Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij

1.

Tekst

Avis juridique important

|

2.

32001L0029

Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij

Publicatieblad Nr. L 167 van 22/06/2001 blz. 0010 - 0019

Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad

van 22 mei 2001

betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 47, lid 2, en de artikelen 55 en 95,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(2),

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(3),

Overwegende hetgeen volgt:

  • (1) 
    Het Verdrag voorziet in de totstandbrenging van een interne markt en in de invoering van een regeling waardoor wordt verzekerd dat de mededinging binnen de interne markt niet wordt vervalst. De harmonisatie van de wetgeving van de lidstaten inzake het auteursrecht en de naburige rechten draagt bij tot het bereiken van deze doelstellingen.
  • (2) 
    De Europese Raad van Korfoe van 24 en 25 juni 1994 heeft de noodzaak benadrukt dat op het niveau van de Gemeenschap algemene, soepele rechtsregels tot stand worden gebracht ter bevordering van de ontwikkeling van de informatiemaatschappij in Europa. Hiertoe is met name vereist, dat er een interne markt voor nieuwe producten en diensten bestaat. Belangrijke communautaire wetgeving die voor dergelijke rechtsregels moet zorgen, is reeds vastgesteld of de vaststelling ervan bevindt zich in een vergevorderd stadium van voorbereiding. Het auteursrecht en de naburige rechten spelen in dit verband een belangrijke rol, omdat zij de ontwikkeling en de verkoop van nieuwe producten en diensten en de schepping en exploitatie van de creatieve inhoud van die producten en diensten beschermen en stimuleren.
  • (3) 
    De voorgestelde harmonisatie zal bijdragen tot de uitoefening van de vier vrijheden van de interne markt en past in het kader van de eerbiediging van de fundamentele rechtsbeginselen en met name de eigendom - met inbegrip van de intellectuele eigendom - de vrije meningsuiting en het algemeen belang.
  • (4) 
    Geharmoniseerde rechtsregels op het gebied van het auteursrecht en de naburige rechten zullen voor meer rechtszekerheid zorgen, een hoog niveau van bescherming van de intellectuele eigendom waarborgen en aldus aanzienlijke investeringen in creativiteit en innovatie, met inbegrip van de netwerkinfrastructuur, bevorderen, hetgeen weer tot groei en vergroting van het concurrentievermogen van de Europese industrie zal leiden, op het gebied van de voorziening van inhoud en de informatietechnologie en, meer in het algemeen, in een hele reeks industriële en culturele sectoren. Hierdoor zal de werkgelegenheid veilig worden gesteld en de schepping van nieuwe arbeidsplaatsen worden aangemoedigd.
  • (5) 
    De technologische ontwikkeling heeft de vectoren voor schepping, productie en exploitatie in aantal en verscheidenheid doen toenemen. Hoewel voor de bescherming van de intellectuele eigendom geen behoefte aan nieuwe concepten bestaat, zullen het huidige auteursrecht en de huidige naburige rechten moeten worden aangepast en aangevuld om adequaat op economische gegevenheden zoals nieuwe exploitatievormen te kunnen reageren.
  • (6) 
    Zonder harmonisatie op het niveau van de Gemeenschap zouden de wetgevende werkzaamheden op nationaal niveau waarmee reeds in een aantal lidstaten als reactie op de technologische uitdagingen een aanvang is gemaakt, kunnen leiden tot aanzienlijke verschillen in bescherming en daarmee tot beperkingen van het vrije verkeer van diensten en producten waarin intellectuele eigendom is belichaamd of die op intellectuele eigendom zijn gebaseerd, met een nieuwe verbrokkeling van de interne markt en een gebrek aan samenhang van de wetgeving van dien. De uitwerking van dergelijke verschillen en onzekerheden op het gebied van de wetgeving zal belangrijker worden met de voortschrijdende ontwikkeling van de informatiemaatschappij, die de grensoverschrijdende exploitatie van intellectuele eigendom reeds in grote mate heeft doen toenemen. Deze ontwikkeling zal en moet voortgaan. Belangrijke verschillen in het recht en onzekerheden ten aanzien van de bescherming kunnen de verwezenlijking van schaalvoordelen voor nieuwe producten en diensten, waarvan de inhoud door het auteursrecht en de naburige rechten wordt beschermd, verhinderen.
  • (7) 
    De communautaire rechtsregels inzake de bescherming van het auteursrecht en de naburige rechten moeten bijgevolg eveneens worden aangepast en aangevuld, voorzover dit voor de goede werking van de interne markt noodzakelijk is. Te dien einde moeten die nationale bepalingen inzake het auteursrecht en de naburige rechten welke tussen de lidstaten aanzienlijk verschillen of welke rechtsonzekerheid veroorzaken, waardoor de goede werking van de interne markt en de adequate ontwikkeling van de informatiemaatschappij in Europa worden belemmerd, worden bijgesteld en moeten inconsistente nationale reacties op de technische ontwikkelingen worden voorkomen, terwijl verschillen die de werking van de interne markt niet ongunstig beïnvloeden, niet opgeheven of voorkomen behoeven te worden.
  • (8) 
    De verschillende sociale, maatschappelijke en culturele implicaties van de informatiemaatschappij vereisen dat rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken van de inhoud van de producten en diensten.
  • (9) 
    Bij een harmonisatie van het auteursrecht en de naburige rechten moet steeds van een hoog beschermingsniveau worden uitgegaan, omdat die rechten van wezenlijk belang zijn voor scheppend werk. De bescherming van deze rechten draagt bij tot de instandhouding en ontwikkeling van de creativiteit in het belang van auteurs, uitvoerend kunstenaars, producenten, consumenten, cultuur, industrie en het publiek in het algemeen. De intellectuele eigendom is dan ook als een geïntegreerd deel van de eigendom erkend.
  • (10) 
    Auteurs en uitvoerend kunstenaars moeten, willen zij hun scheppende en artistieke arbeid kunnen voortzetten, een passende beloning voor het gebruik van hun werk ontvangen, evenals de producenten om dat werk te kunnen financieren. De productie van fonogrammen, films en multimediaproducten, en van diensten, zoals "diensten-op-aanvraag", vereist aanzienlijke investeringen. Een adequate rechtsbescherming van de intellectuele eigendomsrechten is noodzakelijk om de mogelijkheid tot het verkrijgen van een dergelijke beloning en de mogelijkheid van een behoorlijk rendement van dergelijke investeringen te waarborgen.
  • (11) 
    Een strikt, doelmatig systeem tot bescherming van de auteursrechten en naburige rechten is een van de voornaamste instrumenten om ervoor te zorgen dat de Europese culturele creativiteit en productie over de nodige middelen beschikken en om de scheppend en uitvoerend kunstenaars in staat te stellen hun autonomie en waardigheid te bewaren.
  • (12) 
    Een adequate bescherming van onder het auteursrecht vallende werken en onder naburige rechten vallend materiaal is ook uit cultureel oogpunt van groot belang. De Gemeenschap dient volgens artikel 151 van het Verdrag bij haar optreden rekening te houden met de culturele aspecten.
  • (13) 
    Gemeenschappelijk onderzoek naar en een coherente toepassing op Europees vlak van technische maatregelen voor de bescherming van werken en ander materiaal en het verstrekken van de noodzakelijke informatie betreffende de rechten terzake, zijn van fundamenteel belang, aangezien het uiteindelijke doel van die maatregelen is uitvoering te geven aan de beginselen en garanties die vastgelegd zijn in het recht.
  • (14) 
    Deze richtlijn dient het leren en de cultuur te bevorderen door bij de bescherming van werken en ander materiaal te voorzien in de mogelijkheid van beperkingen en restricties in het algemeen belang ter wille van onderwijs en scholing.
  • (15) 
    De diplomatieke conferentie die in december 1996 is gehouden onder de auspiciën van de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom (WIPO), heeft geleid tot de aanneming van twee nieuwe verdragen, het Verdrag van de WIPO inzake het auteursrecht en het Verdrag van de WIPO inzake uitvoeringen en fonogrammen, die respectievelijk betrekking hebben op de bescherming van auteurs en de bescherming van uitvoerend kunstenaars en producenten van fonogrammen. Deze verdragen zorgen voor een belangrijke actualisering van de internationale bescherming van het auteursrecht en de naburige rechten, niet in de laatste plaats wat de zogenoemde "digitale agenda" betreft, en voor een verbetering van de middelen om over de gehele wereld de piraterij te bestrijden. De Gemeenschap en een meerderheid van de lidstaten hebben de verdragen reeds ondertekend en de voorbereidingen voor de ratificatie van de verdragen door de Gemeenschap en de lidstaten zijn gaande. Met deze richtlijn wordt onder meer ook beoogd een aantal van de nieuwe internationale verplichtingen na te komen.
  • (16) 
