDA-fractie voor een lagere norm.
Volgens de VNG komt mobiel breken ’s nachts niet voor. Het mobiel breken van wegen gebeurt echter wel ’s nachts. Ter voorkoming van geluidsoverlast zou bij woonhuizen het langdurig nachtelijk breken moeten worden verboden.
Waarom moet er volgens de staatssecretaris in bijzondere gevallen een ontheffing van bepaalde voorschriften uit het Bouwbesluit worden verleend?
De heer Hofstra (VVD) vindt dat de staatssecretaris een perspectief biedt om in een gefaseerde aanpak tot verbetering te komen. Handhaving is belangrijk om te voorkomen dat er dingen gebeuren die niet mogen gebeuren. Is de bouwregelgeving eigenlijk niet te omvangrijk en te gede- tailleerd om goed te kunnen handhaven? De regels zouden helder moeten zijn en het aantal zou moeten worden beperkt, zodat een goede handhaving mogelijk wordt.
De rol van de private sector blijft in de stukken nogal onderbelicht. Zo zou de verzekeringsbranche kunnen zorgen voor een financiële prikkel door alleen dekking aan te bieden als wordt voldaan aan gemeentelijke regels. Er zouden verder meer doelvoorschriften moeten komen en minder middelenvoorschriften. Het gaat erom dat de doelen worden bereikt. Het via geaccrediteerde certificering inschakelen van de private sector bij de voorbereidingen van bouwen is een positieve ontwikkeling. Hoe groot kan de rol daarvan worden?
Wat zijn de kosten en baten van de uitvoering van het pakket aan maatregelen? Worden het ministerie van VROM of de gemeenten zwaarder belast? Wat zijn de gevolgen voor de omvang van het budget en van de bureaucratie? Hierbij is ook van belang dat de handhaving voor een groot deel verschuift van nieuwbouw naar bestaande bouw. Dit zorgt voor een veel grotere scope. De eerste fase van de verbeteringen wordt ingevoerd in 2003. In de fase tot 2004 wordt geprobeerd, de kwaliteit van het toezicht en de controle te verbeteren. Een complicatie daarbij is dat de bouw- en woningtoezichtdiensten van gemeenten nu vrij slecht presteren. Is dit probleem groter bij kleine gemeenten of juist bij grote? Bij gemeenten is het duale stelsel ingevoerd, wat ook zal gebeuren bij de provincies. In dat kader is het goed als de controlerende rol van de gemeenteraad ten aanzien van het toezicht wordt versterkt.
Het blijkt moeilijk, overtredingen op het gebied van de ruimtelijke ordening te brengen onder de Wet op de economische delicten (WED). In dat kader is het de vraag of dat wel mogelijk is voor het overtreden van bouwregels. In de laatste fase wordt de Woningwet veranderd in een woonwet. In dat verband is het logisch, een onderscheid te maken tussen alles wat met wonen te maken heeft en het bouwen. Een bouwwet kan een goed wettelijk kader vormen voor de nieuwe regelgeving. De Europese regelgeving zal zich verder ontwikkelen. Betekent dit dat als Europa regels vaststelt, dit de basis is voor de normen in Nederland? Dat zou implementatie vergemakkelijken en bijdragen aan de gewenste vereenvoudiging van de regels.
Het antwoord van de staatssecretaris
De staatssecretaris is blij dat zijn aanpak in grote lijnen wordt onderschreven. Het is moeilijk, een goede middenweg te vinden tussen de complexiteit van de sector, die ingewikkelde regels met zich brengt, en de behoefte aan duidelijke en beperkte regelgeving. Verder zitten achter regels vaak belangen. Het schrappen van regelgeving leidt tot aantasting daarvan, wat de discussie bemoeilijkt. Waar mogelijk is het verstandig, aan te sluiten bij Europese regelgeving. Sommige Europese regels en richtlijnen sluiten echter niet aan op de praktijk en zijn daardoor onwerkbaar en te duur.
