Parlementaire enquête: exploitatie Nederlandse spoorwegen (1881 - 1882)

Met dank overgenomen van Parlement.com.

Nederland kende in de 19e eeuw vele spoorwegmaatschappijen, die zowel in handen van particulieren als van de staat waren. Dit leidde tot de nodige moeilijkheden ten aanzien van het spoorwegverkeer. Op voorstel van onder meer Tak van Poortvliet1 werd daarom in 1881 besloten tot een parlementaire enquête2 naar verbetering van de exploitatie.

Centrale vraag was:

  • - 
    Hoe moet de exploitatie van de Nederlandse spoorwegen worden ingericht zodat deze zo veel mogelijk kan voldoen aan de behoefte van het verkeer?

Onderwerpen die aan de orde kwamen, waren: de ligging van het spoorwegnet, de aansluiting op het buitenland, de verdeling over de verschillende maatschappijen, materieel, personeel, frequentie en vrachtvervoer.

De enquête werd geleid door Tak van Poortvliet. In de commissie zaten zeven leden. Er werden 128 personen gehoord.

In een uitvoerig verslag (bijna 800 pagina's) dat afzonderlijk werd uitgegeven, werd de aanbeveling gedaan het aantal maatschappijen dat belast was met de exploitatie van spoorwegen te beperken tot drie maatschappijen. In 1890 bleven daarvan de Hollandsche IJzeren-Spoorwegmaatschappij (HIJSM) en de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen (SS) over als twee grote spoorwegmaatschappijen. Uiteindelijk zou hieruit in 1937 de NS (Nederlandse Spoorwegen) ontstaan.

Verder werd voorgesteld al het benodigde materieel in Nederland te laten vervaardigen, de rusttijden van spoorwegbeambten beter te regelen, de verkoop van sterke drank aan spoorwegpersoneel op stations zo veel mogelijk te beperken, de controle op plaatsbewijzen te verbeteren en douaneformaliteiten te vereenvoudigen.

Leden

Tak van Poortvliet1 (liberaal)

Corver Hooft3 (conservatief)

Heydenrijck4 (RK)

Van der Hoop van Slochteren5 (ARP), tot maart 1882 (overleden)

Fabius6 (ARP), sedert maart 1882

Kool7 (liberaal)

Mees8 (liberaal)

De Vos van Steenwijk9 (liberaal)

 

Meer over

  • recht van enquête2
  • Parlementair onderzoek: 1875 - heden10

  • 1. 
    Liberale Zeeuwse staatsman in de tweede helft van de negentiende eeuw. Begon als commies-griffier van de Tweede Kamer en was vanaf 1870 een actief Kamerlid, die onder andere de aanzet gaf tot twee enquêtes. Werd in het kabinet-Kappeyne van de Coppello minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid. Behoorde tot de vooruitstrevende liberalen en streefde in zijn tweede ministersperiode (van Binnenlandse Zaken) in het kabinet-Van Tienhoven naar kiesrechtuitbreiding. Ontbond in 1894 de Kamer vanwege het verzet tegen dat voorstel. De verkiezingen stonden geheel in het teken van zijn kiesrechtvoorstel. Was na zijn nederlaag een gebroken man, wiens rol was uitgespeeld. Hem werd wel eens gebrek aan tact en plooibaarheid verweten.
     
  • 2. 
    De Tweede Kamer, de Eerste Kamer en de Verenigde Vergadering hebben een grondwettelijk recht van enquête. Het recht houdt in dat Kamers een onderzoek kunnen instellen naar een specifiek onderwerp, om op die manier de regering te controleren. In de praktijk wordt het recht vooral door de Tweede Kamer gebruikt. De Eerste Kamer en de Verenigde Vergadering hebben het middel nog nooit gebruikt, hoewel er in de Eerste Kamer wel eens pogingen toe zijn gedaan.
     
  • 3. 
    Telg uit een conservatieve Amsterdamse patriciërsfamilie, die door het district Almelo naar de Tweede Kamer werd gezonden. Zijn vader was Tweede- en Eerste Kamerlid en ook Kamervoorzitter. In de hoofdstad advocaat en wethouder. Veelvuldig en gemakkelijk spreker met een wat holle stem. Stemde in 1886 tegen de grondwetsherziening. Somber geklede afgevaardigde, die één van de laatste 1vertegenwoordigers van de conservatieven in de Tweede Kamer was.
     