    Het vraagstuk van de aansprakelijkheid voor activiteiten in de netwerkomgeving zal, aangezien het zich niet alleen op het gebied van het auteursrecht en de naburige rechten, maar ook op andere gebieden zoals laster, misleidende reclame of inbreuken op handelsmerken voordoet, op horizontale wijze worden aangepakt in Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel in de interne markt ("Richtlijn inzake elektronische handel")(4) waarin verscheidene juridische aspecten in verband met de diensten van de informatiemaatschappij, met inbegrip van de elektronische handel, zullen worden verduidelijkt en geharmoniseerd. Deze richtlijn moet worden uitgevoerd binnen eenzelfde tijdschema als dat voor de uitvoering van de richtlijn inzake elektronische handel, omdat die richtlijn voorziet in een geharmoniseerd kader van de beginselen en voorschriften die onder andere van belang zijn voor belangrijke delen van deze richtlijn. Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de voorschriften inzake aansprakelijkheid in de richtlijn inzake elektronische handel.
  • (17) 
    Vooral in het licht van de behoeften van de digitale omgeving, moet worden gewaarborgd dat de incasso-organisaties een hoger niveau van rationalisatie en doorzichtigheid bereiken met betrekking tot de eerbiediging van de mededingingsregels.
  • (18) 
    Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de regels van de lidstaten inzake het beheer van rechten, zoals uitgebreide collectieve licenties.
  • (19) 
    De morele rechten van de rechthebbenden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig de wetgeving van de lidstaten en de bepalingen van de Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst, het WIPO-verdrag inzake auteursrecht en het WIPO-verdrag inzake uitvoeringen en fonogrammen. Dergelijke morele rechten blijven buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn.
  • (20) 
    Deze richtlijn is gebaseerd op beginselen en voorschriften die reeds zijn vastgelegd in de op dit gebied geldende richtlijnen, met name de Richtlijnen 91/250/EEG(5), 92/100/EEG(6), 93/83/EEG(7), 93/98/EEG(8) en 96/9/EG(9). Zij ontwikkelt die beginselen en voorschriften verder en integreert ze in het perspectief van de informatiemaatschappij. De bepalingen van deze richtlijn moeten de bepalingen van voornoemde richtlijnen onverlet laten, tenzij in deze richtlijn anders is bepaald.
  • (21) 
    In deze richtlijn moet worden bepaald welke handelingen ten aanzien van de verschillende rechthebbenden onder het reproductierecht vallen. Dit dient in overeenstemming met het acquis communautaire te geschieden. Een brede omschrijving van deze handelingen is noodzakelijk om voor rechtszekerheid in de interne markt te zorgen.
  • (22) 
    De doelstelling van een werkelijke steun aan de verspreiding van cultuur, mag niet worden gerealiseerd met middelen die ten koste gaan van een strikte bescherming van de rechten of door het gedogen van illegale vormen van distributie van nagemaakte of vervalste werken.
  • (23) 
    Deze richtlijn moet het recht van de auteur van mededeling van werken aan het publiek verder harmoniseren. Aan dit recht moet een ruime betekenis worden gegeven die iedere mededeling omvat die aan niet op de plaats van oorsprong van de mededeling aanwezig publiek wordt gedaan. Dit recht dient zich uit te strekken tot elke dergelijke doorgifte of wederdoorgifte van een werk aan het publiek, per draad of draadloos, met inbegrip van uitzending. Dit recht heeft geen betrekking op enige andere handeling.
  • (24) 
    Het in artikel 3, lid 2, bedoelde recht van beschikbaarstelling voor het publiek, van in artikel 3, lid 2, bedoeld materiaal wordt geacht alle handelingen te bestrijken waarbij zulk materiaal beschikbaar wordt gesteld voor niet op de plaats van oorsprong van de beschikbaarstelling aanwezige leden van het publiek, en geen andere handelingen te bestrijken.
  • (25) 
    De rechtsonzekerheid ten aanzien van de aard en het niveau van de bescherming van doorgifte-op-aanvraag van onder het auteursrecht vallende werken en onder naburige rechten vallend materiaal door netwerken moet worden weggenomen door voor een geharmoniseerde bescherming op het niveau van de Gemeenschap te zorgen. Er moet duidelijk worden gemaakt dat alle door de richtlijn erkende rechthebbenden een uitsluitend recht hebben om door het auteursrecht beschermde werken en ander materiaal door middel van interactieve doorgifte op aanvraag voor het publiek beschikbaar te stellen. Zulke interactieve doorgiften op aanvraag worden gekenmerkt door het feit dat zij voor leden van het publiek op de door hen individueel gekozen plaats en tijd toegankelijk zijn.
  • (26) 
    Met betrekking tot het door middel van diensten-op-aanvraag beschikbaar stellen door omroeporganisaties van hun radio- of televisieproducties die muziek bevatten van commerciële fonogrammen als een integraal onderdeel daarvan, dienen collectieve licentieovereenkomsten te worden aangemoedigd teneinde het verlenen van de betrokken rechten te vergemakkelijken.
  • (27) 
    De beschikbaarstelling van fysieke faciliteiten om een mededeling mogelijk te maken of te verrichten is op zich geen mededeling in de zin van deze richtlijn.
  • (28) 
    De bescherming van het auteursrecht uit hoofde van deze richtlijn omvat het uitsluitende recht zeggenschap over de distributie van het werk uit te oefenen, wanneer dit in een tastbare zaak is belichaamd. De eerste verkoop in de Gemeenschap van het origineel van een werk of van kopieën daarvan door de rechthebbende of met diens toestemming leidt tot uitputting van het recht zeggenschap over de wederverkoop van die zaak binnen de Gemeenschap uit te oefenen. Er treedt geen uitputting van dit recht op ten aanzien van het origineel of kopieën die door de rechthebbende of met diens toestemming buiten de Gemeenschap worden verkocht. Het verhuurrecht en het uitleenrecht voor de auteurs zijn vastgelegd in Richtlijn 92/100/EEG. Het in deze richtlijn vastgelegde distributierecht laat de bepalingen betreffende het verhuurrecht en het uitleenrecht in hoofdstuk 1 van Richtlijn 92/100/EEG onverlet.
  • (29) 
    Het vraagstuk van de uitputting rijst niet in het geval van diensten en in het bijzonder on-linediensten. Dit geldt eveneens voor een materiële kopie van een werk of een andere zaak, die door een gebruiker van een dergelijke dienst met de toestemming van de rechthebbende wordt vervaardigd. Bijgevolg geldt hetzelfde voor het verhuren en het uitlenen van het origineel of kopieën van werken of andere zaken die de aard van diensten hebben. Anders dan het geval is bij een CD-ROM of een CD-i, waarbij de intellectuele eigendom in een materiële drager, dus in een zaak, is belichaamd, is elke on-linedienst in feite een handeling die aan toestemming is onderworpen, wanneer het auteursrecht of het naburige recht dit vereist.
  • (30) 
    De in deze richtlijn bedoelde rechten kunnen overgaan en contractueel in licentie worden gegeven, onverminderd de toepasselijke nationale wetgeving inzake het auteursrecht en de naburige rechten.
  • (31) 
    Er moet een rechtvaardig evenwicht van rechten en belangen worden gewaarborgd tussen de verschillende categorieën rechthebbenden en tussen de verschillende categorieën rechthebbenden en gebruikers van beschermd materiaal. De in de lidstaten geldende beperkingen en restricties op de rechten moeten opnieuw worden bezien in het licht van de nieuwe elektronische omgeving. De huidige verschillen in beperkingen en restricties op bepaalde aan toestemming onderworpen handelingen hebben directe negatieve gevolgen voor de werking van de interne markt op het gebied van het auteursrecht en de naburige rechten. Deze verschillen zullen ten gevolge van de verdere ontwikkeling van grensoverschrijdende exploitatie van werken en grensoverschrijdende activiteiten wellicht nog belangrijker worden. Met het oog op de goede werking van de interne markt moet meer eenheid in de omschrijving van dergelijke beperkingen en restricties worden gebracht. De mate waarin dergelijke beperkingen en restricties worden geharmoniseerd, moet worden bepaald aan de hand van de gevolgen ervan voor de goede werking van de interne markt.
  • (32) 
    Deze richtlijn bevat een uitputtende opsomming van de beperkingen en restricties op het reproductierecht en het recht van mededeling aan het publiek. Sommige beperkingen en restricties zijn enkel van toepassing op het reproductierecht, wanneer dit passend is. Bij het opstellen van deze lijst is zowel rekening gehouden met de verschillende rechtstradities in de lidstaten als met het vereiste van een goed functionerende interne markt. De lidstaten passen deze beperkingen en restricties op coherente wijze toe. Dit zal worden beoordeeld bij het onderzoek van de uitvoeringswetgeving in de toekomst.
  • (33) 
