Parlementair onderzoek Herculesramp
Op 15 juli 1996 verongelukte op de vliegbasis van Eindhoven een Hercules C130 van de Belgische Luchtmacht na een aanvaring met een vlucht spreeuwen. In het vliegtuig bevonden zich vier bemanningsleden en 37 passagiers. Uiteindelijk kwamen 34 mensen om het leven en raakten er zeven gewond. Vanwege gebrekkige communicatie was de vliegbasisbrandweer niet op de hoogte van de aanwezigheid van passagiers.
Talloze onderzoeken en rapporten zijn in de jaren daarna gewijd aan de ramp. Toch bleven er veel onduidelijkheden bestaan. Na nieuwe berichtgeving in de media vormden de vaste commissies voor Defensie, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Justitie en Volksgezondheid, Welzijn en Sport op 11 november 1999 een werkgroep uit hun midden die een onderzoek zou moeten starten naar de nog bestaande leemtes. Het rapport van de werkgroep verscheen op 22 juni 2000.
Inhoudsopgave
-
-Hans Hillen1 (CDA), voorzitter
-
-Marja Wagenaar2 (PvdA), ondervoorzitter
-
-Wim Passtoors3 (VVD)
-
-Nicky van 't Riet4 (D66)
-
-Farah Karimi5 (GroenLinks)
Griffier was C. Jonker.
De werkgroep werd belast met de volgende taken:
-
-inventariseren welke vragen over het ongeluk, de hulpverlening en de verdere afwikkeling die nog niet zijn beantwoord nog bestaan.
-
-inventariseren welke vragen van de Tweede Kamer over dezelfde zaken nog niet zijn beantwoord door de regering.
-
-inventariseren of er vermeende leemtes in de eerder verrichte onderzoeken zijn die dermate relevant zijn dat daarin als zou moeten worden en kunnen voorzien.
-
-inventariseren welke lessen uit de Herculesramp zijn getrokken en welke maatregelen als gevolg hiervan zijn genomen.
De werkgroep beschikte over drie vragenlijsten. Een vragenlijst van de vaste commissies, een vragenlijst van de Stichting Herculesramp 1996 en een zelf samengestelde vragenlijst. De vragen werden daarna beoordeeld en de nog relevante vragen werden ter beantwoording voorgelegd aan de regering. Aan de hand van de antwoorden formuleerde de werkgroep haar conclusies.
Het rapport van de werkgroep verscheen op 22 juni 2000.
De werkgroep had een groot aantal leemtes geïnventariseerd en op enkele punten hierin voorzien. Belangrijkste conclusies waren dat sommige vragen over de ramp nooit meer zouden kunnen worden beantwoord en dat de enige manier om nog tot aanvullende waarheidsvinding te komen het horen van alle betrokkenen (hulpverleners, slachtoffers, nabestaanden, getuigen, bestuurlijk verantwoordelijken) zou zijn.
De VVD en het CDA waren tegen een dergelijk vervolgonderzoek. PvdA, D66, SP, GroenLinks en SGP waren voor een vervolgonderzoek maar konden het aanvankelijk niet eens worden over de methode. In juli 2001 kreeg de Raad voor de Transportveiligheid opdracht van het kabinet onderzoek te doen naar de Herculesramp.
kamerstuk 24.814, nrs. 13-14
Op 19 juni 2001 hielden de vaste commissies voor Defensie en voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een algemeen overleg over de nasleep van de ramp met de staatssecretarissen Van Hoof en G.M. de Vries.
Meer over
- 1.CDA'er op de rechterflank en 'spindoctor' avant la lettre. Zoon van een katholieke officier en opgegroeid in 't Gooi. Was leraar in Hilversum en Bussum en daarna politiek verslaggever van het NOS Journaal. Speelde als voorlichter een belangrijke rol bij het uitdragen van pijnlijke maatregelen door minister Ruding. Was vervolgens twaalf jaar een invloedrijk Tweede Kamerlid van het CDA en onder meer fractiesecretaris. Na vier jaar voorzitterschap van het College van Zorgverzekeringen Eerste Kamerlid en in 2010 verrassend minister van Defensie in het kabinet-Rutte I. Moest toen noodgedwongen flinke bezuinigingen accepteren en verdedigen. Politicus die niet schuwde door ferme uitspraken voor de nodige reuring te zorgen.