  • 4. 
    Katholiek negentiende-eeuws politicus die als liberaal begon en later steeds conservatiever werd. Advocaat in Nijmegen en vanaf 1862 afgevaardigde voor het district Nijmegen. Sloot zich in 1867 aan bij de tegenstanders van het conservatieve kabinet, maar keerde zich later tegen democratische hervormingen. Kwam daarbij lijnrecht tegenover Schaepman te staan. Verruilde in 1883 de Tweede Kamer voor de Raad van State. Bleef ook toen echter politiek actief en trachtte in 1884 nog tevergeefs terug te keren in het parlement. In 1890 lid van de Raad van Voogdij.
     
  • 5. 
    Groningse grootgrondbezitter van antirevolutionairen huize. Neef van Groen van Prinsterer. Volgde in 1879 in het district Steenwijk de politieke veteraan Storm van 's-Gravesande op, na bij de verkiezingen de liberale kandidaat te hebben verslagen. Maakte deel uit van de parlementaire enquêtecommissie spoorwegen. Al na drie jaar Kamerlidmaatschap kwam hij te overlijden. Zijn broer volgde hem op.
     
  • 6. 
    Officier van orthodoxen huize uit Delft, die negen jaar de ARP vertegenwoordigde als Tweede Kamerlid. Was in Delft werkzaam bij de artillerie-inrichting en als magazijn- en laboratoriabeheerder bij de munitieschool. Als Kamerlid militair- en onderwijswoordvoerder. Werd later inspecteur van het lager onderwijs. Had allerminst het postuur van een officier en was een matig spreker. Broer van de hoogleraar en staatsraad D.P.D. Fabius.
     
  • 7. 
    Gezagvolle officier, die eind negentiende eeuw liberaal Tweede Kamerlid was. Sprak vlug, maar helder en hield in de Kamer lange redevoeringen over de defensie in eigen land en in Nederlands-Indië. Had als militair specialist 'het gehoor' van de Kamer. Na zijn Kamerlidmaatschap onder andere chef van de generale staf. In het laatste jaar van het kabinet-Pierson minister van Oorlog. Slaagde er toen in korte tijd in alsnog de plannen voor legerhervoming door het parlement te loodsen. Het door hem verdedigde stelsel was zelfs duurder dan het stelsel dat eerder door de Tweede Kamer was verworpen.
     
  • 8. 
    Invloedrijk liberaal Tweede Kamerlid uit een Rotterdamse familie van bankiers. Had echter niet de ambitie en geldingsdrang om minister te worden en weigerde in 1897 een opdracht tot kabinetsformatie. Vertegenwoordigde ruim dertig jaar in de Tweede Kamer de Rotterdamse handelsbelangen. Geen spreker voor de tribune, maar ondanks een zwak stemgeluid had hij steeds het gehoor van zijn medeleden. Werd ook geacht door politieke tegenstanders. Deskundig op fiscaal en financieel gebied, met een wetenschappelijke, filosofische inslag.
     
  • 9. 
    Liberaal die in 1878 voor het district Winschoten in de Tweede Kamer kwam. Zoon van een Drentse oud-Commissaris des Konings. Begon zijn bestuurlijke loopbaan als burgemeester van Nijeveen en vervulde daarna functies in de rechterlijke macht. Was vervolgens een (rijke) herenboer. In de Kamer woordvoerder op diverse beleidsgebieden en behartiger van de belangen van de Groningse landbouw. Lid van de parlementaire enquêtecommissie naar de exploitatie van spoorwegen. Vlug, gemakkelijk spreker, die scherp uit de hoek kon komen.
     
  • 10. 
    De Tweede Kamer kan zelfstandig een onderzoek instellen naar beleid en projecten en dat onderzoek door Kamerleden laten uitvoeren. Dit heet het recht van parlementair onderzoek. Onderzoeken worden gedaan door middel van een hoorzitting, een rondetafelgesprek of een parlementaire enquête. Ook de Eerste Kamer heeft het onderzoeksrecht, maar maakt daar beduidend minder vaak gebruik van.