    Er moet in een beperking op het uitsluitende reproductierecht worden voorzien, teneinde bepaalde reproductiehandelingen van voorbijgaande of incidentele aard mogelijk te maken, die een integraal en essentieel onderdeel vormen van een technisch procédé en uitsluitend worden uitgevoerd ten behoeve van hetzij de efficiënte doorgifte in een netwerk tussen derden door een tussenpersoon, hetzij het geoorloofde gebruik van een beschermd werk of ander materiaal. De betrokken reproductiehandelingen mogen op zich geen economische waarde bezitten. Voorzover zij aan deze voorwaarden voldoen, moet deze beperking ook gelden voor handelingen die elektronisch bladeren (browsing) en caching mogelijk maken, onder andere met het oog op het doelmatig functioneren van doorgiftesystemen, op voorwaarde dat de tussenpersoon de informatie niet modificeert en niet intervenieert bij het alom erkende en in de bedrijfstak gangbare rechtmatig gebruik van technologie voor het verkrijgen van gegevens over het gebruik van de informatie. Het gebruik wordt als geoorloofd beschouwd indien het door de rechthebbende is toegestaan of niet bij wet is beperkt.
  • (34) 
    Er moet aan de lidstaten de mogelijkheid worden geboden om in bepaalde beperkingen of restricties te voorzien, onder meer ten behoeve van onderwijs en wetenschappelijk onderzoek alsmede openbare instellingen zoals bibliotheken en archieven, en voor verslaggeving over nieuwsfeiten, citaten, gebruik door mensen met een handicap, gebruik ten behoeve van de openbare veiligheid en gebruik in het kader van administratieve en gerechtelijke procedures.
  • (35) 
    Rechthebbenden dienen, in bepaalde uitzonderlijke gevallen, een billijke compensatie te ontvangen om hen naar behoren te compenseren voor het gebruik van hun beschermde werken of ander beschermd materiaal. Bij de bepaling van de vorm, de modaliteiten en het mogelijke niveau van die billijke compensatie moet rekening worden gehouden met de bijzondere omstandigheden van elk geval. Bij de beoordeling van deze omstandigheden zou een zinvol criterium worden gevormd door het mogelijke nadeel voor de rechthebbenden als resultaat van de betreffende handeling. In gevallen waarin de rechthebbenden reeds betaling in een andere vorm hebben ontvangen, bijvoorbeeld als onderdeel van een licentierecht, is eventueel geen specifieke of afzonderlijke betaling nodig. Bij de bepaling van het niveau van de billijke compensatie dient ten volle rekening te worden gehouden met de mate waarin gebruik wordt gemaakt van de in deze richtlijn bedoelde technische voorzieningen. In bepaalde situaties waar de schade voor de rechthebbende minimaal zou zijn, is het mogelijk dat geen betalingsverplichting ontstaat.
  • (36) 
    De lidstaten kunnen ook een billijke compensatie voor rechthebbenden voorschrijven wanneer zij de facultatieve bepalingen toepassen inzake beperkingen of restricties waarvoor zo'n compensatie niet verplicht is.
  • (37) 
    Nationale regelingen inzake reprografie, voorzover die bestaan, belemmeren de werking van de interne markt niet in noemenswaardige mate. Het moet de lidstaten worden toegestaan in een beperking of restrictie voor reprografie te voorzien.
  • (38) 
    Het moet de lidstaten worden toegestaan om ten aanzien van bepaalde vormen van reproductie van geluidsmateriaal, beeldmateriaal en audiovisueel materiaal voor privé-gebruik, in een beperking of restrictie op het reproductierecht te voorzien, welke gepaard gaat met een billijke compensatie. Dit kan de invoering of verdere toepassing omvatten van vergoedingsstelsels om het nadeel voor de rechthebbenden te compenseren. Hoewel de verschillen tussen de bestaande vergoedingsstelsels de werking van de interne markt beïnvloeden zullen zij, wat de analoge reproductie voor privé-gebruik betreft, wellicht geen noemenswaardige gevolgen voor de ontwikkeling van de informatiemaatschappij hebben. Het is aannemelijk dat het digitaal kopiëren voor privé-gebruik op grotere schaal zal plaatsvinden en een grotere economische impact zal hebben. Daarom moet terdege rekening worden gehouden met de verschillen tussen digitaal en analoog kopiëren voor privé-gebruik, en moet in bepaalde gevallen een onderscheid tussen beide worden gemaakt.
  • (39) 
    De lidstaten moeten, wanneer zij de beperking of restrictie voor het kopiëren voor privé-gebruik toepassen, naar behoren rekening houden met de technologische en economische ontwikkelingen, met name wat het digitaal kopiëren voor privé-gebruik en de vergoedingsstelsels betreft, wanneer doeltreffende technische beveiligingsvoorzieningen beschikbaar zijn. Dergelijke beperkingen of restricties mogen geen belemmering vormen voor de toepassing van technische voorzieningen of het gebruik daarvan in geval van verboden omzeilingspraktijken.
  • (40) 
    De lidstaten kunnen in een beperking of restrictie voorzien ten behoeve van bepaalde instellingen zonder winstoogmerk, zoals voor het publiek toegankelijke bibliotheken en soortgelijke instellingen, alsook archieven. Die beperking of restrictie dient evenwel beperkt te blijven tot bepaalde bijzondere gevallen welke onder het reproductierecht vallen. Die beperking of restrictie mag zich niet uitstrekken tot het gebruik in het kader van de on-linelevering van beschermde werken en ander materiaal. Deze richtlijn laat de mogelijkheid dat de lidstaten overeenkomstig artikel 5 van Richtlijn 92/100/EEG, gewijzigd bij Richtlijn 93/98/EEG, van het uitsluitende uitleenrecht afwijken, onverlet. Het is derhalve wenselijk specifieke contracten en licenties te bevorderen die op een evenwichtige wijze deze instellingen begunstigen, evenals de doelstellingen die zij met deze verspreiding nastreven.
  • (41) 
    Wanneer de beperking of restrictie wordt toegepast op tijdelijke opnamen, gemaakt door omroeporganisaties, omvatten de eigen middelen van een omroeporganisatie ook de middelen van een persoon die optreedt namens en onder de verantwoordelijkheid van de omroeporganisatie.
  • (42) 
    Wanneer de beperking of restrictie voor niet-commerciële, educatieve en wetenschappelijkonderzoeksdoeleinden wordt toegepast, met inbegrip van afstandsonderwijs, moet de niet-commerciële aard van de betrokken activiteit worden bepaald door die activiteit als zodanig. De organisatiestructuur en de financiering van de betreffende instelling zijn in dit opzicht niet de doorslaggevende factoren.
  • (43) 
    Het is hoe dan ook van belang dat de lidstaten alle passende maatregelen treffen om de toegang tot de werken te bevorderen voor mensen die door een handicap worden belemmerd van de werken zelf gebruik te maken, met bijzondere aandacht voor een toegankelijk formaat.
  • (44) 
    Gebruik van de bij deze richtlijn bepaalde beperkingen of restricties dient te geschieden in overeenstemming met de terzake geldende internationale verplichtingen. Dergelijke beperkingen en restricties mogen niet op zodanige wijze worden toegepast dat de wettige belangen van de rechthebbende worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van zijn werk of andere zaak. De lidstaten moeten, wanneer zij in dergelijke beperkingen of restricties voorzien, daarbij met name naar behoren rekening houden met de sterkere economische uitwerking welke die beperkingen of restricties in de nieuwe elektronische omgeving kunnen hebben. Bijgevolg zal het toepassingsgebied van bepaalde beperkingen of restricties nog beperkter dienen te zijn, wanneer het gaat om bepaalde nieuwe vormen van gebruik van door het auteursrecht beschermde werken en ander materiaal.
  • (45) 
    De in artikel 5, leden 2, 3 en 4, bedoelde beperkingen of restricties dienen geen belemmering te vormen voor het vaststellen van contractuele betrekkingen die tot doel hebben een billijke compensatie voor de rechthebbenden te waarborgen voorzover het nationale recht dit toestaat.
  • (46) 
    Een bemiddelingsprocedure kan gebruikers en rechthebbenden helpen geschillen te beslechten. De Commissie moet, in samenwerking met de lidstaten, in het kader van het Contactcomité, een onderzoek uitvoeren naar de ontwikkeling van nieuwe wettelijke methoden voor geschillenbeslechting op het gebied van auteursrecht en naburige rechten.
  • (47) 
    De ontwikkeling van de techniek zal de houders van auteursrechten, naburige rechten of het sui generis recht op gegevensbestanden in staat stellen gebruik te maken van technische voorzieningen ter voorkoming of beperking van handelingen die door hen niet zijn toegestaan. Het gevaar bestaat evenwel dat onwettige activiteiten worden gepleegd om de met dergelijke voorzieningen beoogde technische beveiliging te omzeilen of om omzeiling gemakkelijker te kunnen maken. Ter vermijding van een incoherente juridische aanpak, waardoor de werking van de interne markt zou kunnen worden belemmerd, is het noodzakelijk te voorzien in een geharmoniseerde rechtsbescherming tegen het onwerkzaam maken van doeltreffende technische voorzieningen en tegen de levering van inrichtingen en producten of diensten voor dat doel.
  • (48) 
    Een dergelijke rechtbescherming moet worden geboden ten aanzien van technische voorzieningen die handelingen welke niet zijn toegestaan door de houders van auteursrechten, naburige rechten of het sui generis recht op gegevensbestanden effectief beperken, zonder echter het normale functioneren van de elektronische apparatuur en de technische ontwikkeling ervan te verstoren. Een dergelijke rechtsbescherming houdt niet de verplichting in inrichtingen, producten, onderdelen of diensten te ontwerpen die met technische voorzieningen overeenstemmen, voorzover dergelijke inrichtingen, producten, onderdelen of diensten niet onder het verbod van artikel 6 vallen. Een dergelijke rechtsbescherming moet in overeenstemming zijn met het evenredigheidsbeginsel en mag niet leiden tot een verbod van inrichtingen of activiteiten die een ander commercieel doel of nut hebben dan het omzeilen van de technische beveiliging. Deze bescherming mag met name het onderzoek op het gebied van de cryptografie niet hinderen.
