Parlementair onderzoek CTSV-affaire (1996)
Begin 1996 verschenen berichten over problemen bij het College van Toezicht Sociale Verzekeringen (CTSV). Met name de verhoudingen tussen bestuur en directie waren ernstig verstoord. Bovendien was de Tweede Kamer1 niet in kennis gesteld van CTSV-rapporten over evaluatie van de Wet terugdringing ziekteverzuim (TZ). Daaruit bleek dat door die wet een besparing die in drie jaar had moeten worden gehaald, al in één jaar was bereikt. De affaire zou uiteindelijk leiden tot het aftreden van staatsecretaris Linschoten, op 27 juni 1996.
Nadat schriftelijke vragen onvoldoende duidelijkheid hadden verschaft en staatssecretaris Robin Linschoten2 had moeten erkennen tijdens een overleg onjuiste informatie te hebben verschaft, besloot de Kamer op 17 april 1996 tot het instellen van een onderzoek door een tijdelijke commissie. Voorzitter daarvan werd de PvdA'er Jan van Zijl3.
Na onder meer hoorzittingen en onderzoek door externe medewerkers, verscheen op 24 juni 1996 het verslag van de tijdelijke commissie. Belangrijke conclusies waren dat het CTSV gebrekkig had gefunctioneerd, dat ten onrechte rapporten van het Ctsv wel aan de staatssecretaris waren gestuurd, maar niet aan de Kamer, en dat de staatssecretaris onzorgvuldig was geweest bij de informatievoorziening. Na een op 27 juni 1996 gehouden Tweede Kamerdebat besloot staatssecretaris Linschoten af te treden.
Inhoudsopgave
Het CTSV was in 1994 in het leven geroepen als toezichthouder op de uitvoering van socialeverzekeringswetten. Het was de opvolger van de Sociale Verzekeringsraad (SVr) en de bedrijfsverenigingen. Het Ctsv moest onafhankelijker van de sociale partners zijn dan zijn voorgangers en werd daarom een zelfstandig bestuursorgaan, met een eigen bestuur en directie.
Op 11 januari 1996 verschenen berichten in de pers dat tussen de directie en het bestuur van het CTSV een onwerkbare situatie was ontstaan. Dat bestuur bestond uit drie voormalige politici: de PvdA'er Van Otterloo4, de CDA'er Van Rooijen5 en oud-VVD-voorzitter Van Leeuwen-Schut6.
Tevens bleek dat CTSV-rapporten over het succes van de Wet terugdringing ziekteverzuim wel bij staatssecretaris Linschoten bekend waren, maar dat de Tweede Kamer daar niets vanaf wist. De kennis over die rapporten was voor de Tweede Kamer van belang vanwege de behandeling van het wetsvoorstel Wet uitbreiding loondoorbetalingsplicht bij ziekte (Wulbz), de privatisering van de Ziektewet.
Na schriftelijke vragen besloot de Kamer mondeling te overleggen met Linschoten. Enige tijd later moest de staatssecretaris erkennen dat hij zich tijdens dat overleg had vergist, toen hij sprak over de wijze waarop hij op de hoogte was gebracht van een belangrijke conclusie uit de rapporten.
Nadat in maart 1996 een motie-Rosenmöller over het instellen van een parlementair onderzoek nog was verworpen, nam de Kamer op 2 april 1996 wel een motie-Bijleveld (CDA) aan waarin alsnog tot zo'n onderzoek werd besloten.
Jan van Zijl3 (PvdA), voorzitter
Jacob Reitsma7 (CDA), ondervoorzitter
Jan-Hendrik Klein Molekamp8 (VVD)
Jan van Walsem9 (D66)
Leonie Sipkes10 (GroenLinks)
Leen van Dijke11 (RPF)
griffier was mevrouw Mr. M. Pe.
-
-Hoe heeft het Ctsv feitelijk gefunctioneerd?
-
-Hoe heeft de relatie tussen het Ctsv en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zich ontwikkeld?
-
-Wat was de relatie tussen het Ctsv en uitvoeringsinstellingen?
De commissie trok externe adviseurs en een ambtelijke staf aan, deed feitenonderzoek, en voerde gesprekken, waarvan sommige in het openbaar plaatsvonden.