Een structurele hervorming van de bouwregelgeving zou kunnen voortkomen uit het invoeren van het gebouwdossier. Dit heeft gevolgen die op dit moment nog niet kunnen worden overzien, maar het moet wel serieus worden onderzocht. Het door mevrouw Van Gent genoemde groeimodel ligt voor de hand; dat staat overigens ook vermeld in de brief van de staatssecretaris van april (28 325, nr. 1). Er is een samenhang met de genoemde motie, in die zin dat het voor de hand ligt dat de staat van onderhoud onderdeel wordt van het gebouwdossier. De Kamer zal op de hoogte worden gehouden van de vorderingen. Verder ligt het voor de hand dat kadastrale gegevens bij het gebouwdossier worden betrokken. Onbekendheid met de regelgeving leidt soms tot het in stand blijven van mythes over onzinnige regels. Dit is onder andere gebleken bij discussies over consumentgerichte projectontwikkeling en particulier opdrachtgever- schap. Als je concreet vraagt welke regelgeving zou kunnen worden gemist, weet de bouwwereld het vaak ook niet. Zelfs de Nederlandse vereniging van bouwondernemers (NVB) en de Vereniging van Nederlandse projectontwikkeling maatschappijen (Neprom) voeren voorbeelden aan die geen onderdeel meer zijn van de bouwregelgeving of die behoren tot regelgeving van andere departementen, bijvoorbeeld ten aanzien van arbo. Dat verschillende departementen gaan over hetzelfde onderwerp, kan wel zorgen voor problemen op de werkvloer. Er zijn vaak tegenstrijdige eisen vanuit verschillende soorten regelgeving, waardoor sommige objecten worden getroffen. De eisen van de brandweer, bijvoorbeeld voor kerken en moskeeën, spelen daarbij ook een rol, maar het ministerie van VROM gaat daar niet over; dit is lokaal beleid. In dit kader heeft het kabinet de werkgroep Servicegerichte overheid (SGO) ingesteld voor het project Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit (MDW). Een ander voorbeeld in dit verband zijn de voorschriften voor ventilatie in cellen, die inderdaad nogal gedetailleerd zijn; dit zou eenvoudiger kunnen. Het gaat hierbij om regelgeving van het ministerie van Justitie. Vermindering van regelgeving op landelijk niveau leidt vaak tot meer regelgeving op gemeentelijk niveau. De bouwwereld zit niet te wachten op een dergelijke ontwikkeling, omdat die leidt tot minder uniformiteit en meer onduidelijkheid. Dit probleem is ook besproken bij het afsluiten van het convenant met VNG, NVB en Neprom over het grondbeleid. Verder speelt het ook bij het overleg over het dubo-convenant. Het Bouwbesluit is in 1992 juist tot stand gekomen om een grotere uniformiteit te creëren. In dat licht moeten er afspraken worden gemaakt met gemeenten over hun beleidsvrijheid. Dit is nu aan de orde in verband met de grondexploitatiewet, in het kader waarvan gemeenten eisen kunnen stellen ten aanzien van bijvoorbeeld particulier opdrachtgeverschap en kwaliteit. Het is voor de bouwwereld niet doenlijk als er overal verschillende gemeentelijke eisen worden geformuleerd; dit is in toenemende mate een oorzaak van het vertraagde bouwtempo. Verder heeft een groot deel van het Bouwbesluit betrekking op de thema’s veiligheid en gezondheid. Men lijkt het erover eens dat het niet logisch is, daarin te schrappen. Het geconverteerde Bouwbesluit gaat overigens al uit van doelvoorschriften en niet van middelenvoorschriften. De overheid zou inderdaad prioriteit moeten geven aan de gebruiksvergunningen van scholen en ziekenhuizen. De staatssecretaris is in het algemeen somber gestemd over het niveau van de gemeentelijke handhaving. Het probleem is overigens niet groter bij kleine gemeenten; er zijn ook grote gemeenten waar het slecht loopt. Gemeentelijke samenwerking biedt in sommige gevallen soelaas; in het met de VNG gesloten convenant staat dat dit zal worden gestimuleerd. Het lijkt mogelijk om overtreding van bouwregelgeving te sanctioneren op basis van de WED; langs die lijn zal er door het ministerie verder worden gewerkt. In de inspectierapporten wordt met naam en toenaam aangegeven hoe gemeenten presteren ten aanzien van de handhaving. Deze rapporten gaan naar de gemeenteraden en naar de commissarissen der Koningin (CdK’s). In het licht van het duale stelsel kunnen gemeenteraden dan hun verantwoordelijkheid nemen bij de controle van het college. Verder nemen veel CdK’s dit punt mee bij hun overleg met gemeenten. De Kamer heeft overigens op 12 juni de gegevens van de inspectie toegezonden gekregen. Als blijkt dat de handhaving onvoldoende is, worden er eerst verbeterafspraken gemaakt met het desbetreffende gemeentebestuur. Er wordt gemonitord of deze afspraken worden uitgevoerd, waarna er het volgende jaar op wordt teruggekomen. Dit terrein is veel gecompliceerder dan de ruimtelijke ordening omdat het aantal gevallen groter is, zodat het niet doenlijk is om dezelfde werkmethode te volgen. De staatssecretaris geeft echter de verzekering dat duidelijke tekortkomingen worden aangepakt. Verder lijkt het hem onwaarschijnlijk dat handhavings- en toezichttaken onder het nieuwe kabinet zullen worden getroffen door een formatiereductie. De
eenloketgedachte leidt er inderdaad toe dat zoveel mogelijk alle voor de burger relevante informatie bijeen wordt gebracht.
Een werkgroep van het notariaat en de ministeries van Justitie en VROM heeft aanbevelingen gedaan op het terrein van het appartementsrecht, op basis waarvan het instituut «vereniging van eigenaren» meer handen en voeten zal worden gegeven. Het onderbrengen van onderhoud in box 1 lijkt niet voor de hand te liggen; in het nieuwe belastingplan is bewust voor een andere opzet gekozen.
