PvdA in regering en oppositie
Vier PvdA'ers waren gedurende in totaal 24 jaar minister-president en de PvdA1 nam daarnaast nog aan drie kabinetten deel met een KVP-premier, aan twee onder leiding van een CDA'er en aan één met een VVD-premier. In totaal nam de PvdA (tot 2021) 40 jaar deel aan kabinetten.
Inhoudsopgave
Toen de PvdA in februari 1946 werd opgericht, was zij direct de grootste regeringspartij. Naast de socialisten Drees2, Mansholt3 en Vos4 traden ook minister-president Schermerhorn5 en vier andere ministers tot de nieuwe partij toe. De PvdA bleef na 1946 regeringspartij. In 1946 vormden PvdA en KVP6 samen een kabinet, en van 1948 tot en met 1958 maakte de PvdA deel uit van coalities op brede basis.
In de eerste periode waren het vooral Drees en de KVP'er Beel7 die regelmatig nauw samenwerkten en via Beel ontstond ook samenwerking tussen Drees en KVP-leider Romme8. In de periode 1948-1952 namen ook CHU9 en VVD10 aan het kabinet deel. De brede samenwerking was nodig vanwege het oplossen van de Indonesische kwestie, waarvoor een tweederde meerderheid vereist was.
Met veel moeite en politieke spanningen, en onder grote internationale druk, lukte het in 1949 om tot een regeling voor de overdracht van de soevereiniteit aan Indonesië te komen. Vooral in de PvdA was veel verzet gerezen tegen het gebruik van militair geweld. Het dilemma dat uittreden van de PvdA uit de regering daaraan niets zou veranderen en dat daarmee bovendien andere (sociale) doelstellingen op de tocht zouden komen te staan, beheerste tijdens het Indonesische drama de koers van de partijleiding.
Na de verkiezingen van 1952 kwam de ARP11 in plaats van de VVD in het kabinet. Onder leiding van premier Drees en ministers Joekes12 en Suurhoff13 van Sociale Zaken werd een begin gemaakt met de opbouw van de sociale verzorgingsstaat. In 1952 kwam de Werkloosheidswet tot stand,
in 1956 de Algemene Ouderdomswet en in 1958 de Weduwen- en Wezenwet. In 1958 kwam het tot een breuk in de coalitie, nadat vorming van het vierde kabinet-Drees14 in 1956 al uiterst moeizaam was verlopen.
Na de verkiezingen van 1959 kwam de PvdA in de oppositie. Aanvankelijk was Burger nog partijleider, maar na interne kritiek op zijn wijze van optreden, trad hij in 1962 terug. Opvolger werd Anne Vondeling15, een uit de vrijzinnig-democratische hoek afkomstige landbouwspecialist. Hij nam enigszins afstand van de traditioneel op de arbeiders gerichte koers en wilde ook middengroepen aan de PvdA binden. Hoewel hij een zekere populariteit verwierf, verloor de PvdA in 1963 de verkiezingen. Ondanks bereidheid om mee te regeren, kwam er opnieuw een centrum-rechts kabinet, het kabinet-Marijnen16.
Toen dat kabinet binnen anderhalf jaar viel over de omroepkwestie, werd - zonder voorafgaande verkiezingen - een kabinet van KVP, PvdA en ARP gevormd onder leiding van Cals17 en Vondeling. Dit 'kabinet van sterke mannen' viel eveneens na anderhalf jaar, in de Nacht van Schmelzer18. Na de verkiezingen van 1967 kwam de PvdA in de oppositie. Als nieuwe partijleider trad Joop den Uyl19 op.
Na de verkiezingen van 1971 werd de PvdA de grootste partij en in 1972 versterkte zij haar positie. Er werd, samen met D66 en PPR, aangestuurd op vorming van een links kabinet. De drie partijen kwamen met een gezamenlijk programma 'Keerpunt 72' en een alternatief kabinet20. Onderhandelingen met KVP en ARP bij de formatie werden afgewezen.
Doordat de centrum-rechtse coalitie evenmin een meerderheid kreeg, ontstond na de verkiezingen van november een patstelling. Deze werd door een nogal onconventioneel optreden van formateur Burger doorbroken. Hij wist individuele christendemocraten te bewegen toe te treden tot een overwegend progressief kabinet. Na ruim vijf maanden (waarin informeel wel degelijk werd onderhandeld) leidde dit tot de vorming van het kabinet-Den Uyl21, het meest progressieve naoorlogse kabinet.