  • (49) 
    De rechtsbescherming van technische voorzieningen laat de nationale bepalingen die privébezit van inrichtingen, producten of onderdelen voor het omzeilen van technische voorzieningen verbieden, onverlet.
  • (50) 
    Een dergelijke geharmoniseerde rechtsbescherming laat de specifieke beschermingsbepalingen van Richtlijn 91/250/EEG onverlet. Zij geldt met name niet ten aanzien van de bescherming van technische voorzieningen in verband met computerprogramma's, die exclusief in die richtlijn wordt geregeld. De ontwikkeling of het gebruik van middelen voor het omzeilen van een technische voorziening die nodig is om handelingen overeenkomstig artikel 5, lid 3, of artikel 6 van Richtlijn 91/250/EEG mogelijk te maken mag door die rechtsbescherming niet worden gehinderd of belet. De artikelen 5 en 6 van deze richtlijn bepalen bij uitsluiting de beperkingen op de exclusieve rechten op computerprogramma's.
  • (51) 
    De rechtsbescherming van technische voorzieningen doet geen afbreuk aan de openbare orde, zoals omschreven in artikel 5, of de openbare veiligheid. De lidstaten moeten de rechthebbenden aansporen tot het nemen van vrijwillige maatregelen waaronder het sluiten en uitvoeren van overeenkomsten tussen rechthebbenden en andere betrokken partijen, teneinde het doel van bepaalde beperkingen of restricties waarin het nationaal recht van de lidstaten overeenkomstig deze richtlijn voorziet, te helpen bereiken. Komen zulke vrijwillige maatregelen of overeenkomsten er niet binnen een redelijke termijn, dan moeten de lidstaten passende maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de rechthebbenden, door een uitgevoerde beschermingsmaatregel te wijzigen of anderszins, de begunstigden de nodige middelen verschaffen om van die beperkingen of restricties te kunnen profiteren. Om te voorkomen dat misbruik wordt gemaakt van maatregelen genomen door rechthebbenden, ook in het kader van overeenkomsten, dan wel van door lidstaten genomen maatregelen, moeten alle ter uitvoering van die maatregelen toegepaste beschermingsmaatregelen rechtsbescherming genieten.
  • (52) 
    Bij de toepassing van een beperking of restrictie inzake het kopiëren voor privé-gebruik overeenkomstig artikel 5, lid 2, onder b), dienen de lidstaten eveneens te bevorderen dat vrijwillige maatregelen worden genomen om het doel van deze beperking of restrictie te helpen bereiken. Indien binnen een redelijke termijn geen vrijwillige maatregelen zijn getroffen om reproductie voor privé-gebruik mogelijk te maken, kunnen de lidstaten maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat de begunstigden van die beperking of restrictie kunnen profiteren. Door de rechthebbenden getroffen vrijwillige maatregelen, met inbegrip van overeenkomsten tussen rechthebbenden en andere betrokken partijen, alsmede door de lidstaten getroffen maatregelen, beletten de rechthebbenden niet om technische voorzieningen te treffen die verenigbaar zijn met de nationaalrechtelijke beperkingen of restricties inzake het kopiëren voor privé-gebruik overeenkomstig artikel 5, lid 5, onder b), rekening houdend met de voorwaarde inzake een billijke compensatie van artikel 5, lid 2, onder b), en de mogelijke differentiatie tussen de verschillende gebruiksvoorwaarden overeenkomstig artikel 5, lid 5, zoals het controleren van het aantal reproducties. Om misbruik van dergelijke maatregelen te voorkomen, moeten alle ter uitvoering van die maatregelen toegepaste technische voorzieningen rechtsbescherming genieten.
  • (53) 
    De bescherming van technische voorzieningen moet zorgen voor een veilige omgeving voor het aanbieden van interactieve diensten op aanvraag, zodat de gebruiker toegang kan krijgen tot werken en ander materiaal op een door hemzelf gekozen plaats en tijdstip. Wanneer voor zulke diensten contractuele overeenkomsten zijn gesloten, dienen de eerste twee alinea's van artikel 6, lid 4 buiten toepassing te blijven. Voor andere vormen van niet-interactief on line gebruik dienen deze bepalingen wel van toepassing te zijn.
  • (54) 
    Op het gebied van de internationale standaardisering van technische systemen ter identificatie van werken en ander beschermd materiaal in digitaal formaat is aanzienlijke vooruitgang geboekt. In een voortdurend groeiende netwerkomgeving kunnen verschillen tussen technische voorzieningen tot incompatibiliteit van systemen in de Gemeenschap leiden. De compatibiliteit en interoperabiliteit van de verschillende systemen moeten worden bevorderd. Het is uiterst wenselijk, de ontwikkeling van wereldwijd toegepaste systemen aan te moedigen.
  • (55) 
    De ontwikkeling van de technologie zal de distributie van werken, met name door netwerken, vergemakkelijken en dit zal de rechthebbenden ertoe nopen het werk of het andere materiaal, de auteur of de andere rechthebbende beter te identificeren en informatie betreffende de voorwaarden voor het gebruik van het werk of het andere materiaal te verstrekken, teneinde het beheer van de eraan verbonden rechten te vergemakkelijken. Rechthebbenden moeten worden aangemoedigd om markeringen te gebruiken waaruit, naast bovengenoemde informatie, onder andere blijkt dat zij gemachtigd zijn werken of ander materiaal op netwerken te zetten.
  • (56) 
    Het gevaar bestaat evenwel dat onwettige handelingen plaatsvinden met het doel de aan het werk gehechte elektronische informatie betreffende het beheer van de rechten te verwijderen of te wijzigen of anderszins werken of ander beschermd materiaal waaruit op ongeoorloofde wijze dergelijke informatie is verwijderd, te verspreiden, ter verspreiding in te voeren, uit te zenden, aan het publiek mede te delen of voor het publiek beschikbaar te stellen. Ter vermijding van een gefragmenteerde juridische aanpak waardoor de werking van de interne markt zou kunnen worden belemmerd, is het noodzakelijk in een geharmoniseerde rechtsbescherming tegen dergelijke handelingen te voorzien.
  • (57) 
    De hierboven bedoelde informatie betreffende het beheer van rechten kan, afhankelijk van de opzet ervan, ook leiden tot de verwerking van persoonsgegevens betreffende het consumptiepatroon van natuurlijke personen ten aanzien van beschermd materiaal en tot onderzoek naar gedragingen in de on lineomgeving. Deze technische maatregelen moeten, wat de technische functies ervan betreft, waarborgen inhouden dat de persoonlijke levenssfeer wordt geëerbiedigd in overeenstemming met Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens(10).
  • (58) 
    De lidstaten moeten in effectieve sancties en rechtsmiddelen voorzien met betrekking tot inbreuken op de in deze richtlijn omschreven rechten en verplichtingen. Zij moeten alle nodige maatregelen nemen om te waarborgen dat die sancties en rechtsmiddelen worden toegepast. De sancties waarin aldus wordt voorzien, moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn en de mogelijkheid omvatten om een vordering tot schadevergoeding en/of tot beëindiging van de inbreuk en in voorkomend geval een vordering tot inbeslagneming van het inbreukmakend materiaal in te stellen.
  • (59) 
    In het bijzonder in de digitale omgeving, zullen derden voor inbreukmakende handelingen wellicht in toenemende mate gebruik maken van de diensten van tussenpersonen. Die tussenpersonen zijn in veel gevallen het meest aangewezen om een eind te maken aan zulke inbreukmakende handelingen. Onverminderd de eventuele andere beschikbare sancties en rechtsmiddelen, moeten de rechthebbenden over de mogelijkheid beschikken om te verzoeken om een verbod ten aanzien van een tussenpersoon die een door een derde gepleegde inbreuk met betrekking tot een beschermd werk of ander materiaal in een netwerk steunt. Deze mogelijkheid moet ook beschikbaar zijn wanneer de door de tussenpersoon verrichte handelingen krachtens artikel 5 uitgezonderd zijn. De voorwaarden en nadere bepalingen met betrekking tot dergelijke verbodsmaatregelen moeten aan het nationaal recht van de lidstaten worden overgelaten.
  • (60) 
    De bescherming waarin deze richtlijn voorziet, mag geen afbreuk doen aan nationale of communautaire wettelijke bepalingen op andere gebieden, zoals industriële eigendom, gegevensbescherming, voorwaardelijke toegang, toegang tot overheidsdocumenten en het voorschrift betreffende de volgorde van de exploitatie door de media, welke gevolgen kunnen hebben voor de bescherming van het auteursrecht of naburige rechten.
  • (61) 
    De Richtlijnen 92/100/EEG en 93/98/EEG moeten worden gewijzigd teneinde aan het Verdrag van de WIPO inzake uitvoeringen en fonogrammen te voldoen,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