De staatssecretaris gelooft in de positieve effecten van marktwerking, maar denkt dat regelgeving daarbij soms een handje kan helpen. In dat licht zijn regels over zaken als energiebesparing, plafondhoogte en «luie trappen» vastgelegd in het Bouwbesluit. Dit soort zaken wordt besproken in het overlegplatform voor de bouwregelgeving, maar in de praktijk bleek het bedrijfsleven er desondanks niet van op de hoogte te zijn. Ten aanzien van plafondhoogte en «luie trappen» is uitstel verleend tot 1 januari 2003, maar in de toekomst moet de communicatie in de bouwpolder worden verbeterd. Ter verbetering van het overzicht is ervoor gekozen, de regelgeving slechts één keer per jaar te wijzigen en dit een halfjaar van tevoren aan te kondigen. De staatssecretaris vindt overigens niet dat er te weinig aandacht is voor de rol van de bouwwereld. De diverse groepen worden betrokken bij het beleid via allerlei overlegorganen. Nieuwe bouwregelgeving, zoals de introductie van het geconverteerde Bouwbesluit, gaat gepaard met uitgebreide voorlichting aan alle bouwpartijen. Eisen ten aanzien van binnenmilieu en materiaalgebruik zijn nog niet verankerd in regelgeving maar dit zal in de toekomst wel gebeuren. In dat verband is het nodig, daarvoor in het kader van dubo een aantal kwantitatieve doelstellingen vast te stellen waarop helder kan worden afgerekend. De subsidieregeling voor zonnecellen is een fiscaal instrument en valt onder het ministerie van Economische Zaken, waarmee over deze kwestie wordt overlegd. Er zijn ten aanzien van duurzaamheid inderdaad geen cijfermatige doelstellingen opgenomen in het ISV. Duurzaamheid is echter wel onderdeel van de aandachtsvelden en speelt in dat verband zeker een rol bij de goedkeuring van de gemeentelijke meerjarige ontwikkelingsplannen.
Het gebruik van «best practices» wordt besproken met de VNG. Het is een nuttig instrument waarmee partijen van elkaar kunnen leren. De utiliteitsbouw valt nu ook al onder het Bouwbesluit. Wel worden voor sommige categorieën de eisen voor de energieprestatiecoëfficiënt (EPC) aangescherpt. Dit gebeurt niet bij de woningbouw omdat het daar, in tegenstelling tot bij de utiliteitsbouw, niet kosteneffectief is. Overigens is het misverstand ontstaan dat de EPC voor woningbouw per 1 januari 2004 zonder meer zal worden verlaagd naar 0,8; dit zal alleen plaatsvinden als de kosteneffectiviteit substantieel hoger is dan nu. Marktpartijen zouden dit moeten zien als een stimulans voor innovatie.
Er wordt geprobeerd de effectiviteit van aanschrijving door gemeenten te verbeteren zodat er vaker van dit instrument gebruik zal worden gemaakt. Verder is certificering een belangrijke ontwikkeling, waaraan echter nog wel wat haken en ogen zitten. Op termijn kan het leiden tot minder bureaucratie en meer verantwoordelijkheden voor de marktpartijen. De komende tijd zal hiernaar serieus worden gekeken. Er vindt nog overleg plaats met organisaties van «mobiele brekers», waarbij ook de geluidsgrens van 65 dBA aan de orde is. Het verbieden van ’s nachts breken bij woningen is een gemeentelijke verantwoordelijkheid; gemeenten hebben het Rijk ook nooit gevraagd om op dit terrein iets te regelen. Verder zijn er vaak goede redenen om ’s nachts te breken, zoals de doorstroming van het verkeer. De staatssecretaris wil over de afwegingen daarbij spreken met het ministerie van Verkeer en Waterstaat, maar de rijksoverheid zou volgens hem geen absoluut verbod moeten opleggen op het ’s nachts breken.
Nadere gedachtewisseling
Mevrouw Van Gent (GroenLinks) benadrukt nog eens het belang van het stellen van voorbeelden bij falend toezicht. Het is begrijpelijk dat er wordt gepleit voor eenvoudigere wetgeving, maar dit mag niet ten koste gaan van veiligheid en gezondheid. De staatssecretaris had zich ambitieuzer moeten opstellen ten aanzien van dubo.
Mevrouw Vietsch (CDA) wil dat de staatssecretaris specifieker aangeeft welke zaken voor certificering in aanmerking komen.
De staatssecretaris geeft aan dat dubo wel degelijk prioriteit heeft; er wordt hard aan gewerkt.
Er kan altijd worden gediscussieerd over de wijze waarop wordt gerapporteerd over het toezicht, maar de gegevens worden nu op een goede wijze geobjectiveerd.
Bouw- en woningtoezicht zou in de toekomst kunnen vallen onder certificering. Dit kan bijdragen aan het op orde bengen van de handhaving. Overigens vindt de staatssecretaris het niet nodig om hiervoor een doelsubsidie te geven. Verder krijgt de Kamer op korte termijn een rapport over certificering toegestuurd.
De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
Meijer
De waarnemend griffier van de vaste commissie voor Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
Roovers