Hoewel op sommige terreinen zaken tot stand werden gebracht, leidde het kabinet-Den Uyl ook tot teleurstellingen voor de PvdA. De internationale oliecrisis bemoeilijkte bovendien uitvoering van een progressief programma en er ontstond een economische recessie. Belangrijke wetgeving, zoals over democratisering van de ondernemingen en beheersing van grondprijzen, kon niet tot stand worden gebracht.
De populariteit van premier Den Uyl19 leidde niettemin tot een verkiezingszege in 1977. De PvdA was verkiezingen ingegaan met de leuze: "Kies de minister-president". Er werd aangestuurd op een tweede kabinet-Den Uyl, waarin 'links' een meerderheid moest hebben.
Deze meerderheidsstrategie, gevoegd bij het afwijzen van een hernieuwd ministerschap op Justitie van CDA-lijsttrekker Van Agt22, leidde opnieuw tot uiterst moeizame en langdurige formatiebesprekingen. Hoewel uiteindelijk zowel over programma en zetelverdeling een akkoord werd bereikt, strandde de formatie op de personele samenstelling. Hierna werd alsnog een centrum-rechts kabinet gevormd en belandde de PvdA in de oppositie.
Toen die coalitie in 1981 haar meerderheid verloor, waren Den Uyl en Van Agt22 weer tot elkaar 'veroordeeld'. Het door hen, samen met D66, gevormde kabinet viel echter al na ruim een half jaar. Door voorstellen tot aanpassing van de Ziektewet verzwakte de positie van de PvdA en ontstond een conflict met de vakbond. Na de verkiezingen van 1982, waarbij de PvdA onder Den Uyl wel weer de grootste partij werd, kwam er een CDA-VVD-coalitie, die het bijna zeven jaar vol hield.
De wens om weer te gaan regeren en een nieuw, gematigder leiderschap van Wim Kok23, resulteerden in het najaar van 1989 tot een PvdA-CDA-kabinet met Kok op Financiën. Diens stringente financiële beleid en ingrepen in de WAO veroorzaakte opnieuw veel maatschappelijke onrust. In 1994 verloren zowel PvdA als CDA fors, maar de PvdA werd wel de grootste partij.
Vrij verrassend opende het verlies van het CDA en het aangetaste leiderschap van Brinkman de weg voor een paarse coalitie van PvdA, VVD en D66 onder leiding van Kok. Dankzij een gunstig economisch klimaat, gezondere overheidsfinanciën en dalende werkloosheid wisten PvdA en VVD bij de verkiezingen van 1998 te winnen. Er kwam een tweede paars kabinet.
Dat tweede kabinet-Kok zag echter geleidelijk haar populariteit afnemen, onder meer door problemen in de zorg en het onderwijs, maar ook door de dreiging van internationaal terrorisme. Vooral Pim Fortuyn24 wist die onvrede goed te verwoorden en de verkiezingen van 2002 leidden tot een electoraal dieptepunt voor de PvdA. Partijleider Melkert25, de opvolger van Kok, trad af.
Na een overgangsperiode onder Jeltje van Nieuwenhoven werd in 2002 Wouter Bos26 de nieuwe partijleider. Ondanks een goed verkiezingsresultaat leidde een langdurige formatie in 2003 niet tot een (verwacht) CDA-PvdA-kabinet, maar tot een kabinet van CDA, VVD en D66. De PvdA bleef oppositiepartij.
Na de voortijdige val van het derde kabinet-Balkenende27 in 2006 en de vervroegde verkiezingen van dat jaar, keerde de PvdA terug in het kabinet. Het CDA bleef weliswaar de grootste partij, maar CDA, PvdA en ChristenUnie wisten onder leiding van informateur Wijffels28 een vierde kabinet-Balkenende te vormen, waarin PvdA-leider Bos vicepremier en minister van Financiën werd. De moeizame samenwerking met vooral het CDA eindigde in 2010 voortijdig vanwege de kwestie-Uruzgan29.
De PvdA had te maken met wisselende populariteit, maar leek begin 2010 af te stevenen op een grote nederlaag. De komst van burgemeester Job Cohen30 van Amsterdam als nieuwe partijleider keerde het tij, maar uiteindelijk bleef de PvdA bij de verkiezingen net onder de VVD. Na een mislukte poging om een nieuw paars-plus kabinet (VVD, PvdA en D66, aangevuld met GroenLinks) te vormen, kwam de PvdA opnieuw in de oppositie. Het eerste (minderheids-)kabinet31 met een VVD'er (Mark Rutte32) als premier werd in 2010 gevormd door VVD en CDA, met gedoogsteun van de PVV33.
