Motie over een plan van aanpak met onorthodoxe maatregelen om voortijdige heenzendingen te voorkomen - Interpellatie Gevangeniswezen
Deze motie1 is onder nr. 1 toegevoegd aan dossier 28162 - Interpellatie-Rietkerk - Gevangeniswezen2.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Interpellatie Gevangeniswezen; Motie over een plan van aanpak met onorthodoxe maatregelen om voortijdige heenzendingen te voorkomen |
---|---|
Documentdatum | 12-12-2001 |
Publicatiedatum | 12-03-2009 |
Nummer | KST58118 |
Kenmerk | 28162, nr. 1 |
Van | Staten-Generaal (SG) |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2001–2002
28 162
Interpellatie Gevangeniswezen
Nr. 1
MOTIE VAN HET LID RIETKERK
Voorgesteld 12 december 2001
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van oordeel, dat het onaanvaardbaar is dat in verzekering gestelden wegens capaciteitsgebrek voortijdig worden heengezonden;
van oordeel, dat onorthodoxe maatregelen, zoals het gebruik van politiecellen, het onder voorwaarden plaatsen van twee gedetineerden op één cel en elektronisch toezicht, moeten worden getroffen om voortijdige heenzendingen tegen te gaan;
verzoekt de regering voor 1 januari 2002 een plan van aanpak met onorthodoxe maatregelen op te stellen om voortijdige heenzendingen te voorkomen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Rietkerk
Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.
- 1.In een motie staat een vraag of verzoek van één of meerdere Tweede- of Eerste Kamerleden aan de regering. Deze wordt vooraf gegaan door een standaard aanhef en een opsomming van overwegingen en constateringen. Iedere motie begint met de woorden 'De Kamer, gehoord de beraadslaging'. Ieder deel van de opsomming begint met woorden als 'constaterende dat' of 'overwegende dat'. Na deze opsomming volgt de uiteindelijke vraag of het verzoek.
- 2.Deze interpellatie werd gehouden op 21 december 2001 en aangevraagd op 12 december 2001 door Tweede Kamerlid Theo Rietkerk van het CDA. De interpellatie richtte zich tot de minister van Justitie Benk Korthals.