Tot de in het openbaar gehoorde personen behoorden onder anderen:
-
-W. Etty, interim-bestuurder van het CTSV
-
-drs. E.C.J.E. Czyzewski, voormalig directeur van het CTSV
-
-prof.mr. W.J.P.M. Fase, voormalig voorzitter SVr
-
-drs. M.J. van Rooijen5, voormalig bestuurslid CTSV
-
-G.J.P. van Otterloo4, voormalig bestuurslid CTSV
-
-mevr.mr. E.J.J.E. van Leeuwen-Schut6, voormalig voorzitter CTSV
-
-R.L.O. Linschoten, staatssecretaris van SZW
-
-drs. A.P.W. Melkert12, minister van SZW
Op 24 juni 1996 verscheen het rapport van de commissie met als titel: "Heel het raderwerk".
Over de gang van zaken rond de ziekteverzuim-rapporten van het CTSV concludeerde de commissie dat een sluitende reconstructie van de gang van zaken niet mogelijk was. Wel was duidelijk dat er sprake was geweest van onzorgvuldigheid. De Kamer beschikte niet op het juiste moment over aanwezige informatie.
Ernstige kritiek was er tevens op de wijze waarop het bestuur was samengesteld, en vooral op de keuze van de voorzitter. Er waren nauwelijks selectiegesprekken geweest en er was geen profielschets. Te veel was gelet op persoonlijke eigenschappen als daadkracht, geldingsdrang en standvastigheid, en te weinig op tact, inlevingsvermogen en communicatieve vaardigheden. De commissie sprak ten aanzien hiervan van een cruciale taxatiefout.
Het bestuur van het CTSV was er bovendien niet in geslaagd zijn visie op de interne organisatie gerealiseerd te krijgen. De interne verhoudingen in het CTSV stonden van het begin af onder ernstige druk. Slechte interne communicatie verergerde die situatie. Er was na enige tijd sprake van een 'loopgravenoorlog' tussen bestuur en directie.
Ook de relaties met uitvoeringsinstanties en het ministerie waren moeizaam. Vanuit het ministerie werd weinig begeleiding gegeven aan de overgang van de vroegere Sociale Verzekeringsraad naar het CTSV.
Het algehele functioneren van het CTSV had volgens de commissie ernstig geleden onder de aaneenschakeling van conflicten, voorvallen en incidenten.
Door de tijdelijke commissie werden enkele aanbevelingen gedaan om herhaling te voorkomen. Zo zou er een betere afbakening van taken tussen ministerie en toezichthouder moeten zijn. Verder diende de selectieprocedure van bestuursleden zorgvuldiger te worden, onder andere door het opstellen van een profielschets.
Op 27 juni 1996 debatteerde de Tweede Kamer over het rapport, eerst met de commissie, en vervolgens met staatssecretaris Linschoten. De conclusies van de commissie werden vrijwel unaniem gedeeld door de Tweede Kamer. Staatssecretaris Linschoten wees overigens een aantal aan zijn adres geuite beschuldigingen af. Zo ontkende hij onwaarheid te hebben gesproken. Hij zag zich wel in politieke zin beschadigd door de negatieve beeldvorming die rond hem ontstaan was.
Aan het einde van het debat concludeerde Linschoten dat van de regeringsfracties alleen zijn geestverwanten van de VVD hem vertrouwen hadden geschonken. PvdA en D66 hadden bij monde van hun woordvoerders Jeltje van Nieuwenhoven13 en Bert Bakker14 dat vertrouwen niet gegeven. Hij trok daaruit consequenties en verklaarde zijn ontslag in te zullen dienen.
Volgens de PvdA had Linschoten de kritiek op hem niet kunnen weerleggen en voor D66 waren te veel vragen onbeantwoord gebleven. De VVD legde zich met spijt neer bij het vertrek van Linschoten. VVD-leider Bolkestein erkende dat er veel voor te zeggen was om de staatssecretaris op het resultaat te beoordelen. Dat betekende volgens hem niet dat er sprake was van schuld, maar wel van verantwoordelijkheid.
Als opvolger van Linschoten werd korte tijd later de Amsterdamse wethouder Frank de Grave15 benoemd.