De winst die VVD en PvdA bij de verkiezingen van 2012 boekten en het feit dat alleen zij samen over een duidelijke meerderheid in de Tweede Kamer beschikten, was voor Mark Rutte32 en Diederik Samsom34 reden om in 2012 het tweede kabinet-Rutte35 te vormen. De formatie hiervan duurde slechts 52 dagen. Het kabinet bleef de volledige termijn tot de Tweede Kamerverkiezingen op 15 maart 2017 aan. Bij de verkiezingen van dat jaar was Lodewijk Asscher36 de lijsttrekker. In een tweestrijd met Diederik Samsom om het lijsttrekkerschap won hij nipt. In de verkiezingsuitslag leverde deze lijsttrekkersverkiezing, gecombineerd met de regeringsdeelname van de PvdA, waarbij enkele impopulaire maatregelen genomen werden, een dramatisch zetelverlies op: van 38 naar 9 zetels. Sindsdien maakt de PvdA deel uit van de oppositie.
Meer over
- 1.De Partij van de Arbeid (PvdA) is een progressieve, sociaaldemocratische partij. De partij werd opgericht in 1946 als een voortzetting van de vooroorlogse Sociaal-Democratische Arbeiders Partij (SDAP), de Vrijzinnig-Democratische Bond (VDB) en de Christelijk-Democratische Unie (CDU). De PvdA trok samen met GroenLinks op en deed met een gezamenlijke lijst mee aan de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november 2023. Frans Timmermans leidt de gezamenlijke fractie in de Tweede Kamer.
- 2.Voorman van DS'70 en Rekenkamerlid. Maakte carrière als ambtenaar op Financiën en hoogleraar openbare financiën. Stapte in 1971 de politiek in als aanvoerder van DS'70, een rechtse afsplitsing van de PvdA. Bekend als 'de jonge Drees' en als 'zoon van' verwierf hij een zekere populariteit. Zijn partij kwam de Kamer binnen met acht zetels en werd regeringspartij in het kabinet-Biesheuvel. Drees zelf werd minister van Verkeer en Waterstaat. Zette zich in voor bevordering van het openbaar vervoer. Was feitelijk meer ambtenaar en hoogleraar dan politicus. Beschikte over 'droge' humor, vriendelijk en overtuigd van eigen gelijk (wat hij overigens soms ook had). Vanaf 1973 fractieleider in de Tweede Kamer, die met veel interne verdeeldheid te maken kreeg. Besloot zijn bestuurlijke loopbaan als lid van de Algemene Rekenkamer, een functie waarvoor hij geknipt was.
- 3.Vooraanstaande sociaaldemocratische minister en Europeaan. Afkomstig uit een rijke, sociaal betrokken Groningse landbouwfamilie. Was - na een korte tijd in de Oost - boer en verzetsman in de Wieringermeer en werd op zijn 36ste minister van Landbouw in het kabinet-Schermerhorn/Drees. Zorgde tijdens zijn tienjarige ministerschap voor herstel van de voedselvoorziening en bevorderde de modernisering van de Nederlandse landbouw. Als Europees landbouwcommissaris speelde hij vanaf 1958 eveneens een belangrijke rol bij de schaalvergroting in de landbouw en bij het ontwikkelen van een Europees landbouwbeleid. In 1972 negen maanden voorzitter van de Europese Commissie. Dynamische en sportieve man met groot nationaal en internationaal gezag en met duidelijk omlijnde visies over internationale economische en ecologische vraagstukken.
- 4.Vooraanstaand sociaaldemocratisch politicus en ideoloog. Ontwierp in de jaren dertig samen met Tinbergen het Plan van de Arbeid, het alternatief van SDAP en NVV voor de bestrijding van de crisis. Werd in 1937 SDAP-Kamerlid en in 1945 minister van Handel en Nijverheid in kabinet-Schermerhorn/Drees. Kreeg echter weinig kans zijn ideeën voor socialisatie en ordening uit te voeren. Daarna minister van Verkeer in het kabinet-Beel I. In 1947 als enige minister tegenstander van gewapend ingrijpend in Indonesië. Vanaf 1948 directeur van de 'rode' verzekeringsmaatschappij en daarna senator en staatsraad. Was één van de tien begaafde kinderen uit een oorspronkelijk Drents 'rood' onderwijzersgezin. Na zijn studie elektrotechniek in Delft ontwikkelde hij zich tot een origineel macro-econoom. In zijn tijd één van de weinigen van wie bekend was dat hij homoseksueel was.