DOEL EN WERKINGSSFEER

Artikel 1

Werkingssfeer

  • 1. 
    Deze richtlijn heeft betrekking op de rechtsbescherming van het auteursrecht en de naburige rechten in het kader van de interne markt, met bijzondere klemtoon op de informatiemaatschappij.
  • 2. 
    Behoudens de in artikel 11 bedoelde gevallen, doet deze richtlijn geen afbreuk aan en raakt zij op generlei wijze aan de bestaande bepalingen van de Gemeenschap betreffende:
  • a) 
    de rechtsbescherming van computerprogramma's;
  • b) 
    het verhuurrecht, het uitleenrecht en bepaalde naburige rechten op het gebied van intellectuele eigendom;
  • c) 
    het auteursrecht en de naburige rechten op het gebied van de satellietomroep en de doorgifte via de kabel;
  • d) 
    de beschermingstermijn van het auteursrecht en van bepaalde naburige rechten; en
  • e) 
    de rechtsbescherming van databanken.

HOOFDSTUK II

RECHTEN EN BEPERKINGEN

Artikel 2

Reproductierecht

De lidstaten voorzien ten behoeve van:

  • a) 
    auteurs, met betrekking tot hun werken,
  • b) 
    uitvoerend kunstenaars, met betrekking tot de vastleggingen van hun uitvoeringen,
  • c) 
    producenten van fonogrammen, met betrekking tot hun fonogrammen,
  • d) 
    producenten van de eerste vastleggingen van films, met betrekking tot het origineel en de kopieën van hun films, en
  • e) 
    omroeporganisaties, met betrekking tot de vastleggingen van hun uitzendingen, ongeacht of deze uitzendingen via de ether of per draad plaatsvinden, uitzendingen per kabel of satelliet daaronder begrepen,

in het uitsluitende recht, de directe of indirecte, tijdelijke of duurzame, volledige of gedeeltelijke reproductie van dit materiaal, met welke middelen en in welke vorm ook, toe te staan of te verbieden.

