Historie van de CHU in boekvorm
In juli 2008 was het honderd jaar geleden dat de Christelijk-Historische Unie1 ontstond. Dit feit was reden voor het verschijnen van een herdenkingsboek over de geschiedenis van de Unie. De partij ging in 1980 op in het CDA2.
De CHU speelde een belangrijke staatkundige rol en nam aan vrijwel alle kabinetten na 19183 deel. Door het losse partijverband - niet voor niets was er sprake van een unie - maar ook door de gedachte dat niet de majoriteit (de meerderheid), maar de autoriteit (het gezag van het Woord) bepalend moest zijn, waren uiteenlopende opvattingen in de CHU toegestaan en volop aanwezig. Dat uitte zich in geregeld verdeeld stemgedrag in beide Kamers, maar dat vertaalde zich ook in een zekere soepelheid bij het sluiten van compromissen met andere partijen.
Uiteraard waren er tevens gemeenschappelijke politieke kenmerken, zoals de verbondenheid met het koningshuis en de grondwettelijke monarchie en de wens om dat te behouden. Verder was er een sterke band met de Nederlandse Hervormde kerk en leefde lang de gedachte dat Nederland allereerst een protestantse staat diende te zijn. De CHU kende bovendien een sterk gouvernementele opstelling, waarbij vaak bereidheid bestond om mee te regeren. De Unie had lang ook een overwegend conservatief imago, maar kon op sommige momenten juist (deels) progressief zijn. In 1922, veel eerder dan bij de ARP, kwam er al een vrouwelijk Tweede Kamerlid4. En niet voor niets traden sociaal-democraten voor het eerst toe tot een kabinet met een CHU'er als leider.
De boeiende geschiedenis van de CHU is door de auteurs Ron de Jong en Marcel ten Hooven in het boek Geschiedenis van de Christelijk-Historische Unie 1908-1980 beschreven. Zij besteden niet alleen aandacht aan ontwikkelingen in de CHU en aan het politieke opereren van die partij, maar ook aan het bijzondere karakter van 'de unie'.
Inhoudsopgave
De CHU ontstond op 9 juli 1908 uit een samengaan van de Christelijk-Historische Partij (CHP5) en de Bond van Kiesvereenigingen op Christelijk-Historischen grondslag in de provincie Friesland (Friese Bond6). De CHP op haar beurt was in 1903 ontstaan door een fusie van de Christelijk-Historische Kiezersbond7 en de Vrij-Antirevolutionaire Partij8.
De oorsprong van de CHU lag in de ARP9. Rond het kiesrechtvoorstel van Tak van Poortvliet10 in 1894 ontstond een conflict over de uitbreiding van het kiesrecht. Daarnaast bestond er tussen de stroming-Lohman en de Kuyperianen een tegenstelling over de mate van binding aan de partijlijn. Onder leiding van De Savornin Lohman11 verzetten een deel van de ARP zich tegen een te strakke binding aan een programma. Vooral de adellijke Kamerleden van de ARP kozen de zijde van Lohman. De Lohmannianen verenigden zich in de Vrij-Antirevolutionaire Partij8, die in september 1898 werd opgericht.
Een jaar eerder was de Christelijk-Historische Kiezersbond opgericht. Deze partij keerde zich tegen de ARP, vooral vanwege het gereformeerde karakter van die partij en vanwege het politieke verbond met de Katholieken. De CH-Kiezersbond was sterk antirooms. Voorman van de bond was de predikant J.Th. de Visser12.
In 1898 werd in Friesland een afzonderlijke provinciale bond van kiesverenigingen op CH-grondslag in Friesland opgericht. In politiek opzicht leek deze bond sterk op de CH-Kiezersbond. Ook zij was antirooms en pleitbezorger van een protestants Nederland. Voorman was de predikant J. Schokking13.
Aanvankelijk had vooral de Vrij-AR een erg deftig karakter. Tot de voorlieden behoorden, naast Lohman, adellijke figuren als Mackay14, Van Bylandt15, Van Limburg Stirum en Brantsen van de Zijp16. De CH-Kiezersbond en de Friese CH hadden een minder elitair karakter. Ook 'kleine luyden' behoorden tot de aanhang van die partijen. De CH-Kiezersbond had bovendien een sterke band met de (kleine) Christelijk Nationaal Werkmansbond. In de CHU was steeds sprake van een vakbondsvleugel en onder anderen CNV-voorzitter Van Mastrigt17 was CHU-lid.
De CHU had aanhang in alle geledingen van het (vooral) Nederlandse Hervormde deel van de bevolking, maar het karakter was toch overwegend 'deftig'. Vooral ambtenaren, notabelen, rijkere boeren en middenstanders, (protestantse) werkgevers en hogere officieren behoorden tot de aanhangers van de Unie.
Tot een kenmerkende karaktertrek van de meeste CHU'ers behoorde een zekere mildheid. Veel CHU'ers waren wars van scherpslijperij (uitzondering was senator F.C. Gerretson18). Voorman Tilanus benadrukte in zijn door Puchinger opgetekende memoires dat hij vaak naar politieke tegenstanders luisterde en dan dacht 'he, daar zit toch ook wel wat in'. CHU'ers hadden vaak oog voor sociale noden, maar wezen wel een te sterke rol van de overheid op dat gebied lange tijd af. Na de bezetting stapte een klein deel van de CHU (Lieftinck19, Van Rhijn20, Van Walsum21) over naar de in 1946 nieuwgevormde Partij van de Arbeid22.
Het kwam bij formaties geregeld voor dat kandidaten voor een kabinetspost pas op dat moment besloten lid van de CHU te worden. Dat was bijvoorbeeld in 1963 het geval bij de generaal Haex23, toen die werd benaderd voor de functie van staatssecretaris24 van Defensie. Haex merkte op dat de CHU uit 'nette lieden met een goede opleiding' bestond en vond het als katholiek geen enkel probleem om lid van de CHU te worden. Zo kwam er naast KVP-minister De Jong25 en een ARP-staatssecretaris ook een CHU-bewindspersoon op Defensie. De Jong kreeg van CHU-fractievoorzitter Beernink een CHU-lepeltje als cadeau voor het aanbrengen van een nieuw lid!
Toen in de jaren zestig van de vorige eeuw vooral jongeren zich gingen afzetten tegen de 'gevestigde orde', inclusief het koningschap, wierp de CHU zich nadrukkelijk op als behoeder van die orde en kreeg de partij een sterker 'law and order'-imago. Enkele jongeren verlieten toen overigens de partij en werden lid van PPR26 of PvdA.
Uit interviews met enkele huidige CDA-politici met een CH-achtergrond (zoals Cees Veerman27 en Sybrand van Haersma Buma28) komt naar voren dat de typische karaktereigenschappen van CH-politici ook tegenwoordig nodig vaak naar voren komen.
De CHU leverde relatief veel ministers en nam tussen 1918 en 1980 deel aan vrijwel alle kabinetten29. De CHU bleef in de jaren 1946-1948 buiten het kabinet-Beel I30 en in 1965 en 1973 weigerde de Unie deelname aan progressieve kabinetten, waarvan KVP en ARP wel deeluitmaakten.