- 2.Op de Rijksvoorlichtingsdienst gepromoveerde politicologe, die vijf jaar Tweede Kamerlid voor de PvdA was. Was universitair docent bestuurskunde in Leiden en daarvoor werkzaam bij de radio. Als woordvoerster rampenbestrijding voerde zij namens haar fractie het woord bij de debatten over de vuurwerkramp in Enschede en de cafébrand in Volendam. Toonde daarbij persoonlijke betrokkenheid. Sprak daarnaast onder meer over media-zaken, de elektronische snelweg en de frequentieveiling. Had een heldere betoogtrant en voordracht.
- 3.Juridisch geschoolde wiskundeleraar en rector, die in 1995 tussentijds voor de VVD in de Tweede Kamer kwam en bijna zeven jaar lid bleef. Had als Kamerlid een rijk geschakeerde portefeuille. Voerde onder meer het woord bij de behandeling van de Flora- en Faunawet en was verder woordvoerder gehandicaptenbeleid van zijn fractie. Sprak ook enkele malen bij de behandeling van de begrotingen van landbouw en onderwijs. Na zijn Kamerlidmaatschap was hij opnieuw tien jaar werkzaam in het onderwijs.
- 4.Orthopedagoge die als Tweede Kamerlid voor D66 woordvoerster verkeer, defensiematerieel en volkshuisvesting was. Werkte negen jaar bij de overkoepelend organisatie van ouderenbonden, COSBO, en was daarnaast lid van het bestuur van een ziektenkostenverzekeraar en van het College van Arbeidszaken. Enige jaren actief in de Utrechtse gemeentepolitiek en in 1990-1991 wethouder.
- 5.Farah Karimi (1960) is sinds 13 juni 2023 lid van de gezamenlijke PvdA/GroenLinks-fractie in de Eerste Kamer. Zij was sinds 11 juni 2019 lid van de GroenLinks-Eerste Kamerfractie. In 1998-2006 was zij Tweede Kamerlid. Mevrouw Karimi kwam als Iraanse vluchtelinge naar Nederland en was vier jaar coördinator van Aisa, een project voor de emancipatie en ondersteuning van zwarte, migranten- en vluchtelingenvrouwen. Nam als Tweede Kamerlid mede het initiatief voor het raadplegend referendum over de Europese Grondwet. Was na als Tweede Kamerlidmaatschap tien jaar directeur van Oxfam Novib. Als Eerste Kamerlid houdt mevrouw Karimi zich onder meer bezig met asielbeleid, buitenlandse zaken en Europese zaken.
- 6.Tweede en Eerste Kamer kunnen zelfstandig onderzoek instellen naar beleid en projecten en dat onderzoek door Kamerleden laten uitvoeren. Er kunnen daarbij meerdere instrumenten worden gebruikt. Het zwaarste middel is onderzoek op basis van de Wet op de parlementaire enquête (Wpe). Tussen 2016 en 2023 kende de Tweede Kamer ook de mogelijkheid voor het houden van een parlementaire ondervraging. In juli 2023 is de parlementaire ondervraging vervangen door de beknopte parlementaire enquête.
- 7.De Tweede Kamer kan zelfstandig een onderzoek instellen naar beleid en projecten en dat onderzoek door Kamerleden laten uitvoeren. Dit heet het recht van parlementair onderzoek. Onderzoeken worden gedaan door middel van een hoorzitting, een rondetafelgesprek of een parlementaire enquête. Ook de Eerste Kamer heeft het onderzoeksrecht, maar maakt daar beduidend minder vaak gebruik van.