Meer over
- 1.De Tweede Kamer is deel van de volksvertegenwoordiging. Zij speelt een belangrijke rol bij de totstandkoming van wetten, controleert de regering en beslist over de vraag of een kabinet (of bewindspersoon) genoeg vertrouwen heeft.
- 2.VVD-politicus. Behoorde in 1982 met onder meer De Grave tot de jonge JOVD-talenten die toen toetraden tot de VVD-Tweede Kamerfractie. Werkte na een niet geheel voltooide rechtenstudie enige tijd in het bankwezen en was daarna fractiemedewerker. In de Tweede Kamer een geducht deelnemer aan debatten over sociale zaken, overheidsfinanciën en ambtenarensalarissen. Nam tijdens de kabinetten-Lubbers regelmatig afstand van het CDA en werd in het eerste kabinet-Kok staatssecretaris van Sociale Zaken. Privatiseerde de Ziektewet en bracht de omstreden Nabestaandenwet tot stand. Stapte na twee jaar op vanwege de CTSV-affaire. Was later kroonlid van de SER, consultant en ondernemer.
- 3.Gerespecteerd PvdA-Tweede Kamerlid dat zich snel een vooraanstaande positie in zijn fractie wist te verwerven. Afkomstig uit een Amsterdams katholiek gezin en na de Hogere landbouwschool landbouwer in Frankrijk. Werd daarna ambtenaar op het ministerie van Landbouw. Behandelde als nieuwkomer in de Kamer het dossier over de visfraude-affaire; een affaire die leidde tot het aftreden van minister Braks. In 1996 leidde hij de Kamercommissie die de CTSV-affaire onderzocht. Fractiesecretaris en daarna vicefractievoorzitter. Speelde een belangrijke rol bij instelling van Verantwoordingsdag. Verliet in 2000 de Kamer om leiding te geven aan de Raad voor Werk en Inkomen, daarna was hij voorzitter van de MBO-raad. Sinds 2016 is hij vicevoorzitter van het ABP.
- 4.Haags Tweede Kamerlid in twee afzonderlijke perioden. Eerst was hij dat in 1986-1994 voor de PvdA en later, in 2019-2021, voor 50PLUS. Was als PvdA-Kamerlid woordvoerder binnenlands bestuur en volksgezondheid en zette zich toen al in voor de belangen van ouderen, onder meer op het gebied van ziektekostenverzekering. Was voor die periode onder meer adjunct-directeur van de Haagse Gemeentelijke Dienst Verpleging en Verzorging en voorzitter van het PvdA-gewest Den Haag. Werd in 1994 'slachtoffer' van de vernieuwingsdrang in de PvdA en trad na zijn Kamerlidmaatschap toe tot het bestuur van het College van Toezicht Sociale Verzekeringen. Daarna was hij werkzaam bij zorgorganisaties. Voor 50PLUS kwam hij tussentijds in de Kamer en was hij woordvoerder financieel-economische zaken, landbouw en Europa.
- 5.Martin van Rooijen (1942) is sinds 11 juni 2019 lid van 50PLUS-fractie in de Eerste Kamer. Eerder was hij dat in 2015-2017. Hij werd in 1973 als 31-jarige voor de KVP staatssecretaris voor fiscale zaken in het kabinet-Den Uyl. In maart 2017 was de heer Van Rooijen op bijna 74-jarige leeftijd voor de tweede keer Tweede Kamerlid geworden. Eerder, in 1977, kwam via een opvolgersplaats voor het CDA in de Tweede Kamer, maar hij stapte toen na drie jaar over naar het bedrijfsleven. Daarna bekleedde hij diverse managementsfuncties, onder andere bij Shell Nederland, de NAM en NUON, en was partner en consultant bij Coopers & Lybrand. Hij is fractievoorzitter van 50PLUS en sinds 17 juni 2021 politiek leider.
- 6.Krachtige VVD-partijbestuurder die ook enige tijd zitting had in de Eerste Kamer. Was advocaat in Rotterdam en voor de KVP in die stad gemeenteraadslid. Stapte in 1973 over naar de VVD. Volgde in 1983 Eegje Schoo op als voorzitter van de Emancipatieraad en werd in 1991 voorzitter van de VVD. Als Eerste Kamerlid woordvoerster volksgezondheid en sociale zaken. Leidde als eerste voorzitter het College van Toezicht Sociale Verzekeringen. Moest echter al na anderhalf jaar het veld ruimen, vanwege de bestuurlijke problemen bij dat college. Haar echtgenoot was onder meer burgemeester van Zoetermeer.
