Partijvoorzitters CHU
Bekende CHU1-voorzitters waren Henk Beernink2 en vader (Hendrik3) en zoon (Arnold4) Tilanus. Jhr.mr. D.J. de Geer5, die als minister-president6 een dubieuze rol speelde in de Tweede Wereldoorlog, was van 1933-1939 voorzitter van de CHU. De eerste CHU-voorzitter was dr. J.Th. de Visser7. Luck van Leeuwen8 was als laatste CHU-voorzitter nauw betrokken bij de uiteindelijke totstandkoming van het CDA9.
In onderstaand overzicht staan ook partijvoorzitters die minister of staatssecretaris zijn gewest.
Foto |
Naam |
Toelichting |
---|---|---|
|
Combineerde lange tijd het Tweede Kamerlidmaatschap met de functie van gemeentesecretaris van Rijswijk (Z.H.). Hij was minister van Binnenlandse Zaken in het kabinet-De Jong10. |
|
|
Belangrijk staatsman in de eerste helft van de twintigste eeuw. Diverse malen Tweede Kamerlid en minister en tweemaal minister-president. |
|
|
Kwam als jong predikant in het Friese veengebied in aanraking met de grote sociale noden. In 1922 Eerste Kamerlid en minister van Arbeid in het kabinet-De Geer I12. |
|
|
In 1920-1925 was hij gedeputeerde van Zuid-Holland en in 1925 minister van Justitie in het kortstondige kabinet-Colijn I14. |
|
|
In 1918 de eerste minister van Onderwijs in de twintigste eeuw. Voltooide met zijn Lager-Onderwijswet de onderwijspacificatie. |
Foto |
Naam |
Toelichting |
---|---|---|
|
Een kwart eeuw Eerste Kamerlid voor CHU en CDA en tevens enkele jaren fractievoorzitter. |
|
|
De 'jonge' Tilanus. Net als zijn vader3 partijvoorzitter en fractievoorzitter van de CHU. |
|
|
Bijna eenenveertig jaar Tweede Kamerlid en later tevens fractievoorzitter en partijvoorzitter. |
Neem contact op met de redactie van PDC voor een volledig overzicht van de partijvoorzitters van de CHU.
Meer over
- 1.De CHU was een christendemocratische politieke partij, die vooral aanhang had onder Nederlands-Hervormden. De CHU kende een los partijverband en daarom was er sprake van een unie. De CHU ontstond in 1908 door samengaan van de Christelijk-Historische Partij en de Friese Bond van christelijk-historischen. In 1980 fuseerde de CHU met ARP en KVP tot het CDA.
- 2.CHU-voorman na het vertrek van Tilanus in 1963. Combineerde lange tijd het Tweede Kamerlidmaatschap met de functie van gemeentesecretaris van Rijswijk (Z.H.). Zag in 1967 zijn loopbaan bekroond met het ministerschap van Binnenlandse Zaken in het kabinet-De Jong. Was kort na zijn aantreden als minister verantwoordelijk voor de vervanging van burgemeester Van Hall van Amsterdam. Liet veel werkzaamheden over aan zijn staatssecretaris en partijgenoot Van Veen. Stond bekend als conservatief 'law and order'-politicus en als schaker en sigarenroker. Maakte op het eerste gezicht een wat stugge, gesloten indruk. Betrouwbare, hardwerkende en relativerende politicus met zakelijke nuchterheid, die zijn achterban goed kende.
- 3.Voorman van de CHU in het midden van de twintigste eeuw. Bijna eenenveertig jaar Tweede Kamerlid en later tevens fractievoorzitter en partijvoorzitter. Was oorspronkelijk officier. Werd een gezaghebbend Kamerlid met name op defensie- en onderwijsgebied en was jarenlang secretaris van de Onderwijsraad. Gijzelaar in Sint-Michielsgestel. Leidde zijn partij door de crisis over de Indische politiek, waarbij hij met veel interne oppositie te maken had. Exponent van de gematigde, gouvernementele CHU, wars van scherpslijperij. Trad als partijleider zelfstandig op, maar gaf fractieleden wel de ruimte om een minderheidsstandpunt in te nemen. Tamelijk pragmatisch ingesteld, geen theoreticus. Kwam altijd per fiets naar het Binnenhof.