De gouvernementele houding hing nauw samen met het algemene karakter van de CHU, waarin samenwerking en gematigdheid de boventoon voerden. Toen in 1925 het kabinet-Colijn I31 was gevallen over het gezantschap bij de paus, was het de CHU'er De Geer die een kabinet tot stand wist te brengen met zowel christelijke als liberale ministers. In 1939 vormde diezelfde De Geer een kabinet met sociaal-democraten, liberalen en katholieken.
De CHU leverde - zeker na 1945 - ook relatief veel burgemeesters. In gemeenten waar sociaal-democraten en antirevolutionairen allebei sterk waren, was een CHU'er vaak een aantrekkelijke 'compromis-figuur'.
Op staatkundig gebied vertaalde de gouvernementele opstelling zich in belijding van het dualisme: het parlement mocht niet op de stoel van de regering gaan zitten en de regering diende haar gezag niet te ontlenen aan 'de volkswil'.
Doordat de CHU vaak aan kabinetten deelnam, kreeg de partij diverse bekende bewindslieden. In de jaren vijftig was lange tijd ir. Staf32 minister van Defensie. In de kabinetten-De Jong en -Biesheuvel werd Udink33 een bekende minister. Ook de CDA-staatssecretarissen Haars34 en De Graaff-Nauta35 behoorden tot typische vertegenwoordigers van de vroegere CHU.
In de zeventigjarige geschiedenis van de CHU was freule Wttewaall van Stoetwegen het bekendste en populairste Tweede Kamerlid. Zij was in 1945 de opvolgster van de eerste CHU-vrouw in de Kamer, Frida Katz4. Eveneens bekend waren onder anderen Kikkert36, Tilanus jr.37, Tolman38, Mateman39 en Van Dijk40, en in de Eerste Kamer Van Hulst41 en Kaland42.
De CHU had niet alleen veel bekende politici (Kamerleden en ministers), maar ook talrijke bestuurders. Gedacht kan worden aan de vicevoorzitters van de Raad van State jhr. F. Beelaerts van Blokland43 en W. Scholten44, de voorzitters van de Sociaal-Economische Raad prof. F. de Vries45 en J.W. de Pous46, en de Commissarissen van de Koningin A.F.Ch. de Casembroot47, H. Rijpstra48 en jhr. P. Beelaerts van Blokland49.
Ten Hooven en De Jong beschrijven de geschiedenis van de CHU en gaan daarbij vooral in op de veranderingen die zich voordeden in het karakter van de partij. De CHU had steeds te maken met een kritische rechtervleugel, die zich in het interbellum verzette tegen te nauwe samenwerking met de katholieken en die zich na 1945 keerde tegen de Indië-politiek van de kabinetten-Drees.
Verder wordt ingegaan op de neergang van de CHU eind jaren zestig en in de jaren zeventig. Die neergang maakte de bereidheid om te werken aan de komst van een christendemocratische partij groter, al bleven er CHU'ers die zich daar lange tijd tegen verzette, zoals de voormalige voorman Beernink.
Speciale aandacht is er voor de rol van vrouwen en jongeren in de CHU. Het partijleven op lokaal niveau wordt beschreven aan de hand van gebeurtenissen in de CHU-afdeling in Delft.
A.F. de Savornin Lohman
Protestants politicus; voorman van de christelijk-historischen. Aristocratische, maar ook temperamentvolle Groninger die driftig kon reageren en zich soms zeer scherp uitliet tegen politieke tegenstanders. Stond echter wel open voor argumenten van anderen. Had een sterk juridische inslag bij de benadering van vraagstukken. Werd in 1879 Tweede Kamerlid voor de antirevolutionairen en bleef dat tot 1921 (onderbroken door een kort ministerschap in het kabinet-Mackay50 en enige jaren in de Eerste Kamer). Brak samen met Kuyper51 met de Hervormde Kerk, maar keerde zich later af van de antirevolutionaire voorman. Van 1884 tot een conflict in 1896 hoogleraar aan de VU. Voor- en nadien rechter. Als vooraanstaand, invloedrijk staatsman was hij tot op hoge leeftijd één van de belangrijkste adviseurs van koningin Wilhelmina52.
J.Th. de Visser
Hervormd predikant en vooraanstaand CHU-politicus. Tegenstander van de doleantie en wars van scherpslijperij. Kwam in 1897 voor de kleine Christelijk-Historische Kiezersbond in de Tweede Kamer. In 1918 de eerste minister van Onderwijs in de twintigste eeuw. Voltooide met zijn Lager-Onderwijswet de onderwijspacificatie. Bracht ook andere belangrijke wetgeving tot stand, zoals de Nijverheids-onderwijswet. Keerde na zijn ministerschap in 1925 terug in de Kamer als fractievoorzitter van de CHU. Raakte in onmin met zijn partijgenoten nadat hij in 1926 (tevergeefs) een compromis had gezocht voor het gezantschap bij de Paus, en in 1929 omdat hij niet accepteerde dat niet hij maar zijn opvolger advies uitbracht bij de kabinetsformatie. Sociaal voelend en algemeen geacht staatsman. Begenadigd en veelgevraagd feest- en kanselredenaar.
D.J. (Dirk) de Geer
Vooraanstaand staatsman in de eerste helft van de twintigste eeuw. Diverse malen Tweede Kamerlid en minister, en tevens raadslid in Rotterdam, gedeputeerde van Zuid-Holland en burgemeester van Arnhem. Tweemaal minister-president, beide keren als opvolger van Colijn53. Een belangrijk wetgevend succes als minister van Financiën was zijn Financiële-Verhoudingswet. In 1939 leider van het eerste kabinet met sociaaldemocraten. Harde werker en scherpzinnig jurist, maar solistisch en eigenzinnig. Week in 1940 met zijn kabinet uit naar Londen. Moest zijn langdurige politieke loopbaan gedesillusioneerd beëindigen, omdat koningin Wilhelmina52 geen vertrouwen in hem had vanwege zijn te defaitistisch geachte houding. Keerde tijdens de Bezetting op eigen gezag terug naar Nederland. Werd na de oorlog op tamelijk vage gronden veroordeeld en ridderorde en titel 'minister van staat54' ontnomen.
H.W. Tilanus
Voorman van de CHU in het midden van de twintigste eeuw. Bijna eenenveertig jaar Tweede Kamerlid en later tevens fractievoorzitter en partijvoorzitter. Was oorspronkelijk officier. Werd een gezaghebbend Kamerlid met name op defensie- en onderwijsgebied en was jarenlang secretaris van de Onderwijsraad. Gijzelaar in Sint-Michielsgestel. Leidde zijn partij door de crisis over de Indische politiek, waarbij hij met veel interne oppositie te maken had. Exponent van de gematigde, gouvernementele CHU, wars van scherpslijperij. Trad als partijleider zelfstandig op, maar gaf fractieleden wel de ruimte om een minderheidsstandpunt in te nemen. Tamelijk pragmatisch ingesteld, geen theoreticus. Kwam altijd per fiets naar het Binnenhof.
H.K.J. (Henk) Beernink
CHU-voorman na het vertrek van Tilanus55 in 1963. Combineerde lange tijd het Tweede Kamerlidmaatschap met de functie van gemeentesecretaris van Rijswijk (Z.H.). Zag in 1967 zijn loopbaan bekroond met het ministerschap van Binnenlandse Zaken in het kabinet-De Jong56. Was kort na zijn aantreden als minister verantwoordelijk voor de vervanging van burgemeester Van Hall57 van Amsterdam. Liet veel werkzaamheden over aan zijn staatssecretaris en partijgenoot Van Veen58. Stond bekend als conservatief 'law and order'-politicus en als schaker en sigarenroker. Maakte op het eerste gezicht een wat stugge, gesloten indruk. Betrouwbare, hardwerkende en relativerende politicus met zakelijke nuchterheid, die zijn achterban goed kende.