- 7.Op vele terreinen actief CDA-Tweede Kamerlid. Hield zich onder meer bezig met financiën (eerste woordvoerder bij de belastingherziening eind jaren negentig), verkeer en waterstaat (mobiliteit, openbaar vervoer, waterhuishouding), landbouw en beroepsonderwijs. Afkomstig uit de organisaties van de Christelijke plattelandsjongeren en Christelijke boeren en tuinders. Op lokaal gebied politiek actief in de gemeente Noordoostpolder (onder meer wethouder). Fries van geboorte en groot schaatsliefhebber. Was tien jaar burgemeester van een Friese plattelandsgemeente en vijf jaar voorzitter van de Schaatsenrijdersbond.
- 8.Milieudeskundige in de VVD-Tweede Kamerfractie tijdens de paarse kabinetten. Was lange tijd werkzaam bij de Kamer van Koophandel Rotterdam en omstreken, laatstelijk als secretaris. Stond in de Kamer bekend als 'het geheugen van de VROM-commissie'. Had grote kennis van de terreinen waarover hij sprak en formuleerde zorgvuldig zijn standpunten. Geen Kamerlid dat uit was op veel media-aandacht. Was vanaf 2009 tien jaar burgemeester van het Gelderse Rozendaal.
- 9.Uit het bedrijfsleven afkomstig Tweede Kamerlid van D66 tijdens de paarse kabinetten. Was directeur van een installatiebedrijf en voorzitter van de werkgeversorganisatie in de installatiebranche. In de Kamer woordvoerder voor onder meer economische zaken (industriebeleid, winkeltijden) en marktwerking in het openbaar vervoer. Maakte zich sterk voor betere verantwoording van overheidsuitgaven en was vier jaar voorzitter van de commissie voor de rijksuitgaven. Deed van zich spreken toen hij zich zeer kritisch uitliet over de band die tussen het koningshuis en de familie Zorreguieta zou ontstaan door het huwelijk van de prins van Oranje.
- 10.Principiële pacifiste, die vóór zij Tweede Kamerlid werd werkzaam was bij organisaties op het gebied van vredesvraagstukken. Was daarnaast zeer actief in het Interkerkelijk Vredesberaad en als voorzitter van de werkgroep Vrouwen tegen kernwapens. In 1993 was zij samen met Paul Rosenmöller kandidaat voor het (duo-)lijsttrekkerschap van GroenLinks. In de Kamer had behalve de internationale politiek ook het vreemdelingenbeleid haar aandacht. Was na haar Kamerlidmaatschap burgemeester in Noord-Holland.
- 11.Voorman van de RPF en de ChristenUnie in de Tweede Kamer. Was aanvankelijk timmerman en daarna werkzaam in de hout- en bouwmaterialenhandel. Zijn politieke loopbaan begon in Provinciale Staten van Zeeland, waar hij onder meer fractievoorzitter was. In 1994 opvolger van Leerling als politiek leider van de RPF. Hield zich vooral bezig met het financieel-economisch beleid en sociale zaken. Bracht samen met het PvdA-lid Bussemaker een initiatiefwet tot stand over zondagsarbeid. Kwam in opspraak vanwege een op zijn religeuze overtuiging gebaseerde uitspraak over homoseksuelen. Overigens in de omgang een minzaam man, die veel werk maakte van zijn Kamerlidmaatschap. Na de fusie van RPF en GPV enige tijd eerste man van de ChristenUnie.
- 12.Gewiekste en ambitieuze PvdA-politicus die in 2002 Wim Kok opvolgde als partijleider, maar direct na de verkiezingsnederlaag aftrad. Aanvankelijk actief in de PPR en begin jaren tachtig secretaris van een jeugdforum. Stapte in 1982 over naar de PvdA en kwam voor die partij in 1986 in de Tweede Kamer. Spoedig een vooraanstaand lid en vanaf 1989 financieel woordvoerder. Kruiste in het eerste kabinet-Kok als minister van Sociale Zaken regelmatig de degens met minister van Financiën Zalm. Als fractievoorzitter hield hij strak de hand aan de fractiediscipline. Had het imago van carrièrepoliticus en bond daardoor moeilijk kiezers aan zich. Bète noire voor de aanhangers van Fortuyn. Na zijn vertrek uit de Haagse politiek werkzaam bij de Wereldbank, vicepresident van het Ontwikkelingsprogramma van de VN en in 2009-2011 VN-gezant voor Irak. Maakte in 2016-2022 deel uit van de Afdeling advisering van de Raad van State.