Artikel 3

Recht van mededeling van werken aan het publiek en recht van beschikbaarstelling van ander materiaal voor het publiek

  • 1. 
    De lidstaten voorzien ten behoeve van auteurs in het uitsluitende recht, de mededeling van hun werken aan het publiek, per draad of draadloos, met inbegrip van de beschikbaarstelling van hun werken voor het publiek op zodanige wijze dat deze voor leden van het publiek op een door hen individueel gekozen plaats en tijd toegankelijk zijn, toe te staan of te verbieden.
  • 2. 
    De lidstaten voorzien ten behoeve van:
  • a) 
    uitvoerend kunstenaars, met betrekking tot de vastleggingen van hun uitvoeringen,
  • b) 
    producenten van fonogrammen, met betrekking tot hun fonogrammen,
  • c) 
    producenten van de eerste vastleggingen van films, met betrekking tot het origineel en de kopieën van hun films, en
  • d) 
    omroeporganisaties, met betrekking tot de vastleggingen van hun uitzendingen, ongeacht of deze uitzendingen via de ether of per draad plaatsvinden, uitzendingen per kabel of satelliet daaronder begrepen,

in het uitsluitende recht, de beschikbaarstelling voor het publiek, per draad of draadloos, op zodanige wijze dat de leden van het publiek op een door hen individueel gekozen plaats en tijd er toegang toe hebben, toe te staan of te verbieden.

  • 3. 
    De in de leden 1 en 2 bedoelde rechten worden niet uitgeput door enige handeling, bestaande in een mededeling aan het publiek of beschikbaarstelling aan het publiek overeenkomstig dit artikel.

Artikel 4

Distributierecht

  • 1. 
    De lidstaten voorzien ten behoeve van auteurs in het uitsluitende recht, elke vorm van distributie onder het publiek van het origineel van hun werken of kopieën daarvan, door verkoop of anderszins, toe te staan of te verbieden.
  • 2. 
    Het distributierecht met betrekking tot het origineel of kopieën van een werk is in de Gemeenschap alleen dan uitgeput, wanneer de eerste verkoop of andere eigendomsovergang van dat materiaal in de Gemeenschap geschiedt door de rechthebbende of met diens toestemming.

Artikel 5

Beperkingen en restricties

  • 1. 
    Tijdelijke reproductiehandelingen, als bedoeld in artikel 2, die van voorbijgaande of incidentele aard zijn, en die een integraal en essentieel onderdeel vormen van een technisch procédé en die worden toegepast met als enig doel:
  • a) 
    de doorgifte in een netwerk tussen derden door een tussenpersoon of
  • b) 
    een rechtmatig gebruik

van een werk of ander materiaal mogelijk te maken, en die geen zelfstandige economische waarde bezitten, zijn van het in artikel 2 bedoelde reproductierecht uitgezonderd.

  • 2. 
    De lidstaten kunnen beperkingen of restricties op het in artikel 2 bedoelde reproductierecht stellen ten aanzien van:
  • a) 
    de reproductie op papier of een soortgelijke drager, met behulp van een fotografische techniek of een andere werkwijze die een soortgelijk resultaat oplevert, met uitzondering van bladmuziek, op voorwaarde dat de rechthebbenden een billijke compensatie ontvangen;
  • b) 
    de reproductie, op welke drager dan ook, door een natuurlijke persoon voor privé-gebruik gemaakt, en zonder enig direct of indirect commercieel oogmerk, mits de rechthebbenden een billijke compensatie ontvangen waarbij rekening wordt gehouden met het al dan niet toepassen van de in artikel 6 bedoelde technische voorzieningen op het betrokken werk of het betrokken materiaal;
  • c) 
    in welbepaalde gevallen, de reproductie door voor het publiek toegankelijke bibliotheken, onderwijsinstellingen of musea, of door archieven die niet het behalen van een direct of indirect economisch of commercieel voordeel nastreven;
  • d) 
    tijdelijke opnamen van werken, gemaakt door omroeporganisaties met hun eigen middelen ten behoeve van hun eigen uitzendingen; bewaring van deze opnamen in officiële archieven kan wegens hun uitzonderlijke documentaire waarde worden toegestaan;
  • e) 
    met betrekking tot reproducties van uitzendingen door maatschappelijke instellingen met een niet-commercieel oogmerk, zoals ziekenhuizen of gevangenissen, mits de rechthebbenden daarvoor een billijke compensatie krijgen.
  • 3. 
    De lidstaten kunnen beperkingen of restricties op de in de artikelen 2 en 3 bedoelde rechten stellen ten aanzien van:
  • a) 
    het gebruik uitsluitend als toelichting bij het onderwijs of ten behoeve van het wetenschappelijk onderzoek, de bron, waaronder de naam van de auteur, wordt vermeld, tenzij dit niet mogelijk blijkt, en voorzover het gebruik door het beoogde, niet-commerciële doel wordt gerechtvaardigd;
  • b) 
    het gebruik ten behoeve van mensen met een handicap, dat direct met de handicap verband houdt en van niet-commerciële aard is en voorzover het wegens de betrokken handicap noodzakelijk is;
  • c) 
    weergave in de pers, mededeling aan het publiek of beschikbaarstelling van gepubliceerde artikelen over actuele economische, politieke of religieuze onderwerpen of uitzendingen of ander materiaal van dezelfde aard, in gevallen waarin dat gebruik niet uitdrukkelijk is voorbehouden, en voorzover de bron, waaronder de naam van de auteur, wordt vermeld, of het gebruik van werken of ander materiaal in verband met de verslaggeving over actuele gebeurtenissen, voorzover dit uit een oogpunt van voorlichting gerechtvaardigd is en, voorzover, de bron - waaronder de naam van de auteur - wordt vermeld, tenzij dit niet mogelijk blijkt;
  • d) 
    het citeren ten behoeve van kritieken en recensies en voor soortgelijke doeleinden, mits het een werk of ander materiaal betreft dat reeds op geoorloofde wijze voor het publiek beschikbaar is gesteld, indien de bron - waaronder de naam van de auteur - wordt vermeld, tenzij dit niet mogelijk blijkt en het citeren naar billijkheid geschiedt en door het bijzondere doel wordt gerechtvaardigd;
  • e) 
    het gebruik ten behoeve van de openbare veiligheid of om het goede verloop van een administratieve, parlementaire of gerechtelijke procedure of de berichtgeving daarover te waarborgen;
  • f) 
    het gebruik van politieke toespraken en aanhalingen uit openbare lezingen of soortgelijke werken of ander materiaal, voorzover dit uit een oogpunt van voorlichting gerechtvaardigd is en mits de bron, - waaronder de naam van de auteur - wordt vermeld, tenzij dit niet mogelijk blijkt;
  • g) 
    het gebruik tijdens religieuze bijeenkomsten of door de overheid georganiseerde officiële bijeenkomsten;
  • h) 
    het gebruik van werken, zoals werken van architectuur of beeldhouwwerken, gemaakt om permanent in openbare plaatsen te worden ondergebracht;
  • i) 
    het incidentele verwerken van een werk of materiaal in ander materiaal;
  • j) 
    het gebruik voor reclamedoeleinden, voor openbare tentoonstellingen of openbare verkopen van artistieke werken, voorzover dat noodzakelijk is voor de promotie van die gebeurtenissen, met uitsluiting van enig ander commercieel gebruik;
  • k) 
    het gebruik voor karikaturen, parodieën of pastiches;
  • l) 
    het gebruik met het oog op demonstratie of herstel van apparatuur;
  • m) 
    het gebruik van een artistiek werk in de vorm van een gebouw of een tekening of plan van een gebouw met het oog op de wederopbouw van het gebouw;
  • n) 
    het gebruik van niet te koop aangeboden of aan licentievoorwaarden onderworpen werken of ander materiaal dat onderdeel uitmaakt van de verzamelingen van de in lid 2, onder c), bedoelde instellingen, hierin bestaande dat het werk of materiaal, via speciale terminals in de gebouwen van die instellingen, voor onderzoek of privéstudie meegedeeld wordt aan of beschikbaar gesteld wordt voor individuele leden van het publiek;
  • o) 
    het gebruik in andere, minder belangrijke gevallen, wanneer reeds beperkingen of restricties bestaan in het nationale recht mits het alleen analoog gebruik betreft en het vrije verkeer van goederen en diensten in de Gemeenschap niet wordt belemmerd, onverminderd de in dit artikel vervatte beperkingen en restricties.
  • 4. 
    De lidstaten kunnen op grond van de leden 2 en 3 niet alleen een beperking of restrictie op het reproductierecht vaststellen, maar ook op het in artikel 4 bedoelde distributierecht, voorzover dit gezien het doel van de toegestane reproductie gerechtvaardigd is.
  • 5. 
    De in de leden 1, 2, 3 en 4 bedoelde beperkingen en restricties mogen slechts in bepaalde bijzondere gevallen worden toegepast mits daarbij geen afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van werken of ander materiaal en de wettige belangen van de rechthebbende niet onredelijk worden geschaad.