Ch.W.I. (Bob) Wttewaall van Stoetwegen
'De freule'. Kleine, praatgrage, vrijgezelle adellijke dame die door haar onconventionele optreden zowel binnen als buiten de Tweede Kamer, waarvan zij zesentwintig jaar deel uitmaakte, grote populariteit verwierf. Werd daardoor tevens één van de bekendste Tweede Kamerleden. Was justitie- en mediawoordvoerster van de CHU-fractie met belangstelling voor het gevangeniswezen en het familierecht. Kwam zowel op voor de rechten van de vrouw als van het Oranjehuis, waarmee ze zeer nauwe relaties onderhield. Maakte negen jaar deel uit van de enquêtecommissie regeringsbeleid 1940-194559. Vooruitstrevend op sociaal gebied, maar verder behoudend. Bijnamen: 'de rode freule' en 'de oranje freule'.
R.J.H. (Roelof) Kruisinga
Van huis uit doopsgezinde arts en christendemocratisch politicus wiens niet onopgemerkt gebleven politieke leven werd omlijst door een minder spraakmakende, maar glanzende ambtelijke loopbaan op het gebied van de volksgezondheid. Werd staatssecretaris op dat terrein in het kabinet-De Jong56 en daarna van verkeer en waterstaat in het kabinet-Biesheuvel60. Als fractievooorzitter van de CHU speelde hij tijdens het kabinet-Den Uyl behendig op twee borden: oppositie voeren en tevens de eenheid bevorderen met regeringspartijen ARP en KVP in aanloop naar het CDA. Werd verrassend minister van Defensie in het kabinet-Van Agt I61. Verzette zich als enige in het kabinet tegen de productie van de neutronenbom62 en trad daarom al na drie maanden af. Was daarna senator en vicepresident van de uitvoerende raad bij de Wereld Gezondheidsorganisatie. Riep in eigen kring soms weerstand op door een flinke mate van ijdelheid.
W.J. (Wim) Deetman
Vooraanstaande in Den Haag geboren politicus van CHU1-huize. Begon zijn loopbaan bij een protestants-christelijke onderwijsorganisatie. Werd, na vier jaar de CDA-onderwijswoordvoerder in de Tweede Kamer te zijn geweest, staatssecretaris van voortgezet onderwijs. Minister van Onderwijs en Wetenschappen in de kabinetten-Lubbers. Had daar de lastige taak omvangrijke bezuinigingen door te voeren en kwam zwaar onder vuur te liggen van studenten en leerkrachten. Bracht de Wet op de studiefinanciering tot stand, waarvan de uitvoering aanvankelijk veel problemen kende. Werd na dit ministerschap 'beloond' met het voorzitterschap van de Tweede Kamer. Van 1996 tot 2008 burgemeester van Den Haag. Krachtige, pragmatische bestuurder en taai onderhandelaar, die uitstekend zijn stad wist te promoten. Was daarna zeven jaar staatsraad.
Meer over
- 1.De CHU was een christendemocratische politieke partij, die vooral aanhang had onder Nederlands-Hervormden. De CHU kende een los partijverband en daarom was er sprake van een unie. De CHU ontstond in 1908 door samengaan van de Christelijk-Historische Partij en de Friese Bond van christelijk-historischen. In 1980 fuseerde de CHU met ARP en KVP tot het CDA.
- 2.Het Christen-Democratisch Appèl (CDA) is een christelijk geïnspireerde partij in het centrum van het politieke spectrum. Henri Bontenbal is momenteel politiek leider van het CDA. De partij werd opgericht op 11 oktober 1980 als fusie van Anti-Revolutionaire Partij (ARP), Christelijk-Historische Unie (CHU) en Katholieke Volkspartij (KVP).
- 3.De tijd tussen de twee wereldoorlogen (het Interbellum) heeft twee belangrijke kenmerken. Ten eerste is dat de verzuiling van de samenleving. En tweede het overwicht van de drie confessionele partijen, RKSP, ARP en CHU. Zij hebben steeds een meerderheid in beide Kamers. Ondanks dat overwicht vinden diverse kabinetscrises plaats en worden veelal extraparlementaire kabinetten gevormd.
- 4.In 1922 de eerste CHU-vrouw in de Tweede Kamer. Sociaal voelende advocate, die voorstander was van vrouwenkiesrecht, maar vond dat de natuurlijke taak van de vrouw in het gezin lag. Had met name belangstelling voor het gevangeniswezen en de huwelijkswetgeving. Was ook lid van de Amsterdamse gemeenteraad. Huwde later met een baron. Gaf in 1941 als één van de weinigen haar Kamerzetel op en kon daarom na de oorlog niet terugkeren in de Tweede Kamer.
- 5.De CHP was een christelijke partij die in april 1903 ontstond door een fusie van de Vrij-Antirevolutionaire Partij en de Christelijk-Historische Kiezersbond. De partij legde nadruk op het protestantse karakter van Nederland en op de noodzaak van het behoud daarvan.
- 6.De Bond van Kiesvereenigingen op Christelijk-Historischen grondslag in de provincie Friesland (kortweg: Friese Bond) werd op 24 maart 1898 in Leeuwarden opgericht. De christelijke partij (bond) legde sterke nadruk op het protestantse karakter van de natie en wees een 'neutrale' staat af.
- 7.De Christelijk-Historische Kiezersbond werd in november 1896 in Utrecht opgericht. Zij gold min of meer als voortzetting van de conservatieve Nationale Partij, die sinds 1888 bestond, maar die nooit vertegenwoordigers in het parlement had. De Bond zette zich, net als de Nationale Partij, af tegen de ARP, vanwege het gereformeerde karakter van die partij en vanwege het politieke verbond van de ARP met de Katholieken. De Christelijk-Historische Kiezersbond had een sterk Nederlands Hervormd karakter en was anti-Rooms.
- 8.De Vrij-Antirevolutioniare Partij (VAR) werd in september 1898 opgericht. De VAR streefde naar handhaving en uitvoering van de antirevolutionaire of christelijk-historische beginselen. Zij had een overwegend conservatief en anti-Rooms karakter. Kiesrechtuitbreiding en verregaande bemoeienis van de overheid op sociaal-economisch gebied werden afgewezen.
- 9.De ARP werd op 3 april 1879 opgericht door Abraham Kuyper. Daarmee kwam er een partijverband voor politieke stroming, de antirevolutionairen, die reeds sinds het begin van de 19e eeuw bestond. Zij was de eerste nationale politieke partij. De ARP was een christendemocratische, protestantse partij. In 1980 ging de ARP met KVP en CHU op in het CDA.
