Voorbeelden vertrouwenskwestie
Het stellen van de vertrouwenskwestie1 kan in verschillende situaties gebeuren. Er zijn een aantal mogelijkheden om het wantrouwen te laten blijken. Als het kabinet2 met aftreden dreigt, spreken we van het stellen van de kabinetskwestie. Een minister kan de portefeuillekwestie stellen.
Inhoudsopgave
Indien de Tweede3 of Eerste Kamer4 een besluit dreigt te nemen dat voor het kabinet of een bewindspersoon onaanvaardbaar is, dan kan de vertrouwenskwestie worden gesteld. Dat betekent dat het kabinet (of een bewindspersoon) dreigt met een crisis. Feitelijk wil het kabinet (of bewindspersoon) van de Kamer horen of het nog wel het vertrouwen heeft. Hieronder worden een aantal voorbeelden genoemd van situaties waarin de vertrouwenskwestie tussen een kabinet en de Eerste of Tweede kamer werd gesteld.
Drie voorbeelden van crises na het stellen van de vertrouwenskwestie in de Tweede Kamer.
Kwestie |
Gevolgen |
---|---|
De VVD6 wees de plannen tot hogere lasten voor automobilisten af en diende hierover een motie in. De motie was onaanvaardbaar voor het kabinet. Hoewel de motie niet in stemming kwam, was de opstelling van de VVD reden voor het kabinet om te constateren dat het niet langer het vertrouwen van de meerderheid van de Tweede Kamer had. |
|
Motie-Schmelzer (1966) over het financieel-economisch beleid van het kabinet-Cals7 |
Hoewel de indiener, KVP8-fractievoorzitter Schmelzer9, verklaarde dat de motie niet als motie van wantrouwen moest worden beschouwd, deed het kabinet dat wel. Aanneming ervan leidde tot de val van het kabinet. |
Motie-Van Eibergen (1960) over het aantal te bouwen woningwetwoningen10 |
Minister Van Aartsen11 van Volkshuisvesting wees de wens van de Kamer om meer goedkope huizen te bouwen af, vanwege de financiële gevolgen. De overige ministers steunden hem, waardoor tevens de kabinetskwestie werd gesteld. Na aanneming van de motie ontstond een kabinetscrisis. |
Neem contact op met de redactie van PDC voor een uitgebreider overzicht vanaf 1933.
In de volgende voorbeelden ontstond er geen crisis na het stellen van de vertrouwenskwestie in de Tweede kamer.
Kwestie |
Gevolgen |
---|---|
Motie-Wallage12/ Korthals13/ Dittrich14 over de afvloeiingsregeling voor de ontslagen procureur-generaal Van Randwijck (1995) |
In de motie werd daarover afkeuring uitgesproken. Minister Sorgdrager15 vroeg daarom de regeringsfracties nadrukkelijk het vertrouwen in haar uit te spreken. Omdat de fractievoorzitters Wallage (PvdA), Bolkestein16 (VVD) en Wolffensperger17 (D66) dat vertrouwen schonken, verbond de minister geen consequenties aan de aanvaarding van de motie-Wallage c.s. |
Motie-Meijer/Nuis tegen minister Van den Broek (1988) |
In 1988 dreigde premier Lubbers18 met een kabinetscrisis als de Tweede Kamer een tegen minister Van den Broek19 gerichte motie-Meijer20/Nuis21 zou aanvaarden.In de motie werd de minister gevraagd de bevindingen van de enquêtecommissie paspoortaffaire te onderschrijven en daarnaar te handelen. Dit betrof met name de informatievoorziening aan de Kamer, die volgens de commissie in het verleden tekort was geschoten. De motie-Meijer/Nuis werd verworpen. |
Motie-Den Uyl (1984) over de uitkomst van de RSV-enquête22 |
De motie sprak uit dat de Tweede Kamer de conclusies van de enquêtecommissie deelde. Daardoor werd tevens afkeuring uitgesproken over het door minister Van Aardenne23 onvolledig informeren van de Tweede Kamer. De politieke lading die Den Uyl24 aan zijn motie gaf, was voor het kabinet en voor de regeringspartijen reden om de motie af te wijzen. |
Neem contact op met de redactie van PDC voor een uitgebreider overzicht vanaf 1961.