HOOFDSTUK III

BESCHERMING VAN TECHNISCHE VOORZIENINGEN EN INFORMATIE OVER HET BEHEER VAN RECHTEN

Artikel 6

Verplichtingen inzake technische voorzieningen

  • 1. 
    De lidstaten voorzien in een passende rechtsbescherming tegen het omzeilen van doeltreffende technische voorzieningen door een persoon die weet of redelijkerwijs behoort te weten dat hij aldus handelt.
  • 2. 
    De lidstaten zorgen voor een doelmatige rechtsbescherming tegen de vervaardiging, invoer, distributie, verkoop, verhuur, reclame voor verkoop of verhuur, of het bezit voor commerciële doeleinden van inrichtingen, producten, onderdelen of het verrichten van diensten die:
  • a) 
    gestimuleerd, aangeprezen of in de handel gebracht worden om de bescherming te omzeilen, of
  • b) 
    slechts een commercieel beperkt doel of nut hebben, naast de omzeiling van de bescherming, of
  • c) 
    in het bijzonder ontworpen, geproduceerd of aangepast zijn met het doel de omzeiling mogelijk of gemakkelijker te maken

van doeltreffende technische voorzieningen.

  • 3. 
    Voor de toepassing van deze richtlijn wordt onder "technische voorzieningen" verstaan technologie, inrichtingen of onderdelen die in het kader van hun normale werking dienen voor het voorkomen of beperken van handelingen ten aanzien van werken of ander materiaal, die niet zijn toegestaan door de houders van auteursrechten, wettelijk vastgelegde naburige rechten of het sui generis recht bedoeld in hoofdstuk III van Richtlijn 96/9/EG. Technische voorzieningen worden geacht "doeltreffend" te zijn indien het gebruik van een beschermd werk of ander beschermd materiaal wordt gecontroleerd door de rechthebbenden door toepassing van een controle op de toegang of een beschermingsprocédé zoals encryptie, versluiering of een andere transformatie van het werk of ander materiaal of een kopieerbeveiliging die de beoogde bescherming bereikt.
  • 4. 
    Niettegenstaande de in lid 1 bedoelde rechtsbescherming nemen de lidstaten, bij gebreke van door de rechthebbenden vrijwillig genomen maatregelen, waaronder overeenkomsten tussen de rechthebbenden en andere betrokken partijen, passende maatregelen om ervoor te zorgen dat de rechthebbenden aan de begunstigde van een nationaalrechtelijke beperking of restrictie overeenkomstig artikel 5, lid 2, onder a), c), d), en e), en lid 3, onder a), b), en e), de nodige middelen verschaffen om van die beperking of restrictie gebruik te kunnen maken, ingeval die begunstigde op rechtmatige wijze toegang heeft tot het beschermde werk of materiaal.

Een lidstaat mag zulke maatregelen ook nemen ten aanzien van de begunstigde van een beperking of restrictie overeenkomstig artikel 5, lid 2, onder b), indien reproductie voor privégebruik niet reeds overeenkomstig artikel 5, lid 2, onder b), en lid 5, mogelijk is gemaakt door de rechthebbenden, voorzover dat nodig is om de beperking of restrictie te genieten, zonder de rechthebbenden ervan te weerhouden overeenkomstig deze bepalingen adequate maatregelen te nemen betreffende het aantal reproducties.

De technische voorzieningen die door de rechthebbenden vrijwillig worden getroffen, met inbegrip van die ter uitvoering van vrijwillig gesloten overeenkomsten, alsook de technische maatregelen die krachtens de maatregelen van de lidstaten worden getroffen, genieten de in lid 1 bedoelde rechtsbescherming.

De bepalingen van artikel 6, lid 4, eerste en tweede alinea gelden niet voor werken of ander materiaal voor het publiek beschikbaar gesteld op grond van overeengekomen bepalingen op zodanige wijze dat leden van het publiek daartoe toegang hebben op een door hen individueel gekozen plaats en tijd.

Bij toepassing van dit artikel in samenhang met Richtlijnen 92/100/EEG en 96/9/EG is dit lid mutatis mutandis van toepassing.

Artikel 7

Verplichtingen inzake informatie over het beheer van rechten

  • 1. 
    De lidstaten voorzien in een passende rechtsbescherming tegen eenieder die opzettelijk op ongeoorloofde wijze een van de volgende handelingen verricht:
  • a) 
    de verwijdering of wijziging van elektronische informatie betreffende het beheer van rechten,
  • b) 
    de verspreiding, de invoer ter verspreiding, de uitzending, de mededeling aan het publiek of de beschikbaarstelling voor het publiek van werken of ander materiaal beschermd krachtens deze richtlijn of krachtens hoofdstuk III van Richtlijn 96/9/EG, waaruit op ongeoorloofde wijze elektronische informatie betreffende het beheer van rechten is verwijderd of waarin op ongeoorloofde wijze dergelijke informatie is gewijzigd,

en die weet of redelijkerwijs behoort te weten dat hij zodoende aanzet tot een inbreuk op het auteursrecht en de wettelijk vastgestelde naburige rechten of op het in hoofdstuk III van Richtlijn 96/9/EG bedoelde sui generis recht, dan wel een dergelijke inbreuk mogelijk maakt, vergemakkelijkt of verbergt.

  • 2. 
    Voor de toepassing van dit artikel wordt onder "informatie betreffende het beheer van rechten" verstaan alle door de rechthebbenden verstrekte informatie die dient ter identificatie van het werk of het andere materiaal, bedoeld in deze richtlijn of bestreken door het in hoofdstuk III van Richtlijn 96/9/EG bedoelde sui generis recht, dan wel van de auteur of een andere rechthebbende, of informatie betreffende de voorwaarden voor het gebruik van het werk of het andere materiaal, alsook de cijfers of codes waarin die informatie vervat ligt.

De eerste alinea is van toepassing, wanneer bestanddelen van deze informatie zijn verbonden met een kopie van, of kenbaar worden bij de mededeling aan het publiek van een werk of ander materiaal bedoeld in deze richtlijn of bestreken door het in hoofdstuk III van Richtlijn 96/9/EG bedoelde sui generis recht.