- 5.Medeinitiatiefnemer van de Nederlandse Volksbeweging en medeoprichter van de PvdA, die in opdracht van Wilhelmina in 1945 met Drees een kabinet formeerde waarvan hij minister-president werd. Na de verkiezingen van 1946 benoemd tot voorzitter van de Commissie-Generaal voor Nederlands-Indië om met de Indonesiërs te onderhandelen; een functie die hem veel smaad opleverde. Enige jaren Tweede Kamerlid en daarna teruggekeerd in de wetenschap. Als Eerste Kamerlid een gezaghebbend woordvoerder onderwijs en ontwikkelingssamenwerking. Nuchtere Noord-Hollandse boerenzoon die als Delfts geodetisch ingenieur een wereldvermaard geleerde werd door de introductie van fotogrammetrie in de luchtkartering. Was in de jaren dertig actief als voorzitter van 'Eenheid door Democratie'. In de bezettingstijd betrokken bij het hooglerarenverzet en gijzelaar in Sint-Michielsgestel. Pas tegen het eind van zijn leven kreeg hij de waardering die hij verdiende.
- 6.De KVP was een christendemocratische partij, die, hoewel zij voor iedereen openstond, vrijwel uitsluitend aanhang had onder de katholieken. De partij was in 1945 de opvolger van de vooroorlogse RKSP. In 1980 fuseerde zij met ARP en CHU tot het CDA. De KVP had met name in sommige streken (Limburg, Noord-Brabant, delen van Gelderland, Twente) een sterke machtspositie.
- 7.Katholieke staatsman. Eén van de belangrijkste politici van na 1945. Begon zijn loopbaan als gemeenteambtenaar. In 1945 werd hij minister van Binnenlandse Zaken en als zodanig speelde hij een voorname rol bij de naoorlogse zuiveringen. Was als premier en Hoge Vertegenwoordiger van de Kroon een vooraanstaande figuur in het moeizame proces van dekolonisatie. Voorstander van militair optreden (politionele acties) tegen de Republiek Indonesia. Na terugkeer uit Indië hoogleraar en in 1951 weer minister van Binnenlandse Zaken en in het kabinet-Drees III tevens vicepremier. Had een goede band met Drees. In de jaren vijftig en zestig als (in)formateur betrokken bij de vorming van diverse kabinetten, vooral van centrumrechtse signatuur. Belangrijk adviseur en vertrouweling van koningin Juliana. Gezagvol, inventief en doortastend politicus, die vaak als regelaar en 'bruggenbouwer' fungeerde. Ook een wat dorre formalistische jurist, die als bijnaam 'de Sfinx' had. In de persoonlijke omgang echter veel minzamer.
- 8.Voorman van de KVP die met Drees in de naoorlogse jaren de Nederlandse politiek domineerde. Was voor de Tweede Wereldoorlog als jong Amsterdams gemeenteraadslid al een gedreven katholiek politicus. Na een hoogleraarschap in Tilburg werd hij in 1937 minister van Sociale Zaken in het vierde kabinet-Colijn. Streefde een actievere werkgelegenheidspolitiek na en kreeg bekendheid door zijn spaarregeling voor werklozen ('het kwartje van Romme'). Werd na de oorlog geen minister meer, waarbij mogelijk zijn wat omstreden rol in de oorlog (commissaris van een reclamebedrijf dat ook voor de Duitsers werkte) een rol speelde. Was tot 1961 fractieleider en werd toen staatsraad. Was tevens politiek commentator van De Volkskrant. Begenadigd spreker, die prachtige zinnen maakte. Harde werker: las als enige alle kamerstukken. Politieke peetvader van Klompé en Schmelzer. Bijnaam: 'de Sfinx van Overveen'.
- 9.De CHU was een christendemocratische politieke partij, die vooral aanhang had onder Nederlands-Hervormden. De CHU kende een los partijverband en daarom was er sprake van een unie. De CHU ontstond in 1908 door samengaan van de Christelijk-Historische Partij en de Friese Bond van christelijk-historischen. In 1980 fuseerde de CHU met ARP en KVP tot het CDA.
- 10.De Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD) is een rechtse liberale partij, met op onder meer ethisch gebied progressievere standpunten. Politiek leider is sinds 14 augustus 2023 Dilan Yesilgöz-Zegerius. De partij werd opgericht in 1948 als opvolger van de Partij van de Vrijheid (PvdV), die weer een voortzetting was van de vooroorlogse Liberale Staatspartij (LSP).
- 11.De ARP werd op 3 april 1879 opgericht door Abraham Kuyper. Daarmee kwam er een partijverband voor politieke stroming, de antirevolutionairen, die reeds sinds het begin van de 19e eeuw bestond. Zij was de eerste nationale politieke partij. De ARP was een christendemocratische, protestantse partij. In 1980 ging de ARP met KVP en CHU op in het CDA.