In de volgende gevallen ontstond er geen crisis na het stellen van de vertrouwenskwestie in de Eerste Kamer.
Kwestie |
Gevolgen |
---|---|
Huurwaardeforfait (1991) |
In 1991 sprak de CDA-fractie zich uit tegen verhoging van het huurwaardeforfait. Die verhoging was afgesproken, nadat coalitiepartij PvdA akkoord was gegaan met een huurverhoging. Staatssecretaris Van Amelsvoort25 en minister-president Lubbers18 dreigden met een kabinetscrisis als het voorstel verworpen zou worden. Voor die politieke druk zwichtte de CDA-fractie.. |
Aanpassingen in de AAW (1989). |
In 1989 dreigde minister van Financiën Kok26 met een kabinetscrisis als de Eerste Kamer een wetsvoorstel over aanpassingen in de AAW zou verwerpen. Verwerping had volgens Kok te grote financiële consequenties. Het CDA, dat zich aanvankelijk tegen het voorstel had gekeerd, stemde toen alsnog voor. |
Wetsvoorstel Harmonisatiewet HBO/WO (1988) |
In 1988 zette minister Deetman27 buiten de vergadering om de regeringsfracties (VVD en CDA) onder druk toen die overwogen tegen het wetsvoorstel Harmonisatiewet HBO/WO te stemmen. Daardoor zou onder meer de duur van het recht op studiefinanciering worden beperkt. De Eerste Kamer vreesde aantasting van bestaande rechten, doordat de wet terugwerkende kracht had. Onder dreiging van een kabinetscrisis gingen CDA en VVD om. Over het buiten de vergadering om stellen van de kabinetscrisis werd enige tijd later in de Eerste Kamer door de leden Vis28 (D66) en De Gaaij Fortman29 (PPR) een interpellatie gehoude |
Wetsvoorstel minister De Brauw om het collegegeld te verhogen (1972) |
In 1972 was er in de regeringsfracties van KVP, ARP en CHU verzet tegen een wetsvoorstel van minister De Brauw30 (DS'70) om het collegegeld te verhogen. De minister stelde, in aanwezigheid van minister-president Biesheuvel31, de vertrouwenskwestie. Het wetsvoorstel verkreeg hierna alsnog een meerderheid. Verhoging van de bijdrage van studenten aan de bekostiging van hun studie, werd als essentieel onderdeel van het kabinetsbeleid beschouwd. |
Onaanvaardbaar
Kabinet2 en ministers zijn in het algemeen terughoudend met het uitspreken van het onaanvaardbaar in de Eerste Kamer4. Het onaanvaardbaar is simpel gesteld het dreigen met een kabinetscrisis32. Daarmee zou echter een politiek conflict ontstaan, waarvoor niet eenvoudig een oplossing zal zijn te vinden. Bovendien wordt dergelijke druk op de Eerste Kamer strijdig geacht met de taak van de Eerste Kamer.
Meer over
- 1.De vertrouwensregel houdt in dat een minister, staatssecretaris of het kabinet als geheel moet aftreden als zij niet langer het vertrouwen genieten van het parlement (lees: de Tweede Kamer). De vertrouwensregel zegt dus niet dat bewindspersonen per se moeten aftreden als ze een fout hebben gemaakt.
- 2.Met het begrip kabinet worden alle ministers en staatssecretarissen bedoeld. Een kabinet wordt genoemd naar de minister-president, bijvoorbeeld het kabinet-Drees of het kabinet-Kok. In het spraakgebruik worden de begrippen regering en kabinet vaak door elkaar gebruikt. Strikt genomen, is er echter een verschil tussen beide. Met de term 'regering' duiden we het staatshoofd (koning of koningin) samen met de ministers aan.
- 3.De Tweede Kamer is deel van de volksvertegenwoordiging. Zij speelt een belangrijke rol bij de totstandkoming van wetten, controleert de regering en beslist over de vraag of een kabinet (of bewindspersoon) genoeg vertrouwen heeft.
- 4.De Eerste Kamer is deel van de volksvertegenwoordiging en heeft met name een rol op wetgevend gebied. Over een wetsvoorstel moet, als de Tweede Kamer het heeft aangenomen, ook door de Eerste Kamer worden gestemd. De Eerste Kamer kan een wetsvoorstel nog tegenhouden.