- 10.Liberale Zeeuwse staatsman in de tweede helft van de negentiende eeuw. Begon als commies-griffier van de Tweede Kamer en was vanaf 1870 een actief Kamerlid, die onder andere de aanzet gaf tot twee enquêtes. Werd in het kabinet-Kappeyne van de Coppello minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid. Behoorde tot de vooruitstrevende liberalen en streefde in zijn tweede ministersperiode (van Binnenlandse Zaken) in het kabinet-Van Tienhoven naar kiesrechtuitbreiding. Ontbond in 1894 de Kamer vanwege het verzet tegen dat voorstel. De verkiezingen stonden geheel in het teken van zijn kiesrechtvoorstel. Was na zijn nederlaag een gebroken man, wiens rol was uitgespeeld. Hem werd wel eens gebrek aan tact en plooibaarheid verweten.
- 11.Protestants politicus; voorman van de christelijk-historischen. Aristocratische, maar ook temperamentvolle Groninger die driftig kon reageren en zich soms zeer scherp uitliet tegen politieke tegenstanders. Stond echter wel open voor argumenten van anderen. Had een sterk juridische inslag bij de benadering van vraagstukken. Werd in 1879 Tweede Kamerlid voor de antirevolutionairen en bleef dat tot 1921 (onderbroken door een kort ministerschap in het kabinet-Mackay en enige jaren in de Eerste Kamer). Brak samen met Kuyper met de Hervormde Kerk, maar keerde zich later af van de antirevolutionaire voorman. Van 1884 tot een conflict in 1896 hoogleraar aan de VU. Voor- en nadien rechter. Als vooraanstaand, invloedrijk staatsman was hij tot op hoge leeftijd één van de belangrijkste adviseurs van koningin Wilhelmina.
- 12.Hervormd predikant en vooraanstaand CHU-politicus. Tegenstander van de doleantie en wars van scherpslijperij. Kwam in 1897 voor de kleine Christelijk-Historische Kiezersbond in de Tweede Kamer. In 1918 de eerste minister van Onderwijs in de twintigste eeuw. Voltooide met zijn Lager-Onderwijswet de onderwijspacificatie. Bracht ook andere belangrijke wetgeving tot stand, zoals de Nijverheids-onderwijswet. Keerde na zijn ministerschap in 1925 terug in de Kamer als fractievoorzitter van de CHU. Raakte in onmin met zijn partijgenoten nadat hij in 1926 (tevergeefs) een compromis had gezocht voor het gezantschap bij de Paus, en in 1929 omdat hij niet accepteerde dat niet hij maar zijn opvolger advies uitbracht bij de kabinetsformatie. Sociaal voelend en algemeen geacht staatsman. Begenadigd en veelgevraagd feest- en kanselredenaar.
- 13.Christelijk-historische politicus en minister, afkomstig uit de kring van de Friese christelijk-historischen. Hervormd predikant in Friesland en later in Dordrecht en Leiden. Kwam in 1901 voor het district Harlingen in de Tweede Kamer en bleef lid tot 1909. Keerde in 1918 terug in het parlement en werd fractievoorzitter als opvolger van Lohman. Was vaak weinig doortastend. In 1920-1925 was hij gedeputeerde van Zuid-Holland en in 1925 minister van Justitie in het kortstondige kabinet-Colijn I. Keerde in 1926 opnieuw terug als Kamerlid en fractievoorzitter en werd in 1927 tevens burgemeester van Katwijk. Besloot zijn loopbaan als staatsraad. In zijn spreektrant was steeds de dominee te herkennen.
- 14.Kamerlid en Rekenkamer-lid van antirevolutionairen huize. Broer van Aeneas Mackay, de eerste antirevolutionaire minister-president. Was vijftien jaar Tweede Kamerlid na op 27-jarige leeftijd burgemeester van de Utrechtse plattelandsgemeenten Amerongen en Leersum te zijn geworden. Behoorde tot de conservatieve vleugel van de AR en sloot zich aan bij de fractie-Lohman. Specialist op het gebied van Surinaamse aangelegenheden. Werd in 1897 lid van de Rekenkamer, en in in 1911 voorzitter van dat college.
- 15.Sympathieke, minzame diplomaat uit een Duitse militaire en adellijke familie, die in 1882 Tweede Kamerlid werd voor de antirevolutionairen. Koos in 1894 de zijde van Lohman. Sprak in de Tweede Kamer vooral over buitenlandse en koloniale zaken. Werd in 1909 naar voren geschoven als Tweede Kamervoorzitter, omdat bij protestanten de vrees bestond dat de benoeming van de predikant De Visser de weg zou openen voor een toekomstig voorzitterschap van de priester Nolens. Was als Kamervoorzitter niet opgewassen tegen de lastige socialisten. Raakte mede daardoor in ongenade bij de koningin en werd in 1912 vervangen. Hij was onmiskenbaar pro-Duits; zijn zoons vochten in de Eerste Wereldoorlog mee aan Duitse zijde.
- 16.Beleefde en beschaafde Gelderse edelman, die ruim tien jaar lid van de Tweede Kamer en twee jaar Eerste Kamerlid was. Zijn vader was gedeputeerde. Deskundig op waterstaatkundig gebied en verder vaak sprekend over landbouw en nijverheid. Keerde zich in 1894 tegen de kiesrechtuitbreiding en sloot zich aan bij de Lohmannianen. Bedaarde afgevaardigde.
- 17.Voorman van de Christelijke vakbeweging die 'groot' werd in de Christelijke Landarbeidersbond. Werd in 1956 Tweede Kamerlid voor de CHU en volgde in 1959 Ruppert op als voorzitter van het CNV. Maakte als voorzitter een ongelukkige en moeizame periode door, waarvan zijn gezondheid te leiden had. Verliet in 1963 de Eerste Kamer waarnaar hij in 1960 was overgestapt en moest in 1964 ook het voorzitterschap van het CNV neerleggen. Werd later nog wethouder in Zeist en vervulde functies in de NCRV en de CHU. Sociaal voelende christen-politicus van eenvoudige komaf met veel organisatorische talenten.
- 18.CHU-senator op de rechtervleugel. Kreeg bekendheid onder zijn dichtersnaam 'Geerten Gossaert'. Enige tijd aanhanger van het fascisme. Had een ingebakken achterdocht. Secretaris van de BPM, een onderdeel van het Shell-concern, en hoogleraar in Utrecht op de door dat concern betaalde leerstoel. Exponent van de Utrechtse conservatief-koloniale stroming in de CHU. Bestreed zowel de Indië-politiek van de naoorlogse kabinetten als de steun die Tilanus daaraan gaf. Keerde zich ook het door zijn partijgenoot minister Kernkamp tot stand gebrachte Statuut van het Koninkrijk. Op latere leeftijd sterk gehinderd door doofheid. Vanwege zijn scherpe redevoeringen zelfs in eigen politieke kring niet zo populair, maar wel bewonderd om zijn fraaie betogen.
- 19.Minister van Financiën tijdens de naoorlogse periode van wederopbouw met groot gezag. Werd al op vrij jonge leeftijd hoogleraar economie en monetair beleid in Rotterdam. Behoorde voor de oorlog tot de linkervleugel van de CHU en 'brak in 1946 door' naar de PvdA. Voorstander van marktordening en sociale hervorming. Als minister kreeg hij bijnamen als 'De kei van de kneuterdijk', maar ook 'De grootste boef van Nederland'. Was er in hoge mate verantwoordelijk voor dat Nederland na de oorlog financieel weer op orde werd gebracht. Vooral bekend door het Tientje van Lieftinck, dat symbool stond voor de geldsanering. Streng minister, die de financiële teugels strak hield. Na zijn ministerschap vervulde hij internationale functies.