- 13.Eerste vrouwelijke voorzitter van de Tweede Kamer en na de verkiezingen van 2002 een half jaar politiek leider van de PvdA. Dochter van een meubelmaker uit de Stellingwerven. Was actief bij de Rooie Vrouwen, bibliothecaresse van de Wiardi Beckman Stichting en assistent van partijvoorzitter Max van den Berg. Werd in 1981 Tweede Kamerlid. Ontpopte zich als een gedegen mediawoordvoerster. Na voorzitter van Kamercommissies te zijn geweest in 1998 tot Kamervoorzitter gekozen. Wist zich in die functie populariteit te verwerven door haar ongedwongen optreden. Was na de verkiezingsnederlaag van 2002 fractievoorzitter, maar werd in oktober dat jaar bij een ledenraadpleging verslagen door Wouter Bos. Werd twee jaar later gedeputeerde van Zuid-Holland, maar bleef dat slechts kort. In 2010 lijsttrekker van de PvdA bij de raadsverkiezingen in Den Haag en daarna acht jaar raadslid.
- 14.Prominente D66'er die van alle markten thuis was. Hield zich in de twaalf jaar waarin hij Tweede Kamerlid was bezig met onder meer financiën, sociale zekerheid, de zorg, buitenlands beleid, defensie, media en economische zaken. Leidde bekwaam de commissie die onderzoek deed naar de uitzending van Nederlandse militairen op vredesmissies en was voorzitter van de enquêtecommissie Srebrenica. Was, gevraagd en ongevraagd, altijd bereid de pers te woord staan en zette dan op heldere wijze de standpunten van zijn partij uiteen. Voor hij Kamerlid werd hoofd voorlichting van de Sociaal-Economische Raad. Verloor in 2006 zijn zetel, omdat Fatma Koser Kaya met voorkeurstemmen werd gekozen.
- 15.Frank de Grave (1955) was van 7 juni 2011 tot 3 september 2018 Eerste Kamerlid voor de VVD. Sindsdien is hij staatsraad bij de Afdeling advisering van de Raad van State. Na werkzaamheden in het bankwezen en het voorzitterschap van de JOVD werd hij in 1982 financieel woordvoerder van de VVD in de Tweede Kamer. In 1990-1996 was de heer De Grave wethouder van financiën in Amsterdam en vervolgens staatssecretaris van Sociale Zaken in het kabinet-Kok I en minister van Defensie in het kabinet-Kok II. Keerde in 2002 terug naar de Kamer als mediawoordvoerder. Kreeg vanaf 2004 leiding over organen in de gezondheidszorg, zoals de Zorgautoriteit. Was daarna voorziter van het bestuur van pensioenfonds PGGM en voorzitter van de Federatie van Medisch Specialisten.
- 16.Tweede en Eerste Kamer kunnen zelfstandig onderzoek instellen naar beleid en projecten en dat onderzoek door Kamerleden laten uitvoeren. Er kunnen daarbij meerdere instrumenten worden gebruikt. Het zwaarste middel is onderzoek op basis van de Wet op de parlementaire enquête (Wpe). Tussen 2016 en 2023 kende de Tweede Kamer ook de mogelijkheid voor het houden van een parlementaire ondervraging. In juli 2023 is de parlementaire ondervraging vervangen door de beknopte parlementaire enquête.
- 17.De Tweede Kamer kan zelfstandig een onderzoek instellen naar beleid en projecten en dat onderzoek door Kamerleden laten uitvoeren. Dit heet het recht van parlementair onderzoek. Onderzoeken worden gedaan door middel van een hoorzitting, een rondetafelgesprek of een parlementaire enquête. Ook de Eerste Kamer heeft het onderzoeksrecht, maar maakt daar beduidend minder vaak gebruik van.