- 5.Op 3 mei 1989 kwam er een einde aan bijna zeven jaar samenwerking tussen CDA en VVD onder minister-president Ruud Lubbers. De VVD-fractie kon zich niet vinden in het door het kabinet genomen besluit over afschaffing van het reiskostenforfait.
- 6.De Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD) is een rechtse liberale partij, met op onder meer ethisch gebied progressievere standpunten. Politiek leider is sinds 14 augustus 2023 Dilan Yesilgöz-Zegerius. De partij werd opgericht in 1948 als opvolger van de Partij van de Vrijheid (PvdV), die weer een voortzetting was van de vooroorlogse Liberale Staatspartij (LSP).
- 7.Het slot van de algemene beschouwingen over de begroting voor 1967 in de nacht van 13 op 14 oktober 1966 staat bekend als de Nacht van Schmelzer. Het debat eindigde namelijk in de nachtelijke uren met de aanneming van een door KVP-fractievoorzitter Schmelzer ingediende motie, die door het kabinet-Cals tot motie van wantrouwen was verklaard. Die stemmingsuitslag leidde tot de val van het kabinet.
- 8.De KVP was een christendemocratische partij, die, hoewel zij voor iedereen openstond, vrijwel uitsluitend aanhang had onder de katholieken. De partij was in 1945 de opvolger van de vooroorlogse RKSP. In 1980 fuseerde zij met ARP en CHU tot het CDA. De KVP had met name in sommige streken (Limburg, Noord-Brabant, delen van Gelderland, Twente) een sterke machtspositie.
- 9.Leider van de KVP in de jaren zestig, toentertijd de grootste partij. Pragmatische christendemocraat, die na een ambtelijke loopbaan snel carrière maakte in de politiek, mede dankzij de steun van KVP-voorman Romme. Werd na staatssecretariaten in de kabinetten-Drees, -Beel en -De Quay eind 1963 fractievoorzitter. Speelde als zodanig een hoofdrol in de naar hem genoemde 'Nacht'. Een door hem ingediende motie leidde toen (14 oktober 1966) tot de val van het door zijn partijgenoot Cals geleide kabinet. Leidde daarna nog tot 1971 zijn partij en werd vervolgens minister van Buitenlandse Zaken in het kabinet-Biesheuvel. Charmante, hoffelijke man, die echter evenzeer als behendig machtspoliticus werd gezien. Door de cabaretier Wim Kan werd hij vanwege zijn rol bij de kabinetscrisis van 1966 omschreven als 'een (gladde) teckel met een vette kluif in zijn bek'.
- 10.Op 23 december 1960 kwam het kabinet-De Quay ten val, nadat de Tweede Kamer een motie-Van Eibergen had aangenomen, waarin om de bouw van 5000 extra woningwetwoningen werd gevraagd. Minister Van Aartsen had aanneming van deze door zijn partijgenoot ingediende motie ontraden. Hij verbond daar zijn politieke 'lot' en daarmee het lot van het gehele kabinet aan.
- 11.Secretaris van de Christelijke werkgevers en wethouder in Den Haag, die in 1958 Algera als minister van Verkeer en Waterstaat in het vierde kabinet-Drees opvolgde. Bekleedde die post later ook in het kabinet-Marijnen. Was minister van Volkshuisvesting in het kabinet-De Quay. Bracht een eerste nota over de ruimtelijke ordening uit en was middelpunt van de kabinetscrisis in 1960 over de woningbouw. Stelde het rijkswegenfonds in. Na zijn ministerschap Commissaris van de Koningin in Zeeland. Gedegen, maar niet al te opvallend bestuurder.
- 12.PvdA-bestuurder en politicus die van jongs af aan politiek actief was. Socioloog uit een joods middenstandsgezin. Werd al op jonge leeftijd wethouder van Groningen. In de Tweede Kamer aanvankelijk onderwijsspecialist en woordvoerder Zuid-Afrikabeleid. Goed, spreekvaardig debater. Als staatssecretaris in het derde kabinet-Lubbers, eerst van onderwijs en daarna van sociale zaken, bracht hij belangrijke wetgeving in het Staatsblad, zoals de Wet op de basisvorming en de Wet voorzieningen gehandicapten. Onderhandelde in 1994 over de vorming van het eerste paarse kabinet. Na een vierjarige periode fractievoorzitter te zijn geweest, werd hij burgemeester van Groningen. Stond als zodanig ruim tien jaar goed aangeschreven. Is nu honorair hoogleraar.