- 20.Solide protestants-christelijke jurist en econoom uit een professorenfamilie met veel sociale belangstelling. Begon zijn loopbaan bij een werkgeversorganisatie en werd departementaal topambtenaar. Twee dagen voor de oorlog uitbrak werd hij als CHU'er minister van Landbouw en Visserij in het kabinet-De Geer II. Functioneerde later in Londen vrijwel in zijn eentje als Buitengewone Algemene Rekenkamer. Bracht commissoriaal belangrijke adviezen uit over sociale zekerheid. Na de oorlog actief propagandist van de doorbraak naar de PvdA. Staatssecretaris van Sociale zaken. Na de val van het kabinet-Drees IV lid van de Raad van State.
- 21.Bestuurder van christelijk-historischen huize, die na de bevrijding 'doorbrak' naar de PvdA. Voor de oorlog secretaris van de Rotterdamse Kamer van Koophandel en lid van de hoofdredactie van het CH-dagblad De Nederlander. In 1946 wethouder van Rotterdam. Werd na een korte periode Tweede Kamerlid te zijn geweest in 1948 burgemeester; eerst van Delft en daarna van Rotterdam. Combineerde dat met het Eerste Kamerlidmaatschap. Stond bekend als een regent met gevoel voor decorum. Door zijn integriteit, toewijding en bestuurskracht was hij echter zeer gezien bij de Rotterdamse bevolking.
- 22.De Partij van de Arbeid (PvdA) is een progressieve, sociaaldemocratische partij. De partij werd opgericht in 1946 als een voortzetting van de vooroorlogse Sociaal-Democratische Arbeiders Partij (SDAP), de Vrijzinnig-Democratische Bond (VDB) en de Christelijk-Democratische Unie (CDU). De PvdA trok samen met GroenLinks op en deed met een gezamenlijke lijst mee aan de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november 2023. Frans Timmermans leidt de gezamenlijke fractie in de Tweede Kamer.
- 23.Dynamische opperofficier die als staatssecretaris van Defensie in kabinet-Marijnen niet alleen grote bezuinigingen bij de Landmacht bewerkstelligde, maar ook het ontslag van de chef van de generale staf. Hoewel van katholieken huize werd hij lid van de CHU, een partij "van nette lieden met goede opleiding". Innoverende figuur die voortvarend saneringen doorvoerde waarbij hij op allerlei tenen stond. Oogstte buiten de Landmacht meer lof dan er binnen. Keerde terug als staatssecretaris in kabinet-De Jong.
- 24.Een staatssecretaris ondersteunt een minister bij het politiek leiden van een ministerie. Staatssecretarissen komen vooral voor bij 'zware' ministeries. Daar krijgen zij een specifiek beleidsterrein onder hun hoede, maar de minister blijft medeverantwoordelijk. Net als de minister moet een staatssecretaris verantwoording afleggen aan het parlement.
- 25.Katholieke onderzeebootcommandant die in de woelige jaren zestig op kordate wijze een kabinet leidde. Werd na staatssecretaris van Marine te zijn geweest (1959-1963) en na het ministerschap van Defensie (1963-1967) vrij verrassend premier, omdat een formatiepoging van Biesheuvel was mislukt. Goede, pragmatisch ingestelde bewindspersoon en teamleider. Beschikte over een typische, droge humor en relativeringsvermogen ('wij passen slechts op de winkel') en werd mede daardoor populair. Hoewel hij regeerde in een roerige tijd, was het door hem geleide kabinet het eerste naoorlogse kabinet dat zonder crisis de vier jaar volmaakte. Ondanks zijn populariteit wees de KVP hem in 1971 niet aan als lijsttrekker. Was daarna drie jaar Eerste Kamerlid en fractievoorzitter in de Senaat.
- 26.De Politieke Partij Radikalen (PPR) was een radicaal-christelijke partij. De partij werd op 27 april 1968 opgericht door christenradicalen die zich hadden afgesplitst van vooral de Katholieke Volkspartij (KVP) en in mindere mate de Anti-Revolutionaire Partij (ARP). In 1991 fuseerde de PPR met CPN, EVP en PSP tot GroenLinks.
- 27.Boer uit de Hoekse Waard, die vierenhalf jaar minister van Landbouw was. Was aanvankelijk leraar, maar nam later het ouderlijk akkerbouwbedrijf over en werd ook boer in Frankrijk. Actief als gemeenteraadslid en in adviesorganen van het CDA. Was docent en hoogleraar in Delft, Rotterdam en Tilburg en daarna voorzitter van het bestuur van de Landbouwuniversiteit. Vakminister die de agrarische sector goed kende en zich daardoor goed staande kon houden in debatten. Trad krachtig op bij de uitbraak van vogelgriep. Gebrek aan politiek gevoel bracht hem enkele keren in problemen, zonder dat echter zijn integriteit en toewijding ter discussie stonden.
- 28.Sybrand van Haersma Buma (1965) is sinds 26 augustus 2019 burgemeester van Leeuwarden. Hij was van 12 oktober 2010 tot 21 mei 2019 fractievoorzitter van het CDA in de Tweede Kamer en van 23 mei 2002 tot 29 mei 2019 Tweede Kamerlid. Bij de verkiezingen in van 2012 en 2017 was hij lijsttrekker van het CDA. De heer Buma was beleidsmedewerker justitie en plaatsvervangend ambtelijk secretaris van de CDA-Tweede Kamerfractie. In de Tweede Kamer hield hij zich tot hij fractievoorzitter werd vooral bezig met justitie (veiligheidsbeleid). Hij was fractiesecretaris en had zitting in het Presidium van de Kamer.
- 29.De Nederlandse kabinetten zijn in verschillende tijdvakken in te delen. De eerste kabinetten vanaf 1848 waren afwisselend liberaal, gematigd liberaal en conservatief. Thorbecke speelde een grote rol in deze periode; hij leidde drie kabinetten. In 1888 kwam er een eerste confessioneel kabinet en vanaf 1918 domineerden confessionele kabinetten. Het politieke landschap was toen sterk verzuild.
- 30.Het eerste kabinet-Beel I werd gevormd na de verkiezingen van 1946, de eerste verkiezingen na de oorlog. Het bestond uit ministers van KVP en PvdA, alsmede drie partijloze bewindslieden en was de opvolger van het kabinet-Schermerhorn/Drees. Minister-president Beel was afkomstig uit de KVP. Het kabinet-Beel was het eerste van de rooms-rode kabinetten. Tot 1958 zouden KVP en PvdA blijven samenwerken als regeringspartijen.
- 31.Dit eerste christelijke kabinet onder leiding van Hendrikus Colijn kwam al na drie maanden, in november 1925, ten val. Colijn was bij de verkiezingen als sterke man geafficheerd, nadat hij als minister van Financiën in het vorige kabinet een op bezuinigingen gericht financieel beleid had gevoerd. Ook in dit door hem geleide kabinet had hij de portefeuille Financiën.
- 32.Krachtige minister op de twee defensiedepartementen in de jaren vijftig. Was directeur van de Heidemij en topambtenaar op het ministerie van Landbouw en werd in 1951 voor de CHU minister van Oorlog en van Marine. Hij bleef dat tot begin 1959. Reorganiseerde de Nederlandse strijdkrachten, onder meer vanwege de Nederlandse deelname aan de NAVO. Stond goed aangeschreven bij de Amerikanen en gold als een bekwame manager. Speelde bij enkele kabinetsformaties een bemiddelende rol. Was overigens niet geheel onomstreden vanwege zijn betrokkenheid bij de uitzending van Nederlandse boeren naar Oost-Europa tijdens de Tweede Wereldoorlog.