- 12.Vooraanstaande VDB- en later PvdA-politicus. Geboren in Nederlands-Indië waar hij bij een spoorwegmaatschappij werkte. Kwam in 1925 in de Kamer en was vanaf 1933 fractievoorzitter tijdens het de kabinetten-Colijn waaraan ook de VDB met Oud op financiën deelnam. Na de oorlog kozen Joekes en Oud wel voor de stap naar de PvdA, maar bedankte Oud daarvoor al spoedig. In de PvdA-fractie steunde Joekes de Indië-politiek hoewel hij altijd gematigd voorstander van zelfstandigheid van Indië was geweest. Als minister van Sociale Zaken in de kabinetten-Drees I en Drees II bracht hij belangrijke wetten tot stand zoals de Wet op de ondernemingsraden en de Werkloosheidswet. Stond bekend als een innemende gentleman, maar kropte gevoelens van onvrede soms te veel op.
- 13.Vooraanstaande sociaaldemocratisch politicus en vakbondbestuurder. Vertegenwoordiger van de (socialistische) vakbond in de PvdA-Tweede Kamerfractie. Typische selfmade man, die het in 1952 tot minister van Sociale Zaken bracht. Werd vooral bekend doordat hij de AOW tot stand bracht, maar tot zijn wetgevende prestaties behoren ook de Gezondheidswet en de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening. Ontwierp de Algemene Weduwen- en Wezenwet. Keerde in 1959 terug in het parlement en werd in 1960 partijvoorzitter. In 1965 minister van Verkeer en Waterstaat in het kabinet-Cals. Werd reeds toen tussentijds uitgeschakeld door ziekte, en overleed enkele maanden na de val van het kabinet. Uitstekend spreker, die helder ingewikkelde onderwerpen kon uitleggen, en gewaardeerd minister, die het debat niet uit de weg ging.
- 14.Het kabinet-Drees IV was een coalitie van PvdA, KVP, ARP en CHU. Na de verkiezingen van 1956 zetten de partijen uit het kabinet-Drees III hun samenwerking voort. Het was het laatste van de rooms-rode kabinetten. Premier was PvdA-leider Willem Drees. Het kabinet trad aan op 13 oktober 1956.
- 15.PvdA-voorman, minister en Kamervoorzitter. Markante politicus uit de tweede helft van de twintigste eeuw. Werd in 1946 als vrijzinnig-democraat op jonge leeftijd Tweede Kamerlid voor de PvdA en in 1958 minister van Landbouw. Volgde in 1962 Burger op als partijleider en werd een populair politicus. Verspeelde die populariteit echter grotendeels weer door zijn optreden als minister van Financiën in het kabinet-Cals. Keerde na zijn ministerschap terug in de Tweede Kamer en werd in 1972 Kamervoorzitter. Was een krachtig pleitbezorger voor een Tweede Kamer die volgens hem als 'leeuw' in plaats van als 'lam' moest optreden. Rechtlijnig, onafhankelijk en gerespecteerd Kamervoorzitter. Behendig politicus en scherpzinnig opmerker. Verongelukte - hij was inmiddels Europarlementariër - in 1979 in België.
- 16.Het centrumrechtse kabinet-Marijnen was als voortzetting van het kabinet-De Quay te beschouwen. De coalitie van KVP, ARP, CHU en VVD behield na de Tweede Kamerverkiezingen van 1963 zijn meerderheid. Minister-president namens de KVP werd echter niet Jan de Quay, maar Victor Marijnen - in het vorige kabinet minister van Landbouw en Visserij.
- 17.Onderwijsminister en KVP-politicus, die korte tijd minister-president was. Begon zijn loopbaan als advocaat. Na twee jaar lidmaatschap van de Tweede Kamer staatssecretaris van jeugd en cultuur (en omroep). Tijdens zijn langdurige ministerschap van onderwijs (1952-1963) bracht hij vele wetten tot stand, onder andere over het kleuteronderwijs en het wetenschappelijk onderwijs. Was vooral de man van de 'Mammoetwet', een wet tot regeling van het gehele voortgezet onderwijs. Verdedigde dit omvangrijke voorstel in een urendurend betoog. Het in 1965 door hem gevormde ambitieuze kabinet viel in de Nacht van Schmelzer. Hij leidde daarna met Donner een staatscommissie over staatkundige vernieuwing. Gewiekst politicus en debater, die als 'beste jongetje van de klas' ook wel weerstanden opriep. Behoorde in de KVP tot de linkervleugel, maar bleef wel zijn partij trouw. Had een enorme werklust wat ten koste ging van zijn gezondheid.