- 13.Rotterdamse advocaat die in de VVD tot de vooruitstrevende vleugel hoorde. Kwam in 1982 in de Tweede Kamer en maakte deel uit van de enquêtecommissie RSV. Nam in tegenstelling tot Joekes afstand van de negatieve conclusie over zijn partijgenoot Van Aardenne. Woordvoerder justitie en studiefinanciering. Klom later op tot vicefractievoorzitter. Minister van Justitie in het kabinet-Kok II en van Defensie in het kabinet-Balkenende I. Trad af nadat in het rapport van enquêtecommissie bouwfraude was geconcludeerd dat hij de Kamer onvolledig had geïnformeerd. Tegenstander van te grote inperking van de persoonlijke levenssfeer. Hem werd soms verweten tamelijk lui te zijn, maar hij bracht niettemin de nodige wetgeving tot stand. Was in 2011-2014 voorzitter van de VVD.
- 14.Boris Dittrich (1955) is sinds 11 juni 2019 lid van de D66-Eerste Kamerfractie. Hij was eerder in de jaren 1994-2006 Tweede Kamerlid. In de periode 2003-2006 was hij fractievoorzitter. Voor hij Kamerlid werd, was hij advocaat en rechter bij de Arrondissementsrechtbank Alkmaar. In de Kamer hield hij zich aanvankelijk vooral bezig met justitie en later ook met terreinen als werkgelegenheid, Antilliaanse zaken, medisch-ethische zaken, cultuur, ontwikkelingssamenwerking, politie en integratie. Zette zich volop in voor de rechten van homo's en bracht vier initiatiefwetten tot stand. Na zijn Tweede Kamerlidmaatschap werkte hij bij Human Rights Watch. Is als Eerste Kamerlid woordvoerder justitie, binnenlandse zaken en asiel en Koninkrijksrelaties.
- 15.D66-minister tijdens Paars I, die als bekwaam juriste en wetgever optrad, maar desondanks later aan politiek gezag inboette. Was officier van justitie en procureur-generaal en daarna minister van Justitie in het kabinet-Kok I. Wist belangrijke wetgeving tot stand te brengen, zoals de reorganisatie van het Openbaar Ministerie en een nieuwe regeling voor TBS. Kreeg te maken met de nasleep van de IRT-affaire. Een ruime 'gouden handdruk' aan de Amsterdamse procureur-generaal Van Randwijck bracht haar in politieke problemen. Kwam in 1998 bovendien in conflict met de top van het OM. Moest na haar ministerschap afzien van een benoeming tot Nationale Ombudsman en verliet al na enkele maanden de Eerste Kamer om voorzitter te worden van de Raad voor Cultuur. Was daarna 12 jaar lid van de Raad van State. Sinds 2018 is zij minister van staat.
- 16.Succesvolle en erudiete VVD-politicus, die zijn partij in 1994 en 1998 naar verkiezingsoverwinningen leidde. Afkomstig uit het bedrijfsleven (Shell) en uit hoofde van zijn functies lange tijd in het buitenland verblijvend. Was staatssecretaris van buitenlandse handel in het eerste kabinet-Lubbers en daarna een vooraanstaand VVD-Kamerlid. Volgde in 1988 Van Eekelen op als minister van Defensie en werd in 1990 politiek leider van de VVD, als tussentijdse opvolger van Voorhoeve. Bleef daarna, net als Romme (KVP) in de jaren vijftig, buiten het kabinet. Wist als geen ander het publieke debat te stimuleren door pittige uitspraken en plaatste het thema 'integratie' blijvend op de politieke agenda. In 1999-2004 Europees Commissaris voor de interne markt. Was daarna bijzonder hoogleraar in Delft en Leiden.
- 17.Amsterdamse D66-politicus die na onder meer fotograaf, journalist en docent te zijn geweest, wethouder van Amsterdam werd. Stapte in 1986 over naar de Tweede Kamer en werd daar een gerespecteerd, spreekvaardig lid, onder meer op justitiegebied. Volgde Van Mierlo op als fractievoorzitter toen die lid werd van het paarse kabinet. Had in die functie soms de moeilijke taak kritisch te zijn over het beleid van enkele D66-bewindslieden en tegelijkertijd het kabinetsbeleid te steunen. Verliet nog voor het einde van de kabinetsperiode de Haagse politiek om omroepbestuurder te worden. Zoon van de vermoorde verzetsstrijder Gerrit Jan van der Veen.