- 33.CHU-politicus en econoom, die in 1967 minister voor Ontwikkelingssamenwerking werd in het kabinet-De Jong. Was op dat moment directeur van de Centrale Kamer voor Handelsbevordering en lid van de Rijnmondraad. Wist de begrotingsnorm van 1 procent ontwikkelingshulp vast te leggen door met aftreden te dreigen. Voerde in 1971 als lijsttrekker van de CHU een weinig succesvolle verkiezingscampagne waarin 'law and order' centraal stonden. Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening in het kabinet-Biesheuvel I en II. Voerde de huurharmonisatie in waarover de linkse oppositie hem fel aanviel. Was na het aftreden van Drees jr. een klein jaar tevens minister van Verkeer en Waterstaat. Speelde na zijn ministerschap een belangrijke rol bij de ondergang van het OGEM-concern. Praatgrage man, niet vrij van pedanterie. Had een wat theatrale wijze van spreken.
- 34.Bekwame juriste, die als vrouw lang moest wachten voor de CHU haar in 1967 verkiesbaar stelde voor de Tweede Kamer. Was advocaat in Breukelen en had lange bestuurservaring in gemeente en provincie. Na haar Kamerlidmaatschap twee jaar lid van Gedeputeerde Staten van Utrecht. In december 1977 staatssecretaris van Justitie in het eerste kabinet-Van Agt onder meer belast met het vreemdelingenbeleid en gevangeniswezen. Voerde een restrictief toelatingsbeleid waarmee zij zich niet populair maakte. Intelligente, moedige en consequente bewindsvrouwe, die haar tijd vooruit was. Vervulde vele voorzitterschappen van maatschappelijke organisaties en commissariaten in het bedrijfsleven.
- 35.Bescheiden intelligente lerares, die veel gezag verwierf als wethouder van Sneek en gedeputeerde van Friesland. Typische vertegenwoordigster van de progressieve Friese vleugel van de CHU. In de periode 1986-1994 staatssecretaris en minister van Binnenlandse Zaken in achtereenvolgende kabinetten. Bracht diverse herindelingswetten, een nieuwe Kieswet, Provinciewet en Gemeentewet tot stand. Gaf een belangrijke aanzet tot bestuurlijke vernieuwing rond grote gemeenten. Wijze, vertrouwenwekkende, degelijke bestuurder, die het in debatten meer van haar kennis van zaken dan van haar presentatie moest hebben.
- 36.Bekend CHU-Tweede Kamerlid (vijfentwintig jaar lang) uit een Drents landarbeidersgezin. Was actief in de Christelijke bond van landarbeiders en een moedig verzetsman, die onderdak bood aan Joodse onderduikers. Behoorde tot de sociale vleugel van de CHU en steunde in 1949 als enige van zijn fractie de wet die de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie in het leven riep. Maakte in 1949 tevens deel uit van de minderheid van de CHU-fractie die vóór de soevereiniteitsoverdracht aan Indonesië stemde. Werd eind jaren zestig bekend door twee plannen op defensiegebied; over het beroepsleger en een oefenterrein in Groningen. Hield zich behalve met defensie en sociale zaken ook bezig met landbouw en maatschappelijk werk.
- 37.De 'jonge' Tilanus. Net als zijn vader partijvoorzitter en fractievoorzitter van de CHU. Aanvankelijk huisarts en daarna officier van gezondheid. Later actief in het maatschappelijk werk in Gelderland. Rustige en gematigde politicus met oog voor sociale noden. Voorstander van de christendemocratische samenwerking. Werd in 1973 als politiek leider opgevolgd door de strijdbaarder oud-staatssecretaris Kruisinga, nadat de CHU buiten het kabinet-Den Uyl was gebleven. Bleef wel tot 1977 'gewoon' Kamerlid. Speelde een belangrijke rol bij de plannen voor nieuwbouw van de Tweede Kamer.
- 38.Zelfverzekerde veehouder uit de Friese Stellingwerven die zich via de christelijk-historische jongerenorganisatie, de plaatselijke en provinciale politiek en de christelijke boerenbond opwerkte tot een actief Tweede Kamerlid op de rechtervleugel van de CHU en het CDA. Stortte zich ten slotte ondanks een geringe talenkennis onvervaard in de internationale politiek als lid van het Europees Parlement. In de Tweede Kamer woordvoerder landbouw en waterstaat. Aanhanger van het Zuid-Afrikaanse apartheidsbewind.
- 39.Opvallend CDA-Tweede Kamerlid van CHU-huize. Voormalige leraar en wethouder, aan wiens tongval te horen was dat hij uit de Achterhoek kwam. Pijproker, die tot de conservatieve vleugel van het CDA behoorde. Hield zich bezig met handelspolitiek en binnenlands bestuur. Haalde af en toe de pers door emotionele uithalen of boude uitspraken. Zo omschreef hij de leiders van China eens als 'bejaarde spleetogen'. Veroordeelde de sluiting van de Fokkerfabrieken als een daad tegen ''het Oranjegevoel". Werd na zijn Kamerlidmaatschap actief in de gemeentepolitiek van Rijswijk (ZH) als wethouder en fractievoorzitter.
- 40.Uit de CHU afkomstige CDA-politicus van streng gereformeerden huize. Begon zijn loopbaan in Zuid-Afrika en was daarna bestuursambtenaar in Nieuw-Guinea. Werkte vervolgens onder meer bij de Wereldbank en was raadslid in Rotterdam. In de Tweede Kamer aanvankelijk woordvoerder volkshuisvesting, maar hij hield zich spoedig ook bezig met financiën, handelspolitiek en economische zaken. Werd in het tweede kabinet-Van Agt minister voor ontwikkelingssamenwerking. Keerde in 1982 terug naar de Kamer en maakte toen furore als voorzitter van de parlementaire enquêtecommissie RSV. Op het eerste gezicht een steile calvinist, maar beschikkend over droge humor. In het tweede kabinet-Lubbers minister van Binnenlandse Zaken en toen enige tijd uitgeschakeld door hartklachten. Besloot zijn politieke loopbaan als senator.
- 41.Een kwart eeuw Eerste Kamerlid voor CHU en CDA en tevens enkele jaren fractievoorzitter. Zoon van een hervormde Amsterdamse meubelstoffeerder, die naast zijn werk als onderwijzer met succes een middelbare opleidingen Nederlands en geschiedenis volgde en aan de universiteit met lof pedagogiek deed. Populaire kweekschooldirecteur die zorgde dat vele honderden Joodse baby's werden gered uit de crèche tegenover de Hollandse Schouwburg. Was van 1963 tot 1976 hoogleraar pedagogiek aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Sterk voorstander van de christendemocratische samenwerking. Erudiet en bijzonder dynamisch en arbeidzaam man, die zijn honderden publicaties met de hand heeft geschreven, want typen kon hij niet. Verdienstelijk schaker.