- 4.De 'jonge' Tilanus. Net als zijn vader partijvoorzitter en fractievoorzitter van de CHU. Aanvankelijk huisarts en daarna officier van gezondheid. Later actief in het maatschappelijk werk in Gelderland. Rustige en gematigde politicus met oog voor sociale noden. Voorstander van de christendemocratische samenwerking. Werd in 1973 als politiek leider opgevolgd door de strijdbaarder oud-staatssecretaris Kruisinga, nadat de CHU buiten het kabinet-Den Uyl was gebleven. Bleef wel tot 1977 'gewoon' Kamerlid. Speelde een belangrijke rol bij de plannen voor nieuwbouw van de Tweede Kamer.
- 5.Vooraanstaand staatsman in de eerste helft van de twintigste eeuw. Diverse malen Tweede Kamerlid en minister, en tevens raadslid in Rotterdam, gedeputeerde van Zuid-Holland en burgemeester van Arnhem. Tweemaal minister-president, beide keren als opvolger van Colijn. Een belangrijk wetgevend succes als minister van Financiën was zijn Financiële-Verhoudingswet. In 1939 leider van het eerste kabinet met sociaaldemocraten. Harde werker en scherpzinnig jurist, maar solistisch en eigenzinnig. Week in 1940 met zijn kabinet uit naar Londen. Moest zijn langdurige politieke loopbaan gedesillusioneerd beëindigen, omdat koningin Wilhelmina geen vertrouwen in hem had vanwege zijn te defaitistisch geachte houding. Keerde tijdens de Bezetting op eigen gezag terug naar Nederland. Werd na de oorlog op tamelijk vage gronden veroordeeld en ridderorde en titel 'minister van staat' ontnomen.
- 6.De minister-president, ook wel premier genoemd, is voorzitter van de ministerraad. In die functie coördineert de premier het regeringsbeleid. De minister-president is ook de minister van Algemene Zaken. De huidige minister-president is Dick Schoof.
- 7.Hervormd predikant en vooraanstaand CHU-politicus. Tegenstander van de doleantie en wars van scherpslijperij. Kwam in 1897 voor de kleine Christelijk-Historische Kiezersbond in de Tweede Kamer. In 1918 de eerste minister van Onderwijs in de twintigste eeuw. Voltooide met zijn Lager-Onderwijswet de onderwijspacificatie. Bracht ook andere belangrijke wetgeving tot stand, zoals de Nijverheids-onderwijswet. Keerde na zijn ministerschap in 1925 terug in de Kamer als fractievoorzitter van de CHU. Raakte in onmin met zijn partijgenoten nadat hij in 1926 (tevergeefs) een compromis had gezocht voor het gezantschap bij de Paus, en in 1929 omdat hij niet accepteerde dat niet hij maar zijn opvolger advies uitbracht bij de kabinetsformatie. Sociaal voelend en algemeen geacht staatsman. Begenadigd en veelgevraagd feest- en kanselredenaar.
- 8.Topman uit het verzekeringswezen die ruim vier jaar de CDA-Eerste Kamerfractie leidde. Klom bij verzekeringsmaatschappij Stad Rotterdam Anno 1720 op van directie-assistent tot president van de Raad van Bestuur. Als laatste CHU-voorzitter nauw betrokken bij de uiteindelijke totstandkoming van het CDA. Was tevens buitengewoon hoogleraar in Tilburg. Pragmatische manager, die als econoom een belangrijke rol speelde in het CDA.
- 9.Het Christen-Democratisch Appèl (CDA) is een christelijk geïnspireerde partij in het centrum van het politieke spectrum. Henri Bontenbal is momenteel politiek leider van het CDA. De partij werd opgericht op 11 oktober 1980 als fusie van Anti-Revolutionaire Partij (ARP), Christelijk-Historische Unie (CHU) en Katholieke Volkspartij (KVP).