- 18.Het slot van de algemene beschouwingen over de begroting voor 1967 in de nacht van 13 op 14 oktober 1966 staat bekend als de Nacht van Schmelzer. Het debat eindigde namelijk in de nachtelijke uren met de aanneming van een door KVP-fractievoorzitter Schmelzer ingediende motie, die door het kabinet-Cals tot motie van wantrouwen was verklaard. Die stemmingsuitslag leidde tot de val van het kabinet.
- 19.Gedreven PvdA-ideoloog en -politicus en econoom. Voor sommigen 'ome Joop', voor anderen de verpersoonlijking van verfoeilijk socialisme. Kwam vanuit de journalistiek in de 'denktank' van de PvdA en werd in 1956 Tweede Kamerlid. Stapte in 1962 over het wethouderschap van economische zaken in Amsterdam en stimuleerde onder andere de industrievestiging. In 1965 minister van Economische Zaken in het kabinet-Cals. Volgde in 1966 Vondeling op als partijleider. Zou tot 1986 het gezicht van de PvdA zijn. Het door hem geleide kabinet ging als het meest linkse de geschiedenis in. Kon het succes bij de verkiezingen van 1977 niet omzetten in hernieuwde regeermacht. Zijn derde optreden als minister (ditmaal van Sociale Zaken onder Van Agt) verliep teleurstellend. Ondanks herstel in 1982 bleef zijn partij buiten het kabinet. Erudiet analyticus en scherp debater, die door zijn gedrevenheid echter soms drammerig overkwam.
- 20.Kort voor de Tweede Kamerverkiezingen van 28 april 1971 presenteerden PvdA, D'66 en PPR een gezamenlijk, alternatief kabinet. In het najaar van 1972 vormden de drie partijen voor de vervroegde verkiezingen een zogenaamd deelkabinet, een lijst van mogelijke kandidaten voor een kabinetspost. Hiermee wilden de drie progressieve partijen aangeven dat zij in staat waren om na de verkiezingen direct een kabinet te vormen.
- 21.Dit kabinet wordt beschouwd als het meest links-progressieve kabinet uit de parlementaire geschiedenis. Het kwam tot stand na de moeizame formatie die volgde op de verkiezingen van 1972 en was de opvolger van de kabinetten-Biesheuvel I en II. Het bestond uit bewindslieden van de PvdA, D'66, PPR, KVP en ARP onder leiding van PvdA'er Joop den Uyl.
- 22.CDA-voorman, jurist en premier van KVP-huize. Stond als hoogleraar strafrecht bekend als vernieuwingsgezind en bracht als minister van Justitie belangrijke wetten tot stand. Vicepremier in het kabinet-Den Uyl. Kwam in de kabinetten-Biesheuvel en -Den Uyl diverse malen in politieke problemen, onder meer door discussies over de vrijlating van de Drie van Breda, de abortuskwestie en de affaire-Menten. Werd in 1977 de eerste leider van het CDA en was daarna vijf jaar premier. Was toen de politieke tegenvoeter van PvdA-leider Den Uyl; even populair bij zijn achterban als verguisd door zijn tegenstanders. Stapte na de verkiezingen van 1982 op als politiek leider. Nadien Commissaris van de Koningin in Noord-Brabant en EG-ambassadeur. Relativeerde de politiek en zichzelf, maar was tactisch sterk. Formuleerde zorgvuldig en viel op door zijn kleurrijke en soms archaïsche taalgebruik.
- 23.Minister-president die acht jaar lang een coalitie leidde met daarin de politieke tegenvoeters PvdA en VVD (de paarse kabinetten). Was van betrekkelijk eenvoudige komaf en klom via de vakbond op tot minister. Volgde in 1986 Den Uyl op als partijleider en was minister van Financiën in het derde kabinet-Lubbers. Voerde een stringent ombuigingsbeleid. Dat beleid werd onder zijn premierschap (Paars I) voortgezet en leidde tot groei van de werkgelegenheid. Kreeg als minister-president te maken met het debacle in Srebrenica en de bijna-crisis rond het huwelijk van de kroonprins. Zijn tweede kabinet was vooral in de laatste periode minder succesvol door problemen in de zorg en het onderwijs en dat leidde mede tot een verkiezingsnederlaag van de PvdA. Werd in 2003 minister van staat. Integere, resultaatgerichte en meer op samenbinden dan op bezielen ingestelde rasbestuurder. Internationaal gerespecteerd. Kon soms wat nors zijn als er in zijn ogen onterechte kritiek was.