- 42.Bekende CDA-senator van CHU-huize, die zich tijdens het derde kabinet-Lubbers opwierp als verdediger van het dualisme. Ging als fractievoorzitter enkele keren de confrontatie met premier Lubbers aan over het kabinetsbeleid en keerde zich tegen een uit 'stemvee' bestaande Tweede Kamer. Boerenzoon, en na werkzaam te zijn geweest in de landbouw, enige tijd politiebeambte en ambtenaar bij de belastinginspectie. Selfmade bestuurder, die als Zeeuws gedeputeerde de bijnaam 'onderkoning van Zeeland' kreeg. Hij was ook enkele jaren wethouder van Middelburg. Was in de Eerste Kamer aanvankelijk woordvoerder landbouw en binnenlandse zaken.
- 43.Hoffelijke, bescheiden diplomaat en minister; raadsman van de koningin. Was aanvankelijk gezant in China en later ambtenaar. Werd in 1923 als buitenstaander onverwacht formateur, overigens zonder succes. Minister van Buitenlandse Zaken in het kabinet-De Geer I en het kabinet-Ruijs de Beerenbrouck III. Vergezelde als vicepresident van de Raad van State de koningin naar Londen en was daar haar belangrijkste adviseur. Had een matigende invloed en durfde haar als één van de weinigen op haar constitutionele positie te wijzen. Had tamelijk feodale opvattingen over de omgang met medewerkers en wenste door ambtenaren van de Raad van State aangesproken te worden als 'president'. Kon geen afscheid nemen van het vicepresidentschap, ook niet nadat vanuit het kabinet was aangedrongen op zijn vertrek. Overleed zodoende op 84-jarige leeftijd 'in het harnas'.
- 44.CHU- en CDA-politicus die vele hoge functies bekleedde. Begon zijn politieke loopbaan als fiscaal specialist van de CHU-Tweede Kamerfractie en werd staatssecretaris van belastingen in de kabinetten-Biesheuvel. Stapte in 1976 over naar de Raad van State, maar keerde na het aftreden van Kruisinga begin 1978 terug als minister van Defensie. Was in die functie medeverantwoordelijk voor het besluit kruisraketten te plaatsen in Nederland. Werd in 1980, zeer tegen de zin van de PvdA, benoemd tot vicepresident van de Raad van State. Speelde als informateur in 1982 een belangrijke rol bij de vorming van het eerste kabinet-Lubbers. Gezaghebbend en integer. Zowel wat politieke als persoonlijke opvattingen betreft behoudend.
- 45.Econoom die in 1950 de eerste voorzitter van de Sociaal-Economische Raad werd. Zoon van een Groningse middenstander en een Franse moeder en gehuwd met een kleindochter van CH-voorman De Savornin Lohman. Zowel door zijn voorkomen, voordracht als kennis een indrukwekkende hoogleraar die in Rotterdam en na de oorlog aan de Amsterdamse gemeente-universiteit veel gezag had. Behalve het voorzitterschap van de SER bekleedde hij vele functies in het bedrijfsleven, en daarnaast was hij werkzaam voor kerkelijke en charitatieve instellingen. Rechtlijnig, zelfbewust denker, zonder veel humor.
- 46.Bekwame, hardwerkende minister van Economische Zaken, die zeer ingesteld was op het bereiken van consensus. Zoon van een Aalsmeerse bloemenkweker. Werd na een lectorschap aan de Vrije Universiteit op relatief jeugdige leeftijd lid van de Raad van State. Als minister van Economische Zaken in het kabinet-De Quay mede verantwoordelijk voor het invoeren van de vrije loonpolitiek. Zijn beleid werd begunstigd door een hoogconjunctuur en de vondst van aardgas in Groningen. Na zijn ministerschap was hij ruim twintig jaar voorzitter van de SER. Weigerde enkele malen een hernieuwd ministerschap; bleef invloedrijk door zijn SER-voorzitterschap en door vele functies in het bedrijfsleven.
- 47.Zeeuwse edelman die al als 25-jarige burgemeester werd. Organiseerde in 1941/'42 als bestuursraad (gedeputeerde) de evacuatie van een groot deel van de Zeeuwse bevolking. Speelde een hoofdrol in het Zeeuwse verzet en was eind 1944 enkele weken waarnemend Commissaris van de Koningin. In 1946 weer burgemeester, maar twee jaar later dankzij persoonlijk ingrijpen van Wilhelmina, wiens favoriet hij was, benoemd tot Commissaris van de Koningin. Kleurrijke bestuurder die in Zeeland iedereen kende en zich overal mee bemoeide. Hij functioneerde als de burgervader van Zeeland, was erg populair en vooral tijdens de watersnoodramp van 1953 een bindende figuur.
- 48.Burgemeesterszoon die zelf ook burgemeester werd en een mooie carrière afsloot als Commissaris van de Koningin van Friesland. Gepokt en gemazeld in het collegiaal bestuur als hij was, schafte hij de troon waarop zijn voorgangers hadden gezeteld af en bemoeide hij zich met alle beleidsterreinen. Was de laatste CdK die bij burgemeestersvacatures consequent de echtgenotes van de sollicitanten betrok in zijn beoordeling. Dynamische persoonlijkheid die het openbaar bestuur bedreef als een spel. In Friesland geacht als goed voorzitter en vriendelijke bestuurder met een natuurlijk gezag. Werd eenmaal (in 1967) genoemd als CHU-minister voor Binnenlandse Zaken.
- 49.Jonkheer uit een bekend, deftig Hollands regentengeslacht. Doorliep een burgemeestersloopbaan en werd als deskundige op het gebied van de ruimtelijke ordening minister in het eerste kabinet-Van Agt. Tijdens zijn ministerschap werd de Verstedelijkingsnota behandeld die de aanzet gaf tot ontwikkeling van groeikernen als Alphen aan den Rijn, Lelystad en Hoorn. Kreeg vanwege zijn bouwbeleid veel kritiek te verduren van politieke tegenstanders als Marcel van Dam en Hans Kombrink. Na zijn ministerschap wederom burgemeester (in Apeldoorn) en Commissaris van de Koningin in Utrecht. Rappe prater, die wel als energiek te boek stond, maar als minister niet altijd even doortastend was.
- 50.Dit was het eerste zogenaamde coalitiekabinet, bestaande uit katholieke en antirevolutionaire ministers. Vorming van dit kabinet werd mogelijk door de overwinning van Katholieken en ARP bij de Tweede Kamerverkiezingen. Naast antirevolutionairen en katholieken telde het kabinet twee conservatieve ministers. Voornaam doel van het kabinet was de regeling van subsidiëring van het bijzonder onderwijs. Ondanks de liberale meerderheid in de Eerste Kamer wist het kabinet in 1889 hiervoor een wet tot stand te brengen.
- 51.'Abraham de geweldige'. De grote voorman en stichter van de Anti-Revolutionaire Partij, de partij van de 'kleine luyden'. Krachtig organisator en goed spreker. Stichtte ook het dagblad De Standaard, de Vrije Universiteit en de Gereformeerde Kerk, nadat hij een afscheidingsbeweging (Doleantie) had geleid. Was predikant en werd in 1874 Tweede Kamerlid, maar verliet de Kamer al na drie jaar. Keerde in 1894 echter terug en werd voorzitter van de meer democratische antirevolutionairen. Leidde in 1901-1905 een coalitiekabinet, dat vooral in de herinnering bleef voortleven door het de kop in drukken van de Spoorwegstaking in 1903 en door de ontbinding van de Eerste Kamer in 1904. Kwam in 1908 in conflict met Heemskerk en in 1909 in opspraak door de zgn. lintjesaffaire, maar werd desondanks tot zijn dood door zijn achterban als de door God gegeven leider beschouwd.