HOOFDSTUK IV

GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN

Artikel 8

Sancties en rechtsmiddelen

  • 1. 
    De lidstaten voorzien in passende sancties en rechtsmiddelen met betrekking tot inbreuken op de in deze richtlijn omschreven rechten en verplichtingen en dragen er zorg voor, dat deze sancties en rechtsmiddelen daadwerkelijk worden toegepast. De aldus vastgestelde sancties moeten doeltreffend en evenredig zijn en bijzonder preventieve werking hebben.
  • 2. 
    Elke lidstaat draagt er zorg voor, dat rechthebbenden wier belangen worden geschaad door een inbreukmakende handeling die op zijn grondgebied plaatsvindt, een vordering tot schadevergoeding en/of beëindiging van de inbreuk en in voorkomend geval een vordering tot inbeslagneming van het inbreukmakende materiaal en de in artikel 6, lid 2, bedoelde inrichtingen, producten of onderdelen kunnen instellen.
  • 3. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de rechthebbenden kunnen verzoeken om een verbod ten aanzien van tussenpersonen wier diensten door een derde worden gebruikt om inbreuk te maken op een auteursrecht of naburige rechten.

Artikel 9

Voortgezette toepassing van andere wettelijke bepalingen

Deze richtlijn doet geen afbreuk aan bepalingen betreffende met name octrooirechten, handelsmerken, rechten inzake tekeningen of modellen, gebruiksmodellen, topografieën van halfgeleiderproducten, lettertypes, voorwaardelijke toegang, toegang tot de kabel van omroepdiensten, de bescherming van nationaal bezit, vereisten inzake wettelijk depot, beperkende praktijken en oneerlijke concurrentie, handelsgeheimen, veiligheid, vertrouwelijkheid, gegevensbescherming en persoonlijke levenssfeer, toegang tot overheidsdocumenten en het overeenkomstenrecht.

Artikel 10

Toepassing in de tijd

  • 1. 
    De bepalingen van deze richtlijn zijn van toepassing op alle in deze richtlijn bedoelde werken en ander materiaal, welke op 22 december 2002 door de wetgeving van de lidstaten inzake het auteursrecht en de naburige rechten worden beschermd of aan de criteria voor bescherming krachtens deze richtlijn of de in artikel 1, lid 2, bedoelde bepalingen voldoen.
  • 2. 
    Deze richtlijn laat alle vóór 22 december 2002 verrichte handelingen en verkregen rechten onverlet.

Artikel 11

Technische aanpassingen

  • 1. 
    Richtlijn 92/100/EEG wordt als volgt gewijzigd:
  • a) 
    artikel 7 wordt geschrapt;
  • b) 
    artikel 10, lid 3, komt als volgt te luiden: "3. De beperkingen mogen slechts in bepaalde bijzondere gevallen worden toegepast, mits daarbij geen afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van werken of ander materiaal en de wettige belangen van de rechthebbenden niet onredelijk worden geschaad.".
  • 2. 
    Artikel 3, lid 2, van Richtlijn 93/98/EEG wordt als volgt gelezen: "2. De rechten van producenten van fonogrammen vervallen 50 jaar na de vastlegging. Indien het fonogram echter binnen deze termijn op geoorloofde wijze gepubliceerd is, vervallen de rechten 50 jaar na de datum van die eerste publicatie. Indien binnen de in de eerste zin bedoelde termijn geen geoorloofde publicatie heeft plaatsgevonden en het fonogram tijdens deze termijn op geoorloofde wijze aan het publiek is medegedeeld, vervallen de rechten 50 jaar na de datum van de eerste geoorloofde mededeling aan het publiek.

Indien een fonogram echter op 22 december 2002 niet langer is beschermd doordat de overeenkomstig dit lid in de versie vóór wijziging bij Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij(11) verleende beschermingstermijn is verstreken, wordt het fonogram door dit lid niet opnieuw beschermd.".

Artikel 12

Slotbepalingen

  • 1. 
    Uiterlijk 22 december 2004 en vervolgens om de drie jaar legt de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Economisch en Sociaal Comité een verslag over de toepassing van deze richtlijn voor, waarin zij, onder meer op basis van de haar door de lidstaten te verschaffen relevante informatie, in het bijzonder de toepassing van de artikelen 5, 6 en 8 onderzoekt in het licht van de ontwikkeling van de digitale markt. Wat artikel 6 betreft, gaat de Commissie in het bijzonder na of dit artikel een voldoende hoog beschermingsniveau biedt en of bij wet toegestane handelingen een nadelige invloed ondervinden van het gebruik van doeltreffende technische voorzieningen. Wanneer dit noodzakelijk is, in het bijzonder met het oog op de goede werking van de interne markt, zoals in artikel 14 van het Verdrag omschreven, dient de Commissie voorstellen tot wijziging van deze richtlijn in.
  • 2. 
    De bescherming van de naburige rechten laat onverlet en is op generlei wijze van invloed op de auteursrechtelijke bescherming.
  • 3. 
    Hierbij wordt een contactcomité ingesteld dat bestaat uit vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten. Het wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie en komt op diens initiatief dan wel op verzoek van een delegatie van een lidstaat bijeen.
  • 4. 
    De taken van dit comité zijn
  • a) 
    de gevolgen van deze richtlijn voor de werking van de interne markt bestuderen en eventuele moeilijkheden onder de aandacht brengen;
  • b) 
    regelmatig overleg voeren over problemen in verband met de toepassing van deze richtlijn;
  • c) 
    informatie uitwisselen over relevante ontwikkelingen die zich in wetgeving en rechtspraak en op economisch, sociaal, cultureel en technologisch gebied voordoen;
  • d) 
    fungeren als forum waar de digitale markt voor werken en ander materiaal, het kopiëren voor privé-gebruik en het gebruik van technische voorzieningen daaronder inbegrepen, wordt geëvalueerd.

Artikel 13

Omzetting

  • 1. 
    De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk 22 december 2002 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

  • 2. 
    De lidstaten delen de Commissie de tekst van de bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 14

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 15

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 22 mei 2001.

Voor het Europees Parlement

De voorzitster

  • N. 
    Fontaine

Voor de Raad

De voorzitter

  • M. 
    Winberg
  • (1) 
    PB C 108 van 7.4.1998, blz. 6 en

PB C 180 van 25.6.1999, blz. 6.

  • (2) 
    PB C 407 van 28.12.1998, blz. 30.
  • (3) 
    Advies van het Europees Parlement van 10 februari 1999 (PB C 150 van 28.5.1999, blz. 171), Gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 28 september 2000 (PB C 344 van 1.12.2000, blz. 1) en Besluit van het Europees Parlement van 14 februari 2001 (nog niet gepubliceerd in het Publicatieblad). Besluit van de Raad van 9 april 2001.
  • (4) 
    PB L 178 van 17.7.2000, blz. 1.
  • (5) 
    Richtlijn 91/250/EEG van de Raad van 14 mei 1991 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma's (PB L 122 van 17.5.1991, blz. 42). Richtlijn als gewijzigd bij Richtlijn 93/98/EEG.
  • (6) 
    Richtlijn 92/100/EEG van de Raad van 19 november 1992 betreffende het verhuurrecht, het uitleenrecht en bepaalde naburige rechten op het gebied van intellectuele eigendom (PB L 346 van 27.11.1992, blz. 61). Richtlijn als gewijzigd bij Richtlijn 93/98/EEG.
  • (7) 
    Richtlijn 93/83/EEG van de Raad van 27 september 1993 tot coördinatie van bepaalde voorschriften betreffende het auteursrecht en naburige rechten op het gebied van de satellietomroep en de doorgifte via de kabel (PB L 248 van 6.10.1993, blz. 15).
  • (8) 
    Richtlijn 93/98/EEG van de Raad van 29 oktober 1993 betreffende de harmonisatie van de beschermingstermijn van het auteursrecht en van bepaalde naburige rechten (PB L 290 van 24.11.1993, blz. 9).
  • (9) 
    Richtlijn 96/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken (PB L 77 van 27.3.1996, blz. 20).
  • (10) 
    PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.
  • (11) 
    PB L 167 van 22.6.2001, blz. 10.

3.

Verwante dossiers

 
 

4.

Uitgebreide versie

Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.

De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.

5.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.