- 18.Christendemocraat die twaalf jaar minister-president was. Werd in 1973 als jonge ondernemer minister van Economische Zaken in het kabinet-Den Uyl. Na zijn ministerschap en een jaar 'gewoon' Kamerlid voorzitter van de CDA-fractie. Was vier jaar steunpilaar van het kabinet-Van Agt/Wiegel. Na het mislukte kabinet-Van Agt/Den Uyl werd hij in 1982 premier en CDA-leider. Voerde in kabinetten met de VVD een 'no-nonsense'-beleid dat zorgde voor economisch herstel en vermindering van de staatsschuld. Leidde het CDA in 1986 naar verkiezingswinst en wist die in 1989 te consolideren. Werd daarna premier van een kabinet met de PvdA. Een meester in het vinden van compromisteksten, die vaak tot stand kwamen op zijn werkkamer, het torentje. Na zijn premierschap ontging hem het voorzitterschap van de Europese Commissie en de functie secretaris-generaal van de NAVO. Werd later wel onverwacht Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen, maar trad in 2005 voortijdig terug. Harde werker, manager.
- 19.Juridisch geschoolde CDA-politicus, die lange tijd minister van Buitenlandse Zaken was. Begon zijn loopbaan als advocaat in Rotterdam en was later werkzaam bij Enka in Arnhem. Justitie-woordvoerder van de KVP en het CDA in de Tweede Kamer. Werd in 1982, na één jaar staatssecretaris te zijn geweest, minister. Gold als een overtuigd aanhanger van de Atlantische samenwerking en verdedigde van harte het NAVO-besluit om kruisraketten te plaatsen in Nederland. Dreigde met name op Europees gebied soms overvleugeld te worden door de premier. Was enige tijd 'kroonprins' bij het CDA. Na zijn ministerschap Europees Commissaris voor buitenlandse betrekkingen. Geen voorstander van een moraliserende buitenlandse politiek. Kwam vaak nogal zelfstandig tot zijn beleidskeuzes. Kreeg in 2005 de titel minister van staat.
- 20.Uit het vormingswerk afkomstige PvdA-voorman. Behoorde tot Nieuw Links en werd in 1971 Kamerlid. Maakte zich als staatssecretaris in het kabinet-Den Uyl sterk voor verbetering van het bibliotheekwerk, het welzijnswerk en het ouderenbeleid. Zijn drie 'groene' nota's gaven de aanzet voor betere bescherming van natuurgebieden en cultuurlandschappen. Daarna opnieuw Kamerlid. Verloor in 1979 de strijd om het PvdA-voorzitterschap van Max van den Berg, die radicaler was en dichter bij de basis stond. In de jaren 1981-1982 fractievoorzitter ten tijde van het kabinet-Van Agt/Den Uyl. Werd in 1989 Commissaris van de Koningin in Drenthe en stapte daarna over naar het bankwezen. Vervulde toen belangrijke functies in het bedrijfsleven zonder vaak in de publiciteit te treden. Werd daardoor voor velen vertrouwenspersoon en een invloedrijke schakel tussen politiek en samenleving.
- 21.D66-politicus, die voor zijn politieke loopbaan bekendheid kreeg als literair criticus en publicist. Was na wetenschappelijk medewerker aan de universiteiten van Groningen en Amsterdam te zijn geweest redacteur van het literaire tijdschrift Tirade. In de Tweede Kamer onder meer woordvoerder mediabeleid en onderwijs. Had ook korte tijd zitting in de Eerste Kamer. In het eerste kabinet-Kok was hij staatssecretaris voor cultuur en bracht hij een herziening van de Archiefwet en belangrijke wetgeving op het gebied van de media tot stand. Lange man, met een milde, beschouwelijke aard.
- 22.In 1983-1984 werd een parlementaire enquête gehouden naar de ondergang van het scheepsnieuwbouwbedrijf Rijn-Schelde-Verolme (RSV). Dat bedrijf was eind jaren '60 mede onder druk van de overheid door een fusie ontstaan. Aan het concern was jarenlang door de overheid forse financiële steun verleend van zo'n 2,2 miljard gulden, maar uiteindelijk ging het bedrijf in 1983 toch ter ziele.