- 52.Dochter van koning Willem III, die al op haar tiende, aanvankelijk onder het regentschap van haar moeder, koningin werd. In september 1898 als koningin ingehuldigd en daarna vijftig jaar regerend vorstin. Haar regering kenmerkte zich lange tijd door een zekere afstandelijkheid tot de bevolking, maar in de Tweede Wereldoorlog werd zij uitermate populair. Nadat zij in de meidagen van 1940 noodgedwongen was uitgeweken naar Londen gaf zij haar rol als 'Moeder des Vaderlands' ten volle gestalte door het verzet via radio-toespraken te inspireren. Zag zichzelf als leidsvrouwe van een vernieuwd en verenigd volk. Nadat na de bevrijding bleek dat de oorlog niet de politieke vernieuwing had gebracht die zij had gewenst, deed zij afstand van de troon. Krachtige persoonlijkheid, godsdienstig en temperamentvol.
- 53.Antirevolutionair staatsman, die zijn loopbaan als officier in de binnenlanden van Indië begon. Korte tijd Tweede Kamerlid en als jong minister van Oorlog succesvol. Daarna directeur van een olieconcern. Zeer vermogend. In 1920 opvolger van Kuyper als leider van de ARP. Voerde in 1923-1926 als minister van Financiën een streng bezuinigingsbeleid. Tijdens de crisis van de jaren dertig minister-president. Predikte een beleid van aanpassing, waarbij salarissen en uitkeringen werden verlaagd. Hoffelijk in de omgang. Had ook internationaal goede contacten en gezag. Charismatisch spreker en krachtige persoonlijkheid, die zich het liefst met hoofdlijnen bezighield, maar zichzelf ook wel overschatte. Tamelijk opportunistisch en hard. Riep bij tegenstanders nogal wat weerstanden op. Reageerde soms impulsief, zoals in mei 1940 toen hij langdurige Duitse heerschappij leek te aanvaarden. Stierf in Duitse ballingschap.
- 54.Minister van staat is een eretitel die op voordracht van het kabinet door de Koning wordt verleend*) aan personen die zich verdienstelijk hebben gemaakt op bestuurlijk gebied. Het gaat daarbij vaak om politici en bestuurders met een lange staat van dienst, zoals oud-premiers, oud-ministers, oud-Kamervoorzitters en oud-vicevoorzitters van de Raad van State. Een minister van staat wordt soms om advies gevraagd over politieke zaken. Bij een moeizame formatie of bij een staatsrechtelijke kwestie, kan bijvoorbeeld zijn ervaring van pas komen.
- 55.Voorman van de CHU in het midden van de twintigste eeuw. Bijna eenenveertig jaar Tweede Kamerlid en later tevens fractievoorzitter en partijvoorzitter. Was oorspronkelijk officier. Werd een gezaghebbend Kamerlid met name op defensie- en onderwijsgebied en was jarenlang secretaris van de Onderwijsraad. Gijzelaar in Sint-Michielsgestel. Leidde zijn partij door de crisis over de Indische politiek, waarbij hij met veel interne oppositie te maken had. Exponent van de gematigde, gouvernementele CHU, wars van scherpslijperij. Trad als partijleider zelfstandig op, maar gaf fractieleden wel de ruimte om een minderheidsstandpunt in te nemen. Tamelijk pragmatisch ingesteld, geen theoreticus. Kwam altijd per fiets naar het Binnenhof.
- 56.Het kabinet-De Jong regeerde aan het einde van de roerige jaren zestig. Er was tijdens deze kabinetsperiode veel onrust in de maatschappij onder meer als gevolg van de democratiseringsgolf bij universiteiten en hogescholen. Ook vrouwen, dienstplichtigen en werknemers vroegen om hervormingen en in 1970 was er een groot loonconflict met de vakbeweging.
- 57.PvdA-magistraat en senator uit een voorname Amsterdamse bankiersfamilie. Speelde in de oorlog met zijn broer Walraven een belangrijke rol bij de financiering van het verzet. Volgde in 1957 de populaire d'Ailly op als burgemeester van Amsterdam. Maakte zich onder meer sterk voor toevoeging van het Bijlmermeergebied aan Amsterdam. Wist in de roerige jaren zestig niet goed om te gaan met de gezagsproblemen die ontstonden door het optreden van Provo. Na het rumoer rond het huwelijk van prinses Beatrix en de bouwvakkersrellen in 1966 werd hij begin 1967 eervol ontslagen. Gold als een regent-oude-stijl met hart voor de stad, die tamelijk afstandelijk optrad. In de Eerste Kamer woordvoerder financiën van zijn fractie.
- 58.Bekwaam CHU-bewindsman met grote werkkracht, die van vele markten thuis was. Begon zijn mooie loopbaan met een mulo-diploma op de secretarie van Oude Tonge. In Rijswijk de rechterhand van gemeentesecretaris Beernink. Gemeentesecretaris van Hoogeveen en Groningen. Haalde in zijn vrije tijd de actes gemeenteadministratie en doctoraal rechten. Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken in het kabinet-De Jong waar Beernink op het departement (net als voorheen in Rijswijk) veel aan hem overliet. Kreeg als minister van Onderwijs in de kabinetten-Biesheuvel te maken met heftige protesten tegen zijn bezuinigingen en lesgeldverhoging. Nadien een gewaardeerd voorzitter van het VNO en met FNV-voorman Wim Kok architect van het Akkoord van Wassenaar in 1982.
- 59.Deze parlementaire enquête richtte zich op het regeringsbeleid der kabinetten-De Geer, -Gerbrandy I en II, -Gerbrandy III en -Schermerhorn sedert de Duitse inval in Nederland op 10 mei 1940 en de oorlog met Japan tot aan de opening van de zitting der voorlopige Staten-Generaal op 20 november 1945, alsmede naar voorafgaande beleid voor zover dit onmiddellijk verband hield met de gebeurtenissen in de vorenbedoelde tijdvakken.
- 60.Dit kabinet kwam tot stand na de Tweede Kamerverkiezingen van 1971. De partijen die het voorgaande kabinet-De Jong hadden gevormd (KVP, CHU, ARP en VVD) verloren bij deze verkiezingen hun meerderheid. Met nieuwkomer DS'70 als vijfde regeringspartij kon het beleid van het vorige kabinet echter voortgezet worden. Minister-president Barend Biesheuvel was afkomstig uit de ARP.
- 61.Dit kabinet van CDA en VVD kwam na een lange formatieperiode tot stand, nadat vorming van een tweede kabinet-Den Uyl was mislukt. Hoewel de PvdA bij de verkiezingen van 1977 de grootste partij was geworden, werd CDA-leider Dries van Agt premier.
- 62.Op 4 maart 1978 trad minister Kruisinga van Defensie af. Hij was het niet met zijn collega-ministers eens over het Nederlandse standpunt over de introductie van de Neutronenbom. Drie maanden na het aantreden van het kabinet en na Kamerdebatten waarin ministers elkaar tegenspraken, was het vertrek van de voormalige CHU-leider een eerste ernstige crisis in het eerste kabinet-Van Agt.