Parlementaire enquête: toestand in fabrieken en werkplaatsen (1886-1887)

Met dank overgenomen van Parlement.com.

Nadat een wetsvoorstel om overmatige arbeid en verwaarlozing van kinderen door de regering was ingetrokken, namen Goeman Borgesius1 en tien andere Tweede Kamerleden het initiatief voor een parlementaire enquête2 naar de toestand in fabrieken en werkplaatsen. Deze 'Arbeidsenquête' kon wegens ontbinding van de Kamer niet voltooid worden, maar door de verhoren werden wel vele misstanden aan het licht gebracht. De enquête gaf mede de aanzet tot een wet om overmatige en gevaarlijke arbeid door jongeren en vrouwen tegen te gaan.

Vragen waren:

  • - 
    hoe werkte de wetten van 19 september 1874 (het kinderwetje van Van Houten) ook in verband met art. 82 van de wet van 17 augustus 1878;
  • - 
    in hoeverre geven bestaande toestanden aanleiding tot aanvulling en uitbreiding van de wet;
  • - 
    hoe is de toestand van fabrieken en werkplaatsen hier te lande, met het oog op veiligheid, gezondheid en het welzijn der werklieden;
  • - 
    in hoeverre worden overheidsmaatregelen ter verbetering geëist?

Voorzitter van de negen leden tellende enquêtecommissie was de liberaal Verniers van der Loeff3. In de commissie zaten naast Goeman Borgesius onder meer de meubelmaker Heldt4, de Rotterdamse katholieke ondernemer Bahlmann5 en de latere minister van Justitie Ruijs van Beerenbroek6.

Onder meer uit de verhoren van arbeiders van de tegelfabriek van Regout in Maastricht bleek dat er allerlei wantoestanden bestonden in fabrieken, zoals kinderarbeid, lange werktijden en slechte arbeidsomstandigheden.

Het werk van de enquêtecommissie werd later voortgezet door een Staatscommissie. Een door minister Ruijs van Beerenbroek verdedigde wet beperkte in 1890 kinder- en vrouwenarbeid en stelde de Arbeidsinspectie in, die naleving van de wet kon controleren. In 1895 volgde onder meer de Veiligheidswet, die bepalingen bevatte over de veiligheid in fabrieken.

Leden

Verniers van der Loeff3 (liberaal)

Van Alphen7 (ARP)

Bahlmann5 (RK)

Beelaerts van Blokland8 (ARP)

Goeman Borgesius1 (liberaal)

Heldt4 (liberaal)

Ruijs van Beerenbroek6 (RK)

Smidt9 (liberaal)

Van der Sleyden10 (liberaal)

 

Meer over

  • Parlementaire enquêtes en parlementaire onderzoeken11
  • recht van enquête2

  • 1. 
    Vooraanstaand Gronings liberaal politicus, met grote politieke talenten. Pragmatisch ingesteld en gematigd vooruitstrevend. Was onderwijzer en hoofdredacteur van dagblad Het Vaderland. Vervolgens veertig jaar Tweede Kamerlid, waarvan vier jaar voorzitter. Gaf als Kamerlid de aanzet tot de arbeidsenquête van 1886. Leidde na 1893 de fractie van de vooruitstrevende liberalen in de Tweede Kamer. Bekwaam wetgever, die als minister van Binnenlandse Zaken in het kabinet-Pierson onder andere de Woningwet en de Gezondheidswet tot stand bracht. Formeerde in 1905 het kabinet-De Meester, maar nam daarin zelf geen zitting. Als Kamervoorzitter vermaard vanwege zijn versprekingen ('Curiname en Suraçau'). Hield als Kamerlid goed doorwrochte en vurige betogen, die meestal met veel belangstelling werden beluisterd.
     
  • 2. 
    De Tweede Kamer, de Eerste Kamer en de Verenigde Vergadering hebben een grondwettelijk recht van enquête. Het recht houdt in dat Kamers een onderzoek kunnen instellen naar een specifiek onderwerp, om op die manier de regering te controleren. In de praktijk wordt het recht vooral door de Tweede Kamer gebruikt. De Eerste Kamer en de Verenigde Vergadering hebben het middel nog nooit gebruikt, hoewel er in de Eerste Kamer wel eens pogingen toe zijn gedaan.
     
  • 3. 
    Rotterdams advocaat uit een voornaam Zeeuws geslacht, die na zijn loopbaan als strafrechtpleiter gedeputeerde van Zuid-Holland werd en in 1876 in de Tweede Kamer kwam. Stapte na twee jaar over naar de Raad van State, maar keerde in 1884 terug in de Tweede Kamer. Behoorde tot de vooraanstaande (liberale) leden en kreeg in 1886 de leiding van de parlementaire enquête naar de toestanden in fabrieken en werkplaatsen, de zgn. arbeidsenquête. Nauwgezet en actief Kamerlid. Geen overmatig veel sprekend lid, maar als hij dat deed, had hij altijd de aandacht van zijn medeleden.
     