- 23.Liberaal wis- en natuurkundige met een brede maatschappelijke en culturele belangstelling. Speelde in de VVD dertig jaar een belangrijke rol. Voor hij in de landelijke politiek kwam directeur van een ijzergieterij. In de Tweede Kamer tijdens het kabinet-Den Uyl financieel woordvoerder van de oppositie. Minister van Economische Zaken in de kabinetten-Van Agt I en -Lubbers I (in dat kabinet tevens viceminister-president). Kreeg onder meer te maken met de teloorgang van de Nederlandse scheepsindustrie. 'Aangeschoten wild' door de RSV-enquête, vanwege het onjuist informeren van de Tweede Kamer. Was in 1994 als informateur 'wegbereider' van het paarse kabinet en zag die benoeming als een rehabilitatie. Gedegen stabiele figuur.
- 24.Gedreven PvdA-ideoloog en -politicus en econoom. Voor sommigen 'ome Joop', voor anderen de verpersoonlijking van verfoeilijk socialisme. Kwam vanuit de journalistiek in de 'denktank' van de PvdA en werd in 1956 Tweede Kamerlid. Stapte in 1962 over het wethouderschap van economische zaken in Amsterdam en stimuleerde onder andere de industrievestiging. In 1965 minister van Economische Zaken in het kabinet-Cals. Volgde in 1966 Vondeling op als partijleider. Zou tot 1986 het gezicht van de PvdA zijn. Het door hem geleide kabinet ging als het meest linkse de geschiedenis in. Kon het succes bij de verkiezingen van 1977 niet omzetten in hernieuwde regeermacht. Zijn derde optreden als minister (ditmaal van Sociale Zaken onder Van Agt) verliep teleurstellend. Ondanks herstel in 1982 bleef zijn partij buiten het kabinet. Erudiet analyticus en scherp debater, die door zijn gedrevenheid echter soms drammerig overkwam.
- 25.Veelzijdige katholieke politicus uit Brabant die vijfentwintig jaar in diverse functies actief was. Begon zijn loopbaan in het bankwezen en was daarna financieel-economisch woordvoerder van de KVP in Eerste en Tweede Kamer. Hield zich als Tweede Kamerlid ook bezig met buitenlandse zaken. Tussen 1980 en 1994 diverse keren staatssecretaris van Financiën en Binnenlandse Zaken. Als staatssecretaris van Binnenlandse Zaken bracht hij nieuwe wetgeving over rampenbestrijding tot stand; als staatssecretaris van fiscale zaken een nieuwe belasting op personenauto's. Was in die functie ook verantwoordelijk voor verhoging van de accijns op autobrandstoffen, in latere politieke discussies bekend als 'het kwartje van Kok'.
- 26.Minister-president die acht jaar lang een coalitie leidde met daarin de politieke tegenvoeters PvdA en VVD (de paarse kabinetten). Was van betrekkelijk eenvoudige komaf en klom via de vakbond op tot minister. Volgde in 1986 Den Uyl op als partijleider en was minister van Financiën in het derde kabinet-Lubbers. Voerde een stringent ombuigingsbeleid. Dat beleid werd onder zijn premierschap (Paars I) voortgezet en leidde tot groei van de werkgelegenheid. Kreeg als minister-president te maken met het debacle in Srebrenica en de bijna-crisis rond het huwelijk van de kroonprins. Zijn tweede kabinet was vooral in de laatste periode minder succesvol door problemen in de zorg en het onderwijs en dat leidde mede tot een verkiezingsnederlaag van de PvdA. Werd in 2003 minister van staat. Integere, resultaatgerichte en meer op samenbinden dan op bezielen ingestelde rasbestuurder. Internationaal gerespecteerd. Kon soms wat nors zijn als er in zijn ogen onterechte kritiek was.
