Brief minister met de verklaring aan de pers van minister Borst (VWS) waarin zij haar standpunt toelicht - Interpellatie inzake uitspraken van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over een zogeheten "pil van Drion" - Hoofdinhoud
Deze brief is onder nr. 2 toegevoegd aan dossier 27681 - Interpellatie-De Hoop Scheffer - uitspraken minister van VWS over een zogeheten "pil van Drion".
Inhoudsopgave
Officiële titel | Interpellatie inzake uitspraken van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over een zogeheten "pil van Drion"; Brief minister met de verklaring aan de pers van minister Borst (VWS) waarin zij haar standpunt toelicht |
---|---|
Documentdatum | 18-04-2001 |
Publicatiedatum | 12-03-2009 |
Nummer | KST52716 |
Kenmerk | 27681, nr. 2 |
Van | Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2000–2001
27 681
Interpellatie inzake uitspraken van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over een zogeheten «pil van Drion»
Nr. 2
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 april 2001
De interpretatie van een interview met mij in NRC Handelsblad van 14 april 2001 heeft aanleiding gegeven tot verwarring. Ik heb daarover gisteren enkele toelichtingen aan en via media gegeven. Daartoe heb ik onder meer gebruik gemaakt van een verklaring aan de pers. Ik stel er prijs op u hierbij deze verklaring te doen toekomen.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E. Borst-Eilers
17 april 2001
VERKLARING MINISTER BORST
Ik constateer dat er verwarring is ontstaan over een uitspraak in mijn interview met het NRC Handelsblad van zaterdag 14 april jongstleden. Mijn reactie op de stelling van de NRC dat ik voor de zogeheten pil van Drion zou zijn, gaf daar kennelijk aanleiding toe. Ik hecht eraan mijn standpunt hierover nogmaals uiteen te zetten.
Het is nooit mijn bedoeling geweest een dergelijke pil ter beschikking te stellen of hiertoe voorstellen te doen.
Wat ik in het interview heb gezegd – en wat ik al eerder in het parlement bij de behandeling van de Euthanasiewet tot uitdrukking heb gebracht – is, dat ik begrip heb voor de specifieke situatie van sommige hoogbejaarde mensen die geen enkel perspectief zien in hun leven en daarom een einde aan hun leven willen maken. Ik heb daaraan toegevoegd dat de overheid, als er een maatschappelijk probleem over dit onderwerp is, de discussie hierover niet uit de weg moet gaan. Ik heb ook gezegd dat een dergelijke discussie nog moet beginnen en dat die zeker nog vijf tot tien jaar zal duren.
Het gaat hier om een zo moeilijk en gecompliceerd vraagstuk dat we daarover in onze maatschappij met de grootst mogelijke zorgvuldigheid en behoedzaamheid moeten blijven spreken. Ik heb dan ook geen voornemen om in deze kabinetsperiode met voorstellen te komen om de grenzen van de net aangenomen Euthanasiewet op enige wijze te verleggen.