- 10.Het kabinet-De Jong profiteerde van de hoogste naoorlogse economische groei, zoals gemeten sinds het begin van de jaren '50. Oplopende inflatie en een loon-prijsspiraal vormden de belangrijkste problemen waarmee het kabinet zich geconfronteerd zag.
- 11.Hervormd predikant, theoloog en vooraanstaand CHU-politicus. Kwam als jong predikant in het Friese veengebied in aanraking met de grote sociale noden. Schreef een werk over christelijke sociale politiek en werd docent van het CNV. In 1916 hoogleraar theologie in Utrecht en in 1922 Eerste Kamerlid. Als minister van Arbeid in het kabinet-De Geer I voerde hij in 1929 de eerder tot stand gekomen Ziektewet in. Als minister van Sociale Zaken in het tweede kabinet-Colijn was hij medeverantwoordelijk voor diverse verlagingen van de steun aan werklozen. In 1935 volgde hij Marchant op als minister van Onderwijs. Stond niet bekend als een krachtig bewindspersoon. Opvallende verschijning door zijn lange baard. Irenische man, die tamelijk ijdel en lang van stof was.
- 12.Dit kabinet kan worden getypeerd als een extraparlementair intermezzokabinet. Het werd gevormd na de snelle val van het kabinet-Colijn I. Er was geen directe band met partijen en er maakten zowel personen van links als rechts deel van uit. De ministers waren met uitzondering van kabinetsleider De Geer hoofdzakelijk afkomstig uit de bestuurlijk-ambtelijke wereld.
- 13.Christelijk-historische politicus en minister, afkomstig uit de kring van de Friese christelijk-historischen. Hervormd predikant in Friesland en later in Dordrecht en Leiden. Kwam in 1901 voor het district Harlingen in de Tweede Kamer en bleef lid tot 1909. Keerde in 1918 terug in het parlement en werd fractievoorzitter als opvolger van Lohman. Was vaak weinig doortastend. In 1920-1925 was hij gedeputeerde van Zuid-Holland en in 1925 minister van Justitie in het kortstondige kabinet-Colijn I. Keerde in 1926 opnieuw terug als Kamerlid en fractievoorzitter en werd in 1927 tevens burgemeester van Katwijk. Besloot zijn loopbaan als staatsraad. In zijn spreektrant was steeds de dominee te herkennen.
- 14.Dit eerste christelijke kabinet onder leiding van Hendrikus Colijn kwam al na drie maanden, in november 1925, ten val. Colijn was bij de verkiezingen als sterke man geafficheerd, nadat hij als minister van Financiën in het vorige kabinet een op bezuinigingen gericht financieel beleid had gevoerd. Ook in dit door hem geleide kabinet had hij de portefeuille Financiën.
- 15.Een kwart eeuw Eerste Kamerlid voor CHU en CDA en tevens enkele jaren fractievoorzitter. Zoon van een hervormde Amsterdamse meubelstoffeerder, die naast zijn werk als onderwijzer met succes een middelbare opleidingen Nederlands en geschiedenis volgde en aan de universiteit met lof pedagogiek deed. Populaire kweekschooldirecteur die zorgde dat vele honderden Joodse baby's werden gered uit de crèche tegenover de Hollandse Schouwburg. Was van 1963 tot 1976 hoogleraar pedagogiek aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Sterk voorstander van de christendemocratische samenwerking. Erudiet en bijzonder dynamisch en arbeidzaam man, die zijn honderden publicaties met de hand heeft geschreven, want typen kon hij niet. Verdienstelijk schaker.
- 16.Een partijvoorzitter is de voorzitter van het bestuur van een politieke partij. De voorzitter leidt de 'vereniging', die de politieke partij ook is. Hieronder vallen allerlei 'huishoudelijke' zaken, zoals de administratie, het organiseren van congressen en het in goede banen leiden van de procedures rond de totstandkoming van verkiezingsprogramma's en kandidatenlijsten. Vrijwel nooit is de voorzitter tevens de politiek leider van de partij.