  • 4. 
    Meubelmaker, vakbondsman en liberaal politicus. In 1885 de eerste 'arbeider' in de Tweede Kamer. Oprichter en voorzitter van het Algemeen Nederlandsch Werkliedenverbond. Pleitbezorger van invoering van een staatspensioen en van kiesrechtuitbreiding. Maakte deel uit van de parlementaire enquêtecommissie naar toestanden in fabrieken. In 1886 de enige die bij de behandeling van de Grondwetsherziening voluit koos voor invoering van het algemeen kiesrecht. Sloot zich later aan bij de VDB, maar zijn politieke rol was toen al grotendeels uitgespeeld.
     
  • 5. 
    Belangrijk exponent van de conservatieve vleugel van de katholieken en voornaamste katholieke tegenstander van Schaepman. Kwam uit een familie van textielhandelaren. In de Tweede Kamer hield hij zich vooral bezig met financiën en economische zaken en kwam hij op voor de belangen van de industrie (handelsbescherming). Speelde als president-commissaris een belangrijke rol bij dagblad De Maasbode. Stierf in de vergaderzaal van de Tweede Kamer toen hij fel ageerde tegen het voorstel om de mogelijkheid van plaatsvervanging (remplacering) bij het leger af te schaffen. Hoewel hij de naam gaf aan de club van conservatieve katholieken was hij in veel opzichten een zelfstandig opererend Kamerlid.
     
  • 6. 
    Rooms-katholiek voorman aan het einde van de negentiende eeuw. Dominerend lid van de rechterzijde. Rechter in Maastricht, die vanaf 1880 als afgevaardigde van het gelijknamige district in de Tweede Kamer kwam. Maakte deel uit van de parlementaire enquêtecommissie naar de toestanden in fabrieken en werkplaatsen en was als minister van Justitie in het kabinet-Mackay verantwoordelijk voor de eerste Arbeidswet (1889). Werd later Commissaris van de Koningin in Limburg. Vader van Charles Ruijs de Beerenbrouck. Stond bekend als een echte regent, met veel afstand tot gewone mensen.
     
  • 7. 
    Twentse afgevaardigde voor de antirevolutionairen, die tot de vooruitstrevende vleugel van zijn partij behoorde. Voorstander van kiesrechtuitbreiding. Enige tijd voorzitter van de ARP-Kamerclub. Maakte deel uit van de enquêtecommissie naar de toestand in fabrieken en van de Staatscommissie inzake de arbeidsverzekeringen. Zijn kracht lag niet in de eerste plaats in het houden van openbare redevoeringen, maar meer in het werk in de afdelingen van de Kamer. De laatste jaren van zijn leven als oudste 'deken' van de Tweede Kamer. Beminnelijke, eenvoudige persoon, bescheiden in zijn optreden.
     
  • 8. 
    Negentiende-eeuws politicus, gezant en Tweede Kamervoorzitter na de winst van de rechtse coalitie in 1888. Telg uit een geslacht van Dordtse regenten; orthodox protestant. Was ambtenaar op Justitie en enkele malen Tweede Kamerlid voor de antirevolutionairen. Trad tamelijk zelfstandig op, waarbij hij tot de conservatieve vleugel kon worden gerekend. Dertien jaar gezant van de Zuid-Afrikaanse Boerenrepubliek; een functie die hij combineerde met het Kamervoorzitterschap. Voelde zich sterk verbonden met de calvinistische nakomelingen van Nederlanders in Zuid-Afrika. Klein en tenger en tamelijk ijdel en deftig. Liet zich als gezant graag met enige luister aandienen bij andere gezanten. Als bekwaam jurist maakte hij deel uit van diverse staatscommissies.
     
  • 9. 
    Bekwame archivaris en griffier van de Staten van Drenthe, die als liberaal Kamerlid tot de getrouwen van Kappeyne van de Coppello behoorde en twee keer minister was. Werd in 1871 Tweede Kamerlid voor het district Assen als opvolger van Thorbecke. Behoorde al snel tot de leidinggevende liberalen en werd minister van Justitie in het kabinet-Kappeyne van de Coppello. Na zijn aftreden staatsraad en Gouverneur van Suriname. Keerde in 1888 terug als Kamerlid voor Emmen en werd opnieuw één van de leiders van de liberale fractie. Maakte verder deel uit van de parlementaire enquêtecommissie naar de toestanden in fabrieken en werkplaatsen. In 1891 minister van Justitie in het kabinet-Van Tienhoven. Bracht de Faillissementswet tot stand.
     
  • 10. 
    Waterstaatkundig ingenieur en bekwaam liberaal politicus. Maakte als Tweede Kamerlid deel uit van de enquêtecommissie inzake de arbeidsomstandigheden. Werd in 1894 minister in het kabinet-Röell en bracht enkele belangrijke wetten tot stand. De belangrijkste daarvan was de Veiligheidswet, die arbeiders moest beschermen tegen bedrijfsongevallen. Hij wist ook verbeteringen van kanalen, zoals dat van Gent naar Terneuzen, te bewerkstelligen en bevorderde de tramaanleg. Goed spreker; stenogrammen van zijn redevoeringen behoefden nauwelijks te worden gecorrigeerd.
     
  • 11. 
    Het parlement heeft onder meer de taak de regering te controleren. De Eerste en Tweede Kamer hebben daarom het recht om een onderzoek naar een bepaalde zaak in te stellen. Dit kan sinds juli 2023 de vorm van een parlementair onderzoek, beknopte parlementaire enquete of een reguliere parlementaire enquête hebben.