- 24.Voormalige hoogleraar en columnist die in 2001 op stormachtige wijze de politiek betrad en die op een onconventionele wijze politiek bedreef. Hedonistische, flamboyante, enigszins dandy-achtige man, die omstreden uitspraken niet schuwde, maar daarom ook fel werd bestreden. Had een grote geldingsdrang, die hem ertoe bracht de politiek in te gaan. Werd in 2001 gekozen tot lijsttrekker van Leefbaar Nederland. Zeer succesvol bij de gemeenteraadsverkiezingen in Rotterdam. Na een conflict met Leefbaar Nederland kwam hij met een eigen lijst, de Lijst Pim Fortuyn. Fel bestrijder van het 'paarse kabinet' en het 'poldermodel'. Leek af te stevenen op een grote verkiezingswinst en had ambitie om minister-president te worden. Werd kort voor de verkiezingen vermoord; een moord die de gehele politiek schokte.
- 25.Gewiekste en ambitieuze PvdA-politicus die in 2002 Wim Kok opvolgde als partijleider, maar direct na de verkiezingsnederlaag aftrad. Aanvankelijk actief in de PPR en begin jaren tachtig secretaris van een jeugdforum. Stapte in 1982 over naar de PvdA en kwam voor die partij in 1986 in de Tweede Kamer. Spoedig een vooraanstaand lid en vanaf 1989 financieel woordvoerder. Kruiste in het eerste kabinet-Kok als minister van Sociale Zaken regelmatig de degens met minister van Financiën Zalm. Als fractievoorzitter hield hij strak de hand aan de fractiediscipline. Had het imago van carrièrepoliticus en bond daardoor moeilijk kiezers aan zich. Bète noire voor de aanhangers van Fortuyn. Na zijn vertrek uit de Haagse politiek werkzaam bij de Wereldbank, vicepresident van het Ontwikkelingsprogramma van de VN en in 2009-2011 VN-gezant voor Irak. Maakte in 2016-2022 deel uit van de Afdeling advisering van de Raad van State.
- 26.Uit het bedrijfsleven afkomstige partijleider van de PvdA in de jaren 2002-2010. Werkte na zijn studie economie en politicologie ruim negen jaar in binnen- en buitenland voor Shell. Werd daarna Tweede Kamerlid en spoedig staatssecretaris van Financiën. In 2002 de eerste direct gekozen lijsttrekker van de PvdA. Leidde in 2003 zijn partij naar electoraal herstel, maar zag onderhandelingen met het CDA mislukken. Na vier jaar oppositie in 2007 vicepremier en minister van Financiën. Oogstte waardering voor de wijze waarop hij de gevolgen van de internationale financiële crisis aanpakte. Niet lang na de breuk in het kabinet-Balkenende IV koos hij voor zijn jonge gezin en verliet hij de politiek. Goed debater, die echter soms aarzelde over de koers van zijn partij. Tegenstanders betichtten hem daarom wel van 'draaien'. Was bestuursvoorzitter van VU Medisch Centrum en is nu voorzitter van het bestuur van Menzis.
- 27.Dit minderheidskabinet van CDA en VVD werd niet gevormd na verkiezingen, maar direct na de val van het kabinet-Balkenende II. Nadat de D66-bewindslieden uit dat kabinet gestapt waren, werden de twee opengevallen ministersposten opgevuld door andere leden van het kabinet. In plaats van aan het rompkabinet van CDA en VVD een demissionaire status toe te kennen werd missionair overgangskabinet gevormd.
- 28.Limburgse politicus uit een Zeeuws-Vlaamse familie, die in het laatste oorlogskabinet (kabinet-Gerbrandy III) minister van Sociale Zaken was. Had in die functie ook bemoeienis met het mijnwezen, een sector waarin hij werkzaam was geweest. Was zowel actief in de Nederlandse Unie als de Nederlandse Volksbeweging. Na de oorlog voorzitter van de Mijnindustrieraad en Tweede en Eerste Kamerlid voor de KVP. Ook in de beide Kamers hadden vooral mijnbouwaangelegenheden zijn belangstelling.
- 29.Donderdag 2 februari 2006 stemde de Tweede Kamer in met Nederlandse deelname aan de ISAF-vredesmissie in de provincie Uruzgan, in Zuid-Afghanistan. Het kabinet stuurde hier Nederlandse militairen naar toe. De Tweede-Kamerfractie van coalitiepartij D66 stemde tegen. Volgens partijleider Dittrich had de missie te weinig kans van slagen omdat vechten en opbouwen te zeer vermengd worden.