- 27.Vooraanstaande in Den Haag geboren politicus van CHU-huize. Begon zijn loopbaan bij een protestants-christelijke onderwijsorganisatie. Werd, na vier jaar de CDA-onderwijswoordvoerder in de Tweede Kamer te zijn geweest, staatssecretaris van voortgezet onderwijs. Minister van Onderwijs en Wetenschappen in de kabinetten-Lubbers. Had daar de lastige taak omvangrijke bezuinigingen door te voeren en kwam zwaar onder vuur te liggen van studenten en leerkrachten. Bracht de Wet op de studiefinanciering tot stand, waarvan de uitvoering aanvankelijk veel problemen kende. Werd na dit ministerschap 'beloond' met het voorzitterschap van de Tweede Kamer. Van 1996 tot 2008 burgemeester van Den Haag. Krachtige, pragmatische bestuurder en taai onderhandelaar, die uitstekend zijn stad wist te promoten. Was daarna zeven jaar staatsraad.
- 28.Staatsrechtgeleerde die lange tijd een vooraanstaande D66-senator was. Aanvankelijk parlementair journalist bij onder meer NRC Handelsblad en later hoogleraar staatsrecht in Groningen. Als Eerste Kamerlid mede-initiatiefnemer van een voorstel voor een enquête en interpellant, toen minister Deetman buiten de Kamervergadering met aftreden had gedreigd om zo de CDA-fractie onder druk te zetten. Vooral door een heldere betoogtrant en een sterk analytisch vermogen had hij in de Senaat veel gezag. Had in 1994 als informateur een belangrijk aandeel in de totstandkoming van het eerste paarse kabinet. Sloot zijn loopbaan af als staatsraad. Mede-auteur van een standaardwerk over parlementaire geschiedenis.
- 29.Voorman en later senator van de PPR en deskundige op het gebied van politieke economie. Stapte in 1970 als één van de weinige ARP-spijtstemmers over naar de PPR. Hoogleraar in Afrika, daarna jarenlang aan het Institute for Social Studies en vanaf 2000 aan de Universiteit Utrecht. In 1971 Tweede Kamerlid. Was op het eerste gezicht voor de wat jonge, hippe achterban een wat a-typisch PPR-lid, maar was bij hen populair. Leidde zijn partij in 1972 naar verkiezingswinst. Fractievoorzitter tijdens het kabinet-Den Uyl. Verruilde in 1977 de Tweede Kamer voor de Eerste Kamer, waarvan hij steeds meer een verdediger zou worden. Zoon van ARP-senator en minister W.F. de Gaay Fortman.
- 30.DS'70-bewindsman en Tweede Kamerlid. Deftige jonkheer, oud-verzetsman en Irene-brigadier, die vanuit het verzekeringswezen minister werd in het kabinet-Biesheuvel. Wist als minister voor wetenschappelijk onderwijs slechts met moeite zijn wetsvoorstel tot verhoging van het college- en inschrijvingsgeld voor studenten door de Eerste Kamer te loodsen. Sprak in de ministerraad met trompetachtige stem en lag slecht bij sommige collegae (met name bij Boersma), die hem te star vonden. Werd na zijn vertrek als minister Tweede Kamerlid en kwam in 1975 in conflict met Drees jr. over de koers van de partij. Stapte later over naar D66. Begin jaren tachtig voorzitter van de Brede Maatschappelijke Discussie over kernenergie.
- 31.Charismatische ARP-voorman, minister van Landbouw en premier. Afkomstig uit Haarlemmerliede en net als Colijn een boerenzoon. Kwam via de Christelijke boeren- en tuindersbond in de Kamer, waarvan hij al snel een gerespecteerd lid was. Werd in 1963 minister van Landbouw en vicepremier. Na een mislukte poging een kabinet te vormen in 1967 fractievoorzitter. Was zowel criticaster als steunpilaar van het kabinet-De Jong. Pleitbezorger van christendemocratische samenwerking. In 1971 alsnog premier van een instabiel kabinet, dat na een jaar ten val kwam. Behaalde in november 1972 met zijn partij een goed verkiezingsresultaat, maar verdween korte tijd later vrij geruisloos uit de politiek toen zijn partij aanstuurde op een kabinet met de PvdA. Populair in eigen kring. Harde werker, pragmatisch maar ook soms erg rechtlijnig. Werd vanwege zijn lange gestalte (bijna twee meter) 'mooie Barend' genoemd.
- 32.Een kabinet kan vanwege een intern conflict of door een conflict met Tweede Kamer of Eerste Kamer ten val komen. Bij interne conflicten kan worden gedacht aan een meningsverschil tussen ministers over een te nemen maatregel of over een wetsvoorstel dat in behandeling is.