Artikel 68: Liberalisatie deviezenvergunningen, non-discriminatie, leningen voor financiering van een Lid-Staat - Hoofdinhoud
-
1.Ter zake van de in dit hoofdstuk bedoelde onderwerpen verstrekken de Lid-Staten op zo liberaal mogelijke wijze de deviezenvergunningen, voor zover deze na de inwerkingtreding van dit Verdrag nog nodig zijn.
-
2.Wanneer een Lid-Staat op het overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk geliberaliseerd kapitaalverkeer zijn binnenlandse voorschriften met betrekking tot de kapitaalmarkt en het kredietwezen toepast, doet hij dat op niet-discriminerende wijze.
-
3.Leningen voor de middellijke of onmiddellijke financiering van een Lid-Staat of van zijn territoriale publiekrechtelijke lichamen kunnen in de overige Lid-Staten slechts worden uitgeschreven of geplaatst nadat tussen de betrokken Staten ter zake overeenstemming is bereikt. Deze bepaling vormt geen beletsel voor de toepassing van artikel 22 van het Protocol betreffende de Statuten van de Europese Investeringsbank.
Lid 3
Het plaatsen van leningen, welke direct of indirect zijn bestemd voor de financiering van een Lid-Staat of zijn lagere publiekrechtelijke lichamen, zal te allen tijde zijn onderworpen aan de voorafgaande goedkeuring van de Regering van het land, waarin de lening wordt geplaatst. De reden hiervoor is, dat er een gerede kans bestaat, dat binnen de Gemeenschappelijke Markt de aldus verkregen middelen hetzij direct, hetzij indirect, nl. door middel van substitutie, ten goede zullen komen aan uitgaven in de consumptieve sfeer, doordat in wezen deze middelen zullen worden aangewend voor het financieren van budgettekorten. Dit zou een economisch weinig aantrekkelijke consequentie zijn van het vrije kapitaalverkeer, een consequentie, welke de hierbedoelde principiƫle beperking rechtvaardigt.