- 30.Beminnelijke bestuurder die als 'verbinder' populair werd als burgemeester van Amsterdam, maar die als politiek leider van de PvdA minder goed uit de verf kwam. Was hoogleraar in Maastricht en stapte vanuit de wetenschap over naar het kabinet-Lubbers III waarin hij staatssecretaris voor het hoger onderwijs werd. Was daarna lid en fractievoorzitter in de Eerste Kamer. In het tweede kabinet-Kok als staatssecretaris belast met asielbeleid. Wist toen een strengere Vreemdelingenwet door het parlement te loodsen. Was bij de verkiezingen van 2003 PvdA-kandidaat voor het premierschap. Toen hij begin 2010 Wouter Bos opvolgde als PvdA-leider leidde dat tot enthousiasme in eigen kring, maar zijn kwaliteiten lagen meer op bestuurlijk terrein dan in de (harde) Haagse politiek. In 2012 trok hijzelf de conclusie dat hij de hoge verwachtingen niet had waargemaakt. Hij was daarna onder meer voorzitter van Cedris, landelijke vereniging voor sociale werkgelegenheid en reïntegratie.
- 31.Als regel steunen kabinetten op het moment dat zij worden gevormd op een meerderheid van Tweede (en Eerste) Kamer. Als dat niet het geval is, spreken we van een minderheidskabinet.
- 32.Mark Rutte (1967) is sinds 1 oktober 2024 secretaris-generaal van de NAVO. Hij was van 14 oktober 2010 tot 2 juli 2024 minister-president en minister van Algemene Zaken. Sinds 2006 was hij politiek leider van de VVD. In 2006-2010 was de heer Rutte fractievoorzitter van de VVD in de Tweede Kamer. Hij was van 17 juni 2004 tot 28 juni 2006 staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap belast met wetenschapsbeleid, beroepsonderwijs en studiefinanciering. Daarvoor was hij bijna twee jaar staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid belast met onder andere volksverzekeringen, bijstand en arbeidsomstandigheden. De heer Rutte was eerder voorzitter van de JOVD en manager bij een werkmaatschappij van Unilever.
- 33.De Partij voor de Vrijheid (PVV) is een populistische partij, met zowel conservatieve, 'rechtse' als 'linkse' standpunten. De PVV is op 22 februari 2006 geregistreerd bij de Kiesraad door Geert Wilders, na zijn vertrek bij de VVD. Hij is sindsdien ook de politiek leider.
- 34.Uit de milieubeweging afkomstige politiek leider van de PvdA in de periode 2012-2017. Was campagneleider bij Greenpeace en directeur van een 'groen' energiebedrijf en stapte in 2003 over naar de politiek. Met Dijsselbloem en Depla één van de drie 'rode' ingenieurs in de fractie. Als Kamerlid woordvoerder duurzaamheid en later asielbeleid. Nadat hij begin 2012 via een interne verkiezing Job Cohen was opgevolgd, leidde hij zijn partij naar nieuwe regeringsdeelname in het kabinet-Rutte II. Werkte goed samen met premier Rutte en droeg sterk bij aan veel beleidsresultaten van dat kabinet, maar kon neergang van zijn partij niet keren. Nadat hij eind 2016 de strijd om het lijsttrekkerschap van Lodewijk Asscher had verloren, verliet hij de Nederlandse politiek. Stond bekend als slim, inventief, dossiertijger en vasthoudend debater. In 2019-2024 was hij kabinetschef van de Nederlandse eurocommissaris en nu voorzitter van de Raad van Commissarissen van de Gasunie.
- 35.Dit kabinet werd door VVD en PvdA gevormd na de Tweede Kamerverkiezingen van 12 september 2012. VVD-leider Mark Rutte werd voor de tweede keer premier. Onder leiding van informateurs Wouter Bos en Henk Kamp wisten de coalitiepartijen hun grote onderlinge verschillen te overbruggen. De formatie van het kabinet-Rutte II was één van de snelste kabinetsformaties ooit.
- 36.Lodewijk Asscher (1974) was van 23 maart 2017 tot 31 maart 2021 lid van de Tweede Kamer voor de PvdA. Tot 14 januari 2021 was hij tevens fractievoorzitter, totdat hij die functie neerlegde vanwege zijn vertrek als beoogd lijsttrekker. Van 5 november 2012 tot 26 oktober 2017 was de heer Asscher vicepremier en minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in het kabinet-Rutte II. Hij was in 2006-2012 wethouder van Amsterdam (sinds 2010 was hij belast met financiën, onderwijs en jeugdbeleid). Eerder deed hij onderzoek naar communicatiegrondrechten. In 2010 was hij enige maanden waarnemend burgemeester van Amsterdam. Sinds maart 2022 is hij consultant bij organisatiebureau Van der Bunt.
- 37